Foutloos schrijven: Werkwoorden

T ex-kofschip
Iedereen zegt altijd dat wanneer je een voltooid deelwoord of verleden tijd van een woord maakt van een werkwoord, je gebruik moet maken van ’t kofschip’ om erachter te komen of je het met een d of een t moet schrijven. Dit klopt niet helemaal, omdat hier niet alle letters inzitten die je nodig hebt. Beter is om gebruik te maken van ’t ex-kofschip’. Maar hoe werkt het ex-kofschip nu eigenlijk? Hoewel iedereen het op school heeft geleerd, blijft het voor veel mensen een lastig punt. Daarom begin ik mijn artikel hiermee.Voor het ‘t ex-kofschip’ kun je de klinkers weglaten. Je houdt dan de volgende medeklinkers nodig:
TXKFSCHP
Wanneer je een werkwoord in verleden tijd wilt gebruiken, haal je ‘en’ eraf. Bijvoorbeeld:Faxen – ‘en’ = Fax
Je kijkt dan naar de laatste letter. Dit is een x. De x staat wel in t ex-kofschip, wat betekent dat je het met een t moet schrijven.gefaxt of: faxte/faxten
Wanneer de laatste letter niet tussen de medeklinkers van ‘t ex-kofschip’ staat, eindig je met een D. Een voorbeeld:Barbecueën – ‘en’ = Barbecue
Omdat je alleen de medeklinkers mag gebruiken van ’t ex-kofschip’, staat de ‘e’ er niet in en.Het wordt dan dus: gebarbecued of:
barbecuede/barbecueden
Je moet altijd ‘en’ van het woord maken en er dus geen ik-vorm van maken. Wanneer je bijvoorbeeld het woord verhuizen gebruikt:Verhuizen – ‘en’ – verhuiz
En dus niet verhuisAls je deze fout wel maakt, zul je het woord ook verkeerd opschrijven. De z staat namelijk niet in ’t ex-kofschip’, maar de s wél. Vergeet dit dus nooit meer: Altijd ‘en’ eraf halen, hoe vreemd en raar dit er ook uitziet.
Verleden tijd
Het zal niet altijd goed zijn om met ’t ex-kofschip’ te werken. Denk bijvoorbeeld aan werkwoorden als ‘zijn’ en ‘lopen’. Deze werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. ‘Waren’ en ‘liepen’ dus. Wanneer je niet zeker weet wat de verleden tijd van een werkwoord is, zoek dit dan op in het woordenboek.Tegenwoordige tijd
De tegenwoordige tijd is niet zo heel moeilijk. Je moet het alleen wel doorhebben en onthouden. In de tegenwoordige tijd maken we gebruik van een schema dat in principe altijd hetzelfde is:- Ik: stam
- Hij/zij/jij: stam+t
- Wij: hele werkwoord
Dus:
- Ik: verhuis (en hier is het dus niet verhuiz)
- Hij/zij/jij: verhuist
- Wij: verhuizen
Of:
- Ik: word
- Hij/zij/jij: wordt
- Wij: worden
Wanneer het werkwoord een t bevat, komt er geen extra t achter, dus:
- Ik: praat
- Hij/zij/jij: praat
- Wij: praten
Als in een zin het woord je achter het werkwoord komt te staan, hoort er geen t bij. Zoals bijvoorbeeld:
Loop je even met me mee?
Bij u is dit echter niet het geval, kijk maar:Loopt u even met me mee?
D of dt?
Het wil nog wel eens misgaan bij woorden die zowel een voltooid deelwoord als de stam kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan het woord bedoeld of bedoelt. Wanneer schrijf je nu wat?In het algemeen geldt:
- Hij bedoelt het niet zo.
- Hij heeft het niet zo bedoeld.
Het voltooid deelwoord is te herkennen omdat er al een ander werkwoord eerder in de zin staat. Bij het voltooid deelwoord is het dus een d (denk aan ’t ex-kofschip) en bij de stam (hij bedoelt) met een t.
Als je twijfelt of je er een t achter moet zetten of niet (omdat je het bijvoorbeeld niet kunt horen), kun je het beste het woord door een ander woord vervangen. Bijvoorbeeld:
- Jij (worden) morgen door hem geslagen.
- (worden) zij op hem verliefd?
- (worden) je morgen zeventien?
- (worden) je moeder daar verwacht?
Vul de woorden nu in met een bekend woord waarvan je wel weet hoe het zit:
- Jij loopt
- Loopt zij
- Loop je
- Loopt je moeder
In de verleden tijd wordt nooit gebruik gemaakt van dt. Het is altijd of een d, of een t. De enige uitzondering hierop is:
Gij werdt. Maar dit gebruikt vrijwel niemand meer tegenwoordig.