Leren rekenen in groep vijf
Een van de vakken die op de basisschool wordt onderwezen is rekenen. Niet elke school gebruikt dezelfde methode om de kinderen te leren rekenen, maar scholen zijn wel verplicht om aan het einde van het schooljaar een bepaald niveau van rekenen gehaald te hebben. In groep 3 en 4 van de basisschool is een begin gemaakt met rekenen, in groep 5 wordt hier op verder gewerkt.
Wat moeten kinderen in groep 5 leren?
- Getalbegrip: Aan het einde van groep vijf kunnen de kinderen tellen tot en met 10000.
- Bewerkingen: De rekensommen die de kinderen krijgen, zijn sommen met een uitkomst tot en met (ongeveer) 1000. Er wordt een begin gemaakt met cijferend optellen en aftrekken. Ook gaan de kinderen verder met vermenigvuldigen en delen. Er wordt ook een begin gemaakt met het hoofdrekenen en het schatten.
- Meten en meetkunde: Kinderen gaan verder met meten, de millimeter wordt geïntroduceerd. Er wordt gewogen en ook worden inhoudsmaten duidelijk gemaakt.
- Tijd: De kinderen leren op een analoge klok ook de minuten. De maanden van het jaar worden geleerd.
Getalbegrip
De kinderen leren de getallen te lezen en te schrijven tot en met 10000. De kinderen leren verder te tellen in sprongen. Deze sprongen kunnen nu ook over de tien gaan. Dus sprongen zoals: 10, 20, 30, 40 of 15, 30, 45, 60 worden geleerd. De kinderen worden ook geleerd hoe een heel groot getal is opgebouwd uit eenheden, tientallen, honderdtallen en duizendtallen.
Bewerkingen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Optellen
Het optellen gaat verder met grotere getallen. De kinderen leren getallen op te tellen tot 1000. De kennis die in
groep 3 en
groep 4 is opgebouwd, wordt verder uitgewerkt. De kinderen krijgen sommen aangeboden die voor hun herkenbaar zijn.
Het leren optellen van grote getallen gaat in stappen:
- Allereerst leren de kinderen honderdtallen bij elkaar op te tellen: 200 + 600 = 800
- De volgende stap is het optellen van honderdtallen met tientallen, maar niet verder dan het honderdtal: 150 + 20 = 170
- Daarna wordt er tot aan het volgende honderdtal geteld: 260 + 40 = 300
- De volgende logische stap is met tientallen optellen over het honderdtal heen: 380 + 30 = 410
- Daarna worden ook de eenheden geïntroduceerd: 650 + 73 = 723
- De volgende stap is het optellen van honderdtallen met tientallen bij honderdtallen met tientallen waarbij de tientallen onder de 100 blijven bij het optellen: 250 + 520 = 750
- Als laatste komen de optellingen van honderdtallen met tientallen bij honderdtallen met tientallen waarbij de tientallen over de 100 gaan bij het optellen aan de beurt: 360 + 180 = 540
Cijferend optellen
Vanaf de tweede helft van groep 5 krijgen de kinderen ook cijferend rekenen. Hiermee leren de kinderen grote getallen bij elkaar op te tellen. De op te tellen getallen worden onder elkaar gezet en de getallen worden op die manier van rechts naar links (eenheden naar honderdtallen) bij elkaar opgeteld.
Een voorbeeld
55
32 +
-----
87
Aftrekken
Ook het aftrekken gaat verder met grote getallen. De aftreksommen bevatten nu honderdtallen, waarbij de kennis van het aftrekken, zoals dit geleerd is in de voorgaande groepen, verder uitgebouwd wordt.
De kinderen leren op de volgende manier aftrekken:
- Allereerst leren de kinderen honderdtallen van elkaar af ter trekken: 600 - 200 = 400
- De volgende stap is het aftrekken van honderdtallen met tientallen, maar niet verder dan het honderdtal: 150 - 20 = 130
- Daarna wordt er tot aan het honderdtal afgetrokken: 260 - 60 = 200
- De volgende logische stap is met tientallen aftrekken over het honderdtal heen: 380 - 90 = 290
- Daarna worden ook de eenheden geïntroduceerd: 650 - 23 = 627
- De volgende stap is het aftrekken van honderdtallen met tientallen van honderdtallen met tientallen waarbij de tientallen niet onder de 100 komen bij het aftrekken: 570 - 250 = 320
- Als laatste komt het aftrekken van honderdtallen met tientallen van honderdtallen met tientallen waarbij de tientallen onder de 100 gaan bij het aftrekken aan de beurt: 360 - 190 = 170
Cijferend aftrekken
Vanaf de tweede helft van groep 5 krijgen de kinderen ook cijferend aftrekken. Hiermee leren de kinderen grote getallen van elkaar af te trekken. De af te trekken getallen worden onder elkaar gezet en de getallen worden op die manier van rechts naar links (eenheden naar honderdtallen) van elkaar afgetrokken.
Een voorbeeld
85
14 –
-----
71
Vermenigvuldigen
De kinderen moeten aan het einde van groep 5 alle tafels van 1 tot en met 10 uit hun hoofd kennen, deze tafels worden in deze groep
geautomatiseerd. Ook worden de tafels 12, 15 en 25 aangeboden om uit het hoofd te leren.
Cijferend vermenigvuldigen
Vanaf de tweede helft van groep 5 krijgen de kinderen ook cijferend vermenigvuldigen. Hiermee leren de kinderen grote getallen met elkaar te vermenigvuldigen. De getallen die met elkaar vermenigvuldigd moeten worden, worden onder elkaar gezet en de getallen worden op die manier van rechts naar links (eenheden naar honderdtallen) met elkaar vermenigvuldigd.
Twee voorbeelden
15
7 x
----
105 (7 x 5 = 35 opgeteld bij 7 x 10 = 70. Dit geeft 35 + 70 = 105)
14
12 x
----
28 (2 x 4 = 8 opgeteld bij 2 x 10 = 20. Dit geeft 8 + 20 = 28)
140 (10 x 14)
---- +
168
Delen
In groep 4 zijn de kinderen al begonnen met op een concrete manier te delen. Deze concrete manier (als ik 30 knikkers heb en ik wil deze eerlijk verdelen over 6 kinderen, hoeveel krijgt ieder kind dan) wordt abstracter gemaakt (hoeveel is 30 gedeeld door 6). Deze deeltafels worden geoefend en
geautomatiseerd.
Er worden ook deelsommen met een rest aangeboden: 36 gedeeld door 7 is 5 met een rest van 1.
Vanaf de tweede helft van groep 5 krijgen de kinderen ook cijferend delen. Hiermee leren de kinderen grotere getallen te delen. Per methode kan de techniek verschillen. Sommige methoden gebruiken de staartdelingen.
Breuken
Er wordt een begin gemaakt met de breuken. De term ‘een deel van’ wordt geïntroduceerd. De kinderen leren op speelse wijze om te gaan met simpele breuken. De helft en een kwart worden aan de hand van voorbeelden behandeld.
Schatten
De kinderen leren aan het einde van groep 5 hoe ze sommen kunnen schatten. Kinderen leren schatten hoeveel een antwoord ongeveer zou moeten zijn. Zo worden sommen aangeboden zoals: je koopt 3 spelletjes van 9,95 per stuk. Hoeveel ben je ongeveer kwijt? De bedoeling is dan dat kinderen door krijgen dat je iets minder dan 3 x 10 = 30 euro kwijt bent.
Hoofdrekenen
Ook wordt er een begin gemaakt met hoofdrekenen. In groep 5 leren de kinderen hoofdrekenen. Sommige methodes bieden aparte hoofdrekenenmomenten aan, terwijl andere rekenmethodes het hoofdrekenen tijdens de andere lesstof aanbieden.
Meten en meetkunde
De kinderen in groep 5 gaan verder met de begrippen lengte en gewicht. Naast de centimeter, decimeter en meter, komt nu ook de millimeter en de kilometer aan bod. Ook de temperatuur wordt gemeten. Niet alleen wordt de thermometer afgelezen, ook wordt er een waardeoordeel aan gegeven: is het koud of warm buiten wanneer het 30 graden is? Is het dan erg warm, of gewoon warm?
Ook leren kinderen om te gaan met spiegelbeelden en schaduwen. Welk beeld is er in spiegelbeeld, welke schaduw hoort er bij welk plaatje. Ook plattegronden komen aan bod. Kinderen leren aan de hand van een plattegrond hun weg te vinden.
Tijd
In groep vier hebben kinderen geleerd wat kwartieren zijn. In groep vijf gaan de kinderen verder met de minuten. Dit wordt zowel op de analoge, als op de digitale
klok geleerd. Ook de kalender komt weer aan bod. De kinderen leren de maanden van het jaar en ook de verschillende datums komen aan bod.
Geld
In groep vier hebben kinderen kennis gemaakt met het muntgeld en het briefgeld tot en met 100 euro. Ze leren in groep vijf om hoe je met gepast geld kunt betalen. Ook leren de kinderen hoe ze zelf wisselgeld terug kunnen geven.
Lees verder