Engelse grammatica: Waarom heb je "do" nodig?
De grammatica van het Engels lijkt redelijk veel op het Nederlands, dus dat vereenvoudigt het leren. Helaas zetten alle overeenkomsten ons op het verkeerde been, want niet alles is hetzelfde. Een van de grammaticaregels die beduidend anders is, is het gebruik van "do". Waarom heb je voor veel zinnen dat extra werkwoord nodig?
Het gebruik van "do" als hulpwerkwoord wordt onder taalkundigen do-support genoemd (doen-ondersteuning). We zien dit verschijnsel ook in het Nederlands, maar alleen in Child-Directed Speech ofwel taal die aan kinderen gericht is. Wij zeggen bij volwassenen "we poetsen onze tanden", maar kinderen horen "we doen onze tanden poetsen".
Woordvolgorde in het Engels en Nederlands
Elke taal heeft een basiswoordvolgorde. Voor het Engels is dat SVO, maar voor het Nederlands SOV. De S staat voor subject (onderwerp), de V voor verb (werkwoord) en de O voor object (lijdend voorwerp). Het Nederlands en Engels verschillen dus in de plaatsing van het werkwoord: in het Engels na het onderwerp en in het Nederlands achteraan in de zin.
Wie naar eenvoudige Nederlandse zinnen kijkt, vindt echter iets anders; het werkwoord staat helemaal niet achteraan maar na het onderwerp net als het Engels. Waarom zeggen we toch dat het Nederlands SOV is? Laten we eens wat zinnen vergelijken.
Zin | Taal | Zinsdeel 1 | Zinsdeel 2 | Zinsdeel 3 | Zinsdeel 4 |
1 | Nederlands | Ik | zie | de bal. | |
1 | Engels | I | see | the ball. | |
2 | Nederlands | Morgen | ga | ik | naar het strand. |
2 | Engels | Tomorrow | I | go | to the beach. |
3 | Nederlands | Hoewel het geen zin had, | moest | Peter | huilen. |
3 | Engels | Although it was useless, | Peter | had to | cry. |
4 | Nederlands | Hij | heeft | drie uur | staan wachten. |
4 | Engels | He | was waiting | for three hours. | |
In de eerste zin zijn het Nederlands en Engels exact hetzelfde; je ziet SVO in beiden. De andere drie zinnen laten zien dat er wel degelijk verschillen zijn. Als we de zin beginnen met een bijwoord (zoals morgen) of een bijzin (zoals "hoewel het geen zin had"), volgt in het Engels het onderwerp, maar in het Nederlands het werkwoord. In de laatste zin worden de werkwoorden in het Nederlands gesplitst, maar in het Engels niet.
In bijzinnen staat het werkwoord achteraan (zie: hoewel het geen zin
had), maar in hoofdzinnen niet (zie: ik
zie de bal). Taalkundigen verklaren dit als volgt. De basiswoordvolgorde in het Nederlands is SOV, maar er is een extra regel: de V2-regel. V2 staat voor verb second ofwel werkwoord tweede. Deze regel houdt in dat in een Nederlandse zin een werkwoord op de tweede plaats moet staan. Kijk maar in de tabel naar de Nederlandse zinnen. Het maakt niet uit wat op de eerste plaats staat – een onderwerp in zin 1 en 4, een bijwoord in zin 2 of een bijzin in zin 3 – er staat altijd een werkwoord op de tweede plaats. In zin 4 zijn er meerdere werkwoorden en het hulpwerkwoord vult de tweede plaats op, maar de andere werkwoorden staan achteraan (SOV)
Hierin verschilt het Nederlands dus duidelijk van het Engels. In de Engelse zinnen is de volgorde strikt SVO, ook als er een bijwoord (zin 2) of een bijzin (zin 3) aan vooraf gaat. De werkwoorden splitsen zich ook niet op zoals in het Nederlands wel gebeurt (zie zin 4).
De conclusie over basiswoordvolgorde is dus dat het Engels strikt SVO is, terwijl het Nederlands SOV met V2 is.
Do-support
Wat heeft woordvolgorde nu met "do" te maken? Alles!
Voor talen met een losse woordvolgorde zijn er ander signalen die de hoorder of lezer vertellen wat voor soort zin het is. In talen als het Nederlands en Engels die streng de regels volgen, signaleert een verandering in woordvolgorde ook een andere zinssoort.
De standaardzin is een declaratieve zin; er wordt een bepaalde situatie of actie in beschreven. Als de basiswoordvolgorde wordt gebruikt, dan is het dus deze soort, veelvoorkomende zin. Afwijkende zinnen zijn o.a. vraagzinnen en ontkenning; deze krijgen een andere volgorde.
Vraagzinnen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen vragen met een vraagwoord (wat, wie, waar, etc.) en ja/nee vragen. Laten we naar de ja/nee vragen kijken, omdat de verschillen dan duidelijker zijn. Het principe is hetzelfde voor vraagwoordvragen.
In zowel het Nederlands als het Engels vinden we inversie, het omwisselen van onderwerp en werkwoord, om een ja/nee vraag aan te duiden. In het Nederlands kun je dat met alle werkwoorden doen, maar in het Engels alleen met de zogenaamde modale werkwoorden (bijv. kunnen, moeten, mogen, zullen). Als er een niet-modaal werkwoord wordt gebruikt, verschijnt “do” om te helpen.
Taal | Zinsdeel 1 | Zinsdeel 2 | Zinsdeel 3 | Rest |
Nederlands | Ik
Zie | zie
ik | de bal.
de bal? | |
Engels | I
Do | see
I | the ball.
see |
the ball? |
Nederlands | Hij
Heeft | heeft
hij | het
het | gedaan.
gedaan? |
Engels | He
Did | did
he | it.
do |
it? |
Nederlands | Ik
Kan | kan
ik | je
je | helpen.
helpen? |
Engels | I
Can | can
I | help
help | you.
you? |
Omdat het Engels zo strikt is met de SVO woordvolgorde, kunnen normale werkwoorden niet omwisselen. Om de plaats van het werkwoord op te vullen, wordt een leeg, betekenisloos werkwoord gebruikt: to do. Taalkundigen noemen dit een dummy verb.
Ontkenningen
Een vergelijkbaar verschijnsel zien we bij ontkennende zinnen. In het Engels moet de ontkenning na het werkwoord volgen, maar alleen aan modale werkwoorden kan "not" geplakt worden. Alle andere werkwoorden hebben ook het lege werkwoord "do" nodig zodat de tweede plek in de zin nog steeds een werkwoord is. Kijk maar naar onderstaande zinnen als voorbeeld.
Zinsdeel 1 | Zinsdeel 2 | Zinsdeel 3 | Zinsdeel 4 |
He | did | it. | |
He | didn't | do | it. |
The dog | bites | burglars. | |
The dog | doesn't | bite | burglars. |
You | should | go | abroad. |
You | shouldn't | go | abroad. |
Lees verder