Ik leer lezen: de theorie achter leren lezen
Leren lezen hangt nauw samen met leren schrijven. Uw kind maakt bijvoorbeeld fantasieletters: de letters zijn meer tekeningen dan letters uit het alfabet. Pas later komt het besef dat klanken bij bepaalde letters horen. Hiermee begint ook het proberen te lezen van woorden. Hoe leert uw kind lezen?
De vroege schrijfontwikkeling: schriftconventies
In veel gevallen begint een kind spontaan te schrijven. Woorden worden in tekeningen weergegeven en lijken in eerste instantie niet op de letters zoals ze in het alfabet voorkomen. Totdat het kind ongeveer 4,5 jaar is, blijven geschreven woorden een getekende weergave van de interpretatie van het kind zelf. Dit worden ook wel pseudo-letters of scribbles genoemd. Toch gaat het kind steeds meer aspecten van schrijven toepassen, ook al zijn de gebruikte ‘letters’ pseudo-letters. Zo worden de scribbles steeds meer op een lijn geschreven, alsof er echt een verhaal/woord geschreven wordt. Ook wordt er (in Nederland) geschreven van links naar rechts. De kennis van de manier waarop taal wordt gebruikt (schriftconventies) is erg belangrijk voor de verdere leesontwikkeling, omdat het helpt begrijpen hoe teksten gelezen moeten worden. Het zijn als het ware de randvoorwaarden voor lezen. Een kind leert deze schriftconventies door te kijken naar anderen: hoe lezen zij een boek? Zeker met
voorlezen is deze deelvaardigheid van lezen te bevorderen.
Het fonologisch beginsel: elke letter heeft een klank
Naarmate het kind ouder wordt, krijgt het steeds beter door dat letters een bepaalde klank vertegenwoordigen. Dit wordt foneembewustzijn genoemd. Ze herkennen letterklanken in woorden en kunnen deze steeds beter uitspreken. Na zeven maanden leesonderwijs kunnen de meeste leerlingen alle koppelingen maken tussen letters en klanken en kunnen ze de losse klanken van eenlettergrepige woorden samenvoegen tot het woord (zoals van ‘boom’, ‘vis’ of ‘roos’). Dit wordt auditieve synthese genoemd.
In het begin kent het kind woorden als één klank. Dit betekent dat ‘boom’ als één klank gezien wordt, in plaats van ‘b-oo-m’. Naarmate er moeilijkere woorden worden aangeboden, wordt dit steeds lastiger. Het is handig om de verschillende klanken uit het woord te kennen, oftewel een woord auditief te analyseren. Woorden en lettergrepen worden eerst vervangen door onsets (b-, st-, r-) en rimes (-oom van bijvoorbeeld boom) en vervolgens door nog kleinere eenheden: fonemen. Met de fonemen zouden volgens de lexicale herstructurering theorie (het steeds meer opdelen van de klanken) steeds moeilijkere woorden uit te spreken zijn voor kinderen. Dit is het fonemische beginsel in de basis: elk foneem wordt steeds door dezelfde letter weergegeven en elke letter correspondeert met slechts één foneem. Vanaf groep 3 wordt er weer meer ingespeeld op directe woordherkenning en de klank daarvoor. Dit betekent dat lezen dus begint met ‘b-oo-m’, vervolgens ‘b-oom’ en ten slotte direct ‘boom’. Hierdoor wordt de vlotheid van lezen bevorderd.
Het fonemisch beginsel uitbreiden
Voor het kind betekent dit dat het steeds meer doorheeft dat ook de plaats van de letter en de opbouw van het woord effect kan hebben op de uitspraak van de klank. Een voorbeeld is ‘zaal’ en ‘zalen’. In beide woorden spreekt u de ‘aa’ of ‘a’ hetzelfde uit, terwijl er toch een verschil in schrijfwijze is. Deze klankgroepsstructuur (de uitspraak van lettergrepen) wordt steeds meer geïntegreerd bij het lezen van verhalen. Door de uitbreiding van de kennis van het fonemisch beginsel (klank-letter structuur, klankgroepstructuur) wordt ook de leesvaardigheid uitgebreid.
De Nederlandse leesregels meer toepassen
Na groep 3 kent uw kind in principe de basisregels van lezen: de schriftconventies en de combinaties tussen letters en klanken. Vanaf dan wordt er steeds meer gericht op een kwantitatieve ontwikkeling: steeds meer woorden worden meer accuraat en sneller als een geheel herkend. Ook worden andere regels voor uitspraak meer en meer toegepast, zoals het
morfologisch beginsel en het
etymologisch beginsel.
Lees verder