Het verschil tussen de imparfait en de passé composé
Vind jij het ook zo moeilijk om te bepalen wanneer je nu de imparfait (onvoltooide verleden tijd, voor de liefhebbers) of de passé composé moet gebruiken?
Wanneer gebruik je de ‘imparfait’ en wanneer de ‘passé composé’?
De inparfait gebruik je om situaties of acties in het verleden te beschrijven, die nog ‘bezig zijn’, ze zijn ‘imparfait”: onvoltooid. In de volgende gevallen gebruik je de “imparfait”:
Bij herinneringen
Voorbeeld:
Il y a dix ans, j’allais à l’école primaire.
Tien jaar geleden ging ik naar de basisschool.
Om beschrijvingen te geven
Voorbeeld:
Dans le jardin, il y avait des fleurs. Le soleil brillait et il faisait beau. In de tuin waren bloemen. De zon scheen en het was mooi weer.
Na bepaalde woorden, zoals “pendant que”.
Voorbeeld: Ma sœur a crié pendait que je dormais.
Mijn zus heeft geschreeuwd terwijl ik sliep.
Om een onbepaalde tijd aan te geven.
Dit is een tijd zonder een precies begin of einde.
Voorbeeld:
Quand j’étais jeune, je jouais de la guitare.
Toen ik jong was, speelde ik gitaar.
Je weet niet om welke leeftijd het gaat, of hoe lang de ik-persoon gitaar heeft gespeeld.
Om een gewoonte aan te geven in de verleden tijd
Voorbeeld:
Comme d’habitude, je me réveillais, je mangeais une tartine et je buvais un verre de thé.
Zoals gewoonlijk stond ik op, at ik een boterham en dronk ik een glas thee.
Passé composé
De passé composé bestaat uit twee werkwoorden: een vorm van être/avoir en de “participe”. Je gebruikt de “passé composé” als een actie wel voltooid is. Verder gebruik je het in de volgende gevallen:
Als er echt iets gebeurt, een actie.
Voorbeeld:
Je suis sauté par la fenêtre.
Ik ben uit het raam gesprongen.
Het kan ook een minder spectaculaire actie zijn, zoals:
J’ai passé deux heures devant la télévision.
Ik heb twee uur voor de televisie doorgebracht.
Hierin wordt een precieze tijdsduur aangegeven, namelijk ‘twee uur’. Als er een tijd aan wordt gegeven, gebruik je de passé composé.
Als er meerdere acties zijn (“opeenvolgend”)
Voorbeeld :
J’ai travaillé toute la journée. Apres, je suis allée au supermarché pour faire des courses.
Ik heb de hele dag gewerkt. Daarna ben ik naar de supermarkt gegaan om boodschappen te doen.
Als je aangeeft dat er iets veranderd is
Voorbeeld :
Soudain, je suis glissé sur une peau de banane !
Plotseling gleed ik uit over een bananenschil.
Let op signaalwoorden, zoals ‘’ soudain’’ (plotseling), “tout à coup”,
Imparfait en passé composé in één zin :
In één zin kunnen zowel de passé composé als de imparfait voorkomen.
Voorbeeld:
Quand j’étais* j’eune, j’allais* à l’école primaire. Un jour, ma mère m’a dit* que nous déménagerions. J’ai mis* mes affaires : la peluche qui était* très sale, les livres qui étaient* sur le rayon des livres (…)
- Het is een onbepaalde tijd
- Gewoonte
- Verandering (« un jour »)
- Actie
- Beschrijving
- Beschrijving