De taalontwikkeling van tweetalige kinderen
In Nederland wonen steeds meer allochtonen. Onderwijzers en docenten krijgen dan ook steeds vaker te maken met kinderen die thuis een andere taal spreken. Dit artikel gaat in op tweetaligheid. Wat is dat precies? Welke vormen zijn er? En hoe verloopt de taalontwikkeling van tweetalige kinderen?
Definitie
Tweetaligheid is het afwisselend kunnen gebruiken van twee talen in diverse communicatieve situaties. Als kinderen beide talen even goed beheersen is er sprake van gebalanceerde tweetaligheid. Dit komt echter weinig voor. In de meeste gevallen is een taal de dominante taal.
Twee vormen van tweetaligheid
Er worden twee vormen van tweetaligheid onderscheiden (van Hell, 2004 en Klooster, 2006).
1. Simultane tweetaligheid
Van simultane tweetaligheid is sprake als kinderen beide talen gelijktijdig verwerven. Ze krijgen dan van jongsaf twee talen aangeboden. Van beide talen moeten ze apart de morfologie en syntaxis verwerven. In elk van de talen maken kinderen dezelfde taalontwikkeling door als hun eentalige leeftijdsgenoten. Om simultane taalverwerving goed te laten verlopen is het van belang dat er in een situatie een taal wordt gesproken. Bijvoorbeeld thuis altijd Turks en op school altijd Nederlands (Klooster, 2006).
2. Successieve tweetaligheid
We spreken van successieve tweetaligheid als een kind opgroeit met één taal in de thuissituatie en op een later tijdstip in aanraking komt met de tweede taal. Het kind heeft een duidelijke basis in de eerste taal en leert de tweede taal na de derde verjaardag. Het kind bouwt voort op de eerste taal in het verwerven van de tweede. Ook hierbij is het belangrijk dat er in een situatie een taal wordt gesproken.
Verwerving van de tweede taal
Verwerving kan plaatsvinden door
immersie in de tweede taal (onderdompeling) of binnen een leersituatie. Door middel van immersie zal een tweede taal meestal sneller en beter geleerd worden. Immersie kan overgaan in
submersie oftewel overspoeling. De vaardigheid in de tweede taal ontwikkelt zich dan sneller dan in de thuistaal, omdat de thuistaal niet voldoende mee-ontwikkelt (van Hell, 2004). Een kind dat leert in het Nederlands, zal na verloop van tijd meer woorden in het Nederlands kennen en zich beter uit kunnen drukken in het Nederlands dan in de thuistaal. Natuurlijk is dit ook afhankelijk van andere factoren, zoals het opleidingsniveau van de ouders en de taal die er met leeftijdsgenoten gesproken wordt (van Hell, 2004).
Fasen in de tweedetaalverwerving
In de successieve tweedetaalverwerving is er vaak sprake van een
stille periode. De meeste kinderen zijn een tijdje stil als ze beginnen met de verwerving van de tweede taal. Deze periode is normaal. Kinderen luisteren in deze periode goed naar de tweede taal en maken zich zo de klanken, woorden en zinsconstructies eigen. Na een tijdje begrijpen kinderen wat van de taal en gaan ze in
telegramstijl praten. Ze gebruiken woorden of korte zinnetjes die nodig zijn in de dagelijkse routine. De woordenschat breidt zich steeds meer uit, evenals de lengte en complexiteit van de zinnen. Soms vermengen kinderen beide talen. Na verloop van tijd zal dit vanzelf weer normaal worden.
Conclusie
Tweetaligheid is dus niet per definitie een taalachterstand of een groot probleem. Tweetalige kinderen hebben wel extra aandacht nodig en zullen er langer over doen om het Nederlandse te leren dan eentalige kinderen (van Hell, 2004). Kinderen met een goede basis zullen echter weinig problemen hebben om de taal snel op te pakken. Tot twaalfjarige leeftijd zijn ze zeer goed in staat om meerdere talen vloeiend te leren spreken. De ontwikkeling van de moedertaal is een belangrijke factor in de tweedetaalverwerving. Een kind dat zijn moedertaal goed beheerst, zal een tweede taal ook sneller beheersen. Het kent veel begrippen in de moedertaal al, kent algemene taalregels en leert zich uit te drukken in de moedertaal (Klooster, 2006).