Hoe leren kinderen taal begrijpen, spreken en gebruiken?
Kinderen leren taal op twee manieren: een kind heeft een aangeboren taalvermogen en leert dus vanuit de eigen interesse daarvoor en natuurlijk door de mensen in zijn omgeving die de taal gebruiken en aanbieden. Ouders gaan in op wat een kind zegt of probeert te zeggen en helpen het de taal op een juiste manier te gebruiken. De hele dag door is er, als het goed is, interactie tussen kinderen en de taalsprekenden om hen heen. Die interactie zorgt voor het leren van een taal.
Hoe leren kinderen taal
- Tussen hun geboorte en hun vierde jaar leren kinderen een taal begrijpen, spreken en gebruiken.
- De taal is nodig in dagelijkse situaties.
- Kinderen leren taal door imitatie.
- Interactie met taalgebruikers is vereist.
- Kinderen hebben een aangeboren vermogen om regels in de taal te ontdekken.
- Ze experimenteren en leren door fouten.
- Naarmate ze ouder worden zien ze verband tussen gesproken en geschreven letters/woorden/zinnen.
Intrinsieke motivatie
Interesse voor leren
Mensen in het algemeen, en kinderen in het bijzonder, leren omdat ze een aangeboren interesse hebben voor nieuwe dingen. Kinderen willen leren. Ze zijn nieuwsgierig naar alles wat nieuw voor hen is. Van groot belang is dus, dat bij het leren van een taal, kinderen interactief die taal kunnen leren.
Motivatie moet blijven
Mensen om hen heen moeten zorgen dat die motivatie blijft bestaan. Als een kind iets vraagt, is het van belang antwoord en eventueel uitleg te geven. Als een kind over iets vertelt, dat het beleefd heeft, ga erop in en praat er met het kind over. Door de interactie ontstaat de mogelijkheid een kind inhoudelijk en taaltechnisch verder op weg te helpen met zijn taalgebruik.
Gardner
De van Harvard (V.S.) afkomstige Howard Gardner ziet bij mensen cultuurgebonden verschillen om problemen op te lossen en dingen te maken. De intelligentie waarmee zaken opgelost worden, is vaak ook cultuurgebonden.
Zeven intelligenties in alle culturen
Gardner stelt dat er zeven intelligenties bestaan die in alle culturen voorkomen:
- Verbale intelligentie (alle mensen kunnen taal leren).
- Logische intelligentie ( mensen kunnen redeneren, verbanden leggen en abstracte patronen herkennen).
- Ruimtelijke intelligentie ( het maken van beelden en afbeeldingen).
- Lichamelijke intelligentie ( leren door aanraking en beweging).
- Muzikale intelligentie ( mensen zijn gevoelig voor maat, ritme en melodie).
- Interpersoonlijke intelligentie ( de mens heeft het vermogen tot communiceren, organiseren, bemiddelen en manipuleren).
- Intrapersoonlijke intelligentie ( men is bewust van de eigen originaliteit, gevoelens en intuïtie).
Bewust zijn van intelligenties
Om al deze intelligenties zich op een goede manier te laten ontwikkelen, moeten volwassenen zich ervan bewust zijn. In de Westerse wereld worden verbale en logische intelligentie sterk op prijs gesteld. Maar ook de andere intelligenties dienen ontwikkeld te worden om een klein mens een volwaardige volwassene te laten worden.
Ervaring, weetjes, mening en fantasie
Ervaring
Bij het verwoorden van een ervaring gaat het om hoe iets er uitzag, hoe iets plaatsvond, hoe het voelde en wat iemand erbij dacht. Men gaat actief zoeken naar woorden die dit alles duidelijk maken, die er het beste bij passen.
Weetjes
Als men vertelt wat men weet van een onderwerp kunnen er feiten, illustraties, gelezen zaken, gehoorde dingen in het hoofd opkomen. Er wordt gereproduceerd.
Mening
Voor kinderen is het vaak moeilijk een echte eigen mening te geven. Kinderen zijn nog bang af te wijken van de standaardmening. Een mening is meer sociaal-emotioneel dan talig. Laat kinderen hun eigen formuleringen gebruiken om te laten zien wat ze denken en voelen.
Fantasie
Fantasie bestaat uit beelden in je hoofd. Vooral jonge kinderen halen de werkelijke en gefantaseerde beelden in hun hoofd door elkaar. In feite beschikt elk mens over fantasie en we werken er voortdurend mee.
Maria Montessori: "Het is net zo onzinnig om tegen fantasie te zijn, als om tegen denken en voelen te zijn".
Gunstige taalontwikkeling
Schriftelijke taal heeft grote invloed op de mondelinge taal.
Door geschreven taal maken kinderen kennis met:
- woordkeus waarover is nagedacht
- nieuwe/andere woordenschat
- juiste zinsbouw
- goede tekstopbouw
- uitdrukkingen
- emoties
Voorlezen en lezen
Kinderen die veel worden voorgelezen, én kinderen die zelf veel lezen, ontwikkelen een grote eigen woordenschat en zullen die steeds meer gaan bezigen in hun eigen taalgebruik. Af en toe een woord niet begrijpen is geen probleem, omdat lezers ook strategieën ontwikkelen om door de context toch te begrijpen waar het om gaat.
Kinderen die stripverhalen lezen, leren veel nieuwe woorden omdat de illustraties bijdragen aan het begrijpen van een nieuw woord.
Prentenboeken voor kleinere kinderen hebben hetzelfde doel.
Interactief
Voorlezen, en dan interactief, speelt in op de interesses van kinderen en vergroot gemakkelijk hun taalgebruik als over de voorgelezen verhalen wordt uitgewisseld. Laat kinderen vertellen en vragen zo veel ze willen.
Leesstrategieën
Wat oudere kinderen kunnen door interactie beter begrijpen waar een tekst over gaat, ze leren begrijpend lezen door zich dingen af te vragen:
- Wat betekent dat woord, die zin?
- Wat voel ik bij / vind ik van dit stuk?
- Wat is mooi of lelijk?
- Kan ik het in mijn eigen woorden zeggen wat er staat?
- Wat weet ik al van dit onderwerp?
- Wat weet ik door deze tekst wat ik nog niet wist?
- Wat begrijp ik niet?
Door al deze leesstrategieën leren kinderen de taal beter begrijpen en daardoor ook hun woordenschat uit te breiden.
Belangrijk is dat nieuwe woorden een samenhang hebben met de oude. Er moet een verband zijn voor het kind. Dan kan het ook de nieuwe woorden in dat verband leren gebruiken. Later zal het zelfstandig de nieuwe woorden ook in andere verbanden gebruiken. Dan is het "nieuwe" woord een eigen woord geworden.
Lees verder