Woordenschat aanleren, thuis en op school,schoolprestaties
Woordenschat is de basis voor een goede schoolcarrière. Kinderen die snel een grote woordenschat tot hun beschikking hebben, zullen beter presteren op school. Waar voor kinderen met een kleine woordenschat veel woorden een obstakel zijn tot het verkrijgen van kennis, zal een kind met een grote woordenschat de nieuwe kennis snel kunnen koppelen aan de al bestaande. Het kind zal dus sneller leren en veel meer begrijpen. Bij de taalontwikkeling van een kind kunnen ouders en omgeving een grote rol spelen.
Taalontwikkeling van een kind
Bij de taalontwikkeling doorloopt een kind vier fasen:
Prelinguale fase
Tijdens deze fase ontstaan de eerste woordjes. Een baby hoort geluiden om zich heen en gaat die na verloop van tijd imiteren.
Na ongeveer tien maanden kan een baby al betekenis geven aan bepaalde geluiden.
Vroeg-linguale fase
Tussen ongeveer een en twee en een half jaar begint het kind zelf woorden te maken. Vaak zijn het woorden die volwassenen niet bezigen. De eerste woordjes zijn vaak voorwerpen die benoemd worden. Een kind kan al zinnen met twee woorden maken. Het leert al eenvoudige constructies.
Differentiatiefase
Tussen tweeëneenhalf en vijf jaar leert een kind uitzonderingen en verfijningen in de taal. Op vierjarige leeftijd heeft een kind een woordenschat van ongeveer 2000 woorden minimaal.
Voltooiingsfase
Vanaf vijf jaar beheerst een kind de lidwoorden, de voegwoorden en de medeklinkers.
Woordenschat
Grote verschillen in de ontwikkeling
Tussen kinderen die als vierjarigen op de basisschool komen, zijn grote verschillen in woordenschatontwikkeling. Die verschillen kunnen oplopen van een woordenschat van 500 woorden tot een woordenschat van 3000 woorden.
Belang van een grote woordenschat
Met een grotere woordkennis kan een kind ideeën en denkprocessen beter verwoorden. Lessen kunnen woordelijk worden gevolgd. Er treden geen problemen op met woorden die niet begrepen worden. De leerstof kan veel beter eigen worden gemaakt. Een grote woordenschat levert goede schoolprestaties.
Hoe leert een kind nieuwe woorden
Woord in context
De eerste fase hierin wordt
Labelen genoemd. Het kind leert een woord in een context, bijvoorbeeld door een gesprek of een voorgelezen verhaal. Binnen die context begrijpt een kind het woord.
Categoriseren doet een kind als het dat woord in andere contexten hoort en het woord zo ook begrijpt. Daarna volgt de
Netwerkopbouw. Het kind geeft woorden een plaats binnen een geheel aan betekenissen.
Het is dus zaak dagelijks veel met het kind te spreken, het actief te laten luisteren en het interactief voor te lezen.
Tweetalig opgevoede kinderen
Twee woordvormen
Kinderen die tweetalig worden opgevoed leren van het begin af aan de klanksystemen van twee talen. Zij leren voor elk mens, dier of ding twee woordvormen en hebben nog niet door dat die tot twee taalsystemen behoren. Dat gebeurt pas na verloop van tijd. De opbouwen van het netwerk van de twee talen kunnen elkaar hier en daar overlappen. De kinderen leren dan de "bindingsprincipes" van de twee talen en de zinsbouw. Daarna de woordvormingsregels.
Stille periode
Veel tweetalige kinderen maken een stille periode door. De energie gaat zitten in het leren begrijpen van de tweede taal. Soms gebruiken ze de woorden uit de twee talen door elkaar. Rond het negende jaar spreken ze beide talen in de juiste woordvormen.
Tweede taal
Kinderen die eerst hun eerste taal leren en daarna pas een tweede, hebben een langzamere opbouw van de taalverwerving.
Vaak zijn dit allochtone kinderen die thuis de moedertaal (horen) spreken en slechts op school de tweede taal verwerven. Omgaan met mensen/kinderen die de tweede taal als moedertaal hebben is een pré. Ook veel voorlezen kan de woordenschat en het woordgebruik verbeteren.
Strategieën voor het aanleren van woorden
Met strategieën kunnen grotere kinderen zelfstandig woorden leren. Strategieën zijn handvatten die kinderen gebruiken om woordbetekenissen af te leiden (bijvoorbeeld uit titels van teksten, kopjes en illustraties). Een strategie is ook het analyseren van een woord (ken ik er al een deel van?), gebruik maken van de verbale en non-verbale context en gebruik maken van een bron uit de moedertaal. De laatste stap is het ophalen van het woord uit het geheugen en het kunnen gebruiken van het nieuw geleerde woord in een eigen context.
Zowel ouders als leerkrachten kunnen dus heel veel doen om hun kinderen een grotere woordenschat te laten veroveren. Laat ons in elk geval beginnen met voorlezen en veel praten met het kind, over van alles en nog wat.
Lees verder