Spelling in de Nederlandse taal: hoe is dat opgebouwd?
Orthografie is een systeem van regels waarmee gesproken taal in geschreven vorm kan worden omgezet. De belangrijkste regel is dat elk foneem wordt weergegeven door één apart teken. Dit is het fonologisch beginsel. Daarnaast kennen we het morfologisch beginsel en het etymologisch beginsel. Deze bepalen het spellingproces van de Nederlandse taal. Wat zijn de regels?
Het fonologisch beginsel
Het fonologische beginsel houdt in dat elk foneem door steeds dezelfde tekens (alfabetletters) wordt weergegeven en dat elke teken correspondeert met slecht één foneem. Een foneem is een spraakklank met een woordonderscheidende functie. Als een woord klankzuiver is, wordt het gespeld volgens het fonologisch beginsel.
Het belangrijkste is dus dat we woorden zoveel mogelijk schrijven als dat ze klinken.
Hierop kent het Nederlands een aantal uitzonderingen:
Minder letters dan fonemen
Het alfabet kent minder letters dan er fonemen zijn. Daarom maken we gebruik van digrafen: dit zijn combinaties van twee letters die samen één foneem aanduiden. Voorbeelden van digrafen zijn bijvoorbeeld ‘aa’, ‘ie’ of ‘ng’.
Er wordt geen rekening gehouden met omringende letters
Ook gebruiken we soms één letter met meerdere fonemen, zoals de ‘o’ in ‘bommen’ en ‘bomen’. Alhoewel we één ‘o’ zien, wordt de uitspraak anders door de omringende letters. In ‘bommen’ klinkt de ‘o’ kort, terwijl in ‘bomen’ diezelfde ‘o’ lang klinkt (meer als ‘oo’).
Verbindingsklanken worden niet geschreven
Sommige woorden spreken we anders uit dan dat we ze schrijven. Een voorbeeld hiervan is het woord ‘werk’. We spreken dit meer uit als ‘wer-rek’. Deze verbindingsklank wordt echter niet geschreven zoals je dat volgens het fonologische beginsel wel zou verwachten.
De klankgroepsstructuur bepaald de spelling van fonemen
Een klankgroepsstructuur is uitspraak van een lettergreep. Zo geldt bijvoorbeeld dat bij ‘zaal’ de aa lang wordt uitgesproken door de lange klinkers (gespannen vocalen). Hoor je dus een lange klank in een gesloten lettergreep, dan schrijf je een dubbele klinker. Hoor je echter een lange klank bij een open lettergreep, zoals bij ‘za-len’, dan schrijven we één klinker. Dit betekent tevens dat bij een korte klank, zoals bij ‘bommen’, je een dubbele medeklinker schrijft. Hierdoor wordt de klinker (de ‘o’) kort. Tot slot geldt dat we bij digrafen, zoals ‘ch’ in ‘kachel’ geen verdubbeling geldt.
Hieruit komen twee regels voort:
De lange klinkerregel
- In de lettergreep een lange klank: zaal (een dubbele klinker – aa)
- Eind van de lettergreep een lange klank: za-len (een enkele klinker – a)
De dubbele-medeklinkerregel
- Korte klank in de lettergreep: slap-pe (een dubbele medeklinker)
- Korte klank in de lettergreep bij een digraaf: kachel (geen verdubbeling van de digraaf – ch).
Het morfologisch beginsel
Een morfeem is een betekenisdragende element van een woord. Deze moeten steeds op dezelfde manier geschreven worden. Er bestaan twee soorten morfemen:
- Vrije morfemen: betekenisdragende elementen die zelfstandig voor kunnen komen. Een voorbeeld is ‘roest’. Dit woord kan op zichzelf staan, maar er kan ook bijvoorbeeld ‘roestvrije’ van gemaakt worden.
- Gebonden morfemen: De kunnen niet zelfstandig voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld ‘her’, ‘on’ of ‘ig’.
Bij de uitspraak geldt dat als woorden worden samengevoegd, waardoor er twee gelijke medeklinkers na elkaar komen, er in de uitspraak één verdwijnt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de samenvoeging van ‘kleur’ en ‘rijk’. Het woord ‘kleurrijk’ wordt uitgesproken als ‘kleu-rijk’. ‘Handdruk’ is nog zo’n woord; de uitspraak is meer ‘han-druk.
Het morfologisch beginsel kent twee regels.
Nummer 1: Regel van gelijkvormigheid
Deze regel houdt in dat woorden, maar ook een stam, voor- of achtervoegsel, zoveel mogelijk op dezelfde manier geschreven moet worden. Hierdoor schrijven we bijvoorbeeld land door ‘landen’ – op basis van het fonologisch beginsel zou dit eigenlijk ‘lant’ moeten zijn. Hetzelfde geldt voor het werkwoord ‘hebben’ en ‘ik heb’ – in uitspraak klinkt dat meer als ‘hep’.
Uitzonderingen
Toch zijn ook op deze regel weer uitzonderingen, namelijk bij verlies van stem bij de [v] en [z]. Zo schrijven we ‘huis’ in plaats van ‘huiz’ van ‘huizen’. Ditzelfde geldt bij ‘duif’ van ‘duiven’.
Nummer 2: De regel van analogie
Deze regel stelt dat we woorden op dezelfde manier schrijven zoals we dat bij soortgelijke woorden zouden doen. Daarom geldt bijvoorbeeld ‘je wordt’ met een ‘t’, omdat we ook ‘je werkt’ schrijft. Ook schrijven we ‘najaarsstorm’ op basis van ‘najaarsopruiming’.
Uitzonderingen
Toch, ook hier, weer uitzonderingen. Zo schrijven we bijvoorbeeld weer niet ‘je eett’. Hetzelfde geldt bij de tussen-s: ‘oorlogsverklaring’, maar ook ‘oorlogvoerende’.
De algemene regels van het morfologisch beginsel
- We schrijven woorden zoveel mogelijk gelijk.
- Het morfologisch beginsel gaat vóór het fonologisch beginsel, maar de lange klinkerregel en dubbele medeklinkerregel gaan voor het morfologisch beginsel.
Het etymologisch beginsel
Het etymologisch beginsel perkt het fonologisch beginsel in. Het bepaalt dat bij een keuze tussen twee schrijfmogelijkheden de vroegere schrijfwijze de vorm van het woord beslist. Hierdoor hebben gelijkklinkende fonemen toch verschillende schrijfwijzen, bijvoorbeeld ‘dauw’ en ‘touw’ of ‘prijs’ en ‘reis’. Dit geldt ook voor leenwoorden: woorden die uit een andere taal komen. Deze worden gespeld volgens het orthografisch systeem van de taal van herkomst. We schrijven daarom ‘hockey’ in plaats van ‘hokkie’. Hetzelfde geldt voor ‘weekend’ (‘wiekent’) of ‘synthese’ (‘sinteze’).