Vele-velen? Dat-wat?
Voor velen is het een grote vraag wanneer we "dat" of "wat" als betrekkelijk voornaamwoord moeten gebruiken. Ook het gebruik van de onbepaalde telwoorden: vele, weinige, enkele, meerdere, sommige, etc. (met of zonder "n" op het eind) stuit op problemen. In onderstaand artikel hopen we u uit de droom te helpen.
Vele of velen? Sommige of sommigen?
Wanneer een "n" achter
vele en wanneer niet? En natuurlijk niet alleen bij "vele", maar ook bij de overige onbepaalde telwoorden. Zo heten ze immers? Weinig, veel, sommige, enkele, alle e.d.
Nu is het zo dat niemand zegt: "Vele boeken heb ik in de kast." Tegenwoordig maken we daar gewoon "veel" van: veel boeken.... Desondanks blijft ook "vele" een onbepaald telwoord en voldoet aan dezelfde regels als de overige. U ziet:
overige. Niet met een "n" op het eind dus. Maar waarom eigenlijk niet?
De genoemde woorden schrijven we zonder "n" op het eind als ze betrekking hebben op zaken (dingen). Even een paar voorbeelden:
- Enkele boeken zijn uit de bibliotheek gestolen.
- Uit de bibliotheek zijn er enkele gestolen.
- Sommige pennen zijn afgekloven.
- Sommige zijn afgekloven.
We hebben het hier over zaken (dingen): boeken, pennen. Zodra het daar dus over gaat nooit een "eind-n"! Of het onbepaald telwoord nu vóór of áchter de genoemde zaak staat. Ook geen "n" als het ding of de zaak in de zin niet eens genoemd wordt: er zijn er enkele gestolen; sommige zijn afgekloven. U ziet: de boeken of de pennen worden in deze zinnetjes niet genoemd.
Zodra we over personen praten, verandert de zaak Als het onbepaalde telwoord vóór de bedoelde persoon staat, komt er geen "n" achter. Worden de personen waarop het telwoord slaat in de zin niet genoemd, dan komt er wel een "n" achter. Voor de duidelijkheid:
- Sommige mensen blijven wachten.
- Sommigen blijven wachten.
- Beide jongens moeten schoolblijven.
- Ze moeten beiden schoolblijven.
- Vele mensen verwelkomden Sinterklaas.
- Velen verwelkomden Sinterklaas.
Samenvatting: bovenstaande woorden krijgen als ze betrekking hebben op zaken
nooit een "n" op het eind. Hebben ze betrekking op personen, dan krijgen ze geen "n" als ze voor de persoon staan en wel een "n" als de personen waarop ze betrekking hebben in de zin niet genoemd worden, of als die personen eerder in de zin genoemd zijn.
Twijfelt u? Schrijf dan geen "n".
Dat of wat?
"Dat" en "wat" kunnen beide als betrekkelijke voornaamwoorden gebruikt worden. Daarmee wordt bedoeld dat ze betrekking hebben op iets wat daarvóór staat. Bijvoorbeeld: het meisje dat/wat daar staat, is mijn vriendinnetje. Of het hier "dat" of "wat" moet zijn, laten we nog even open. Het gaat er hier om dat u duidelijk ziet dat ze terug verwijzen naar "het meisje".
Vaak gaat men er van uit dat het gebruik van "dat" en "wat" te maken heeft met het geslacht van het zelfstandig naamwoord dat er voor genoemd is. Dit is in zoverre waar, dat ze beide gebruikt worden bij onzijdige zelfstandige naamwoorden, of met andere woorden: zelfstandige naamwoorden waarvoor het lidwoord "het" gebruikt wordt.
Even over de lidwoorden: we kennen er in onze taal drie, de, het en een."De" en "het" zijn de bepaalde lidwoorden en "een" is het onbepaalde lidwoord. Het bepaalde lidwoord "de" wordt gebruikt voor mannelijke en vrouwelijke woorden, het bepaalde lidwoord "het" wordt gebruikt bij onzijdige woorden. Bijvoorbeeld: de man, de vrouw, het kind. Het onbepaalde lidwoord "een" kan voor ieder zelfstandig naamwoord gebruikt worden. Bijvoorbeeld: een man, een vrouw, een kind.
Het is duidelijk dat bij gebruik van "de" of "het" aan iets bepaalds gedacht wordt. De man is één bepaalde man. Het huis is één bepaald huis. Vandaar bepaalde lidwoorden. Bij gebruik van het lidwoord "een" bedoelen we niet iets bepaalds, maar kunnen we elk kind (een kind), elke man (een man) of elke vrouw (een vrouw) bedoelen. Vandaar: onbepaald lidwoord.
Tip: alle verkleinwoorden zijn onzijdig.
Het gebruik van "dat" en "wat" is dus beperkt tot een onzijdige zelfstandig naamwoord (enkelvoud!) dat er vóór genoemd wordt. Het woordje hoeft niet eens betrekking te hebben op een zelfstandig naamwoord, maar kan zelfs terugslaan op een heel zinsdeel. Als betrekkelijk voornaamwoord bij mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden en bij zelfstandige naamwoorden in het meervoud gebruiken we "die".
Dat wordt gebruikt als het voorafgaande
duidelijk is.
Voorbeelden:
- Het meisje dat daar staat te huilen, is....
- Het grote huis dat gisteren is afgebrand....
- Het klompje dat op het water dreef.
- Hij laat een fotootje zien dat iedereen mooi vindt
Het voorafgaande is duidelijk: meisje, huis, klompje, fotootje.
Wat wordt gebruikt als het voorafgaande onduidelijk is of als het terugslaat op een heel zinsdeel.
Voorbeelden:
- Het is grote onzin, wat je me nu vertelt. (onduidelijk)
- Hij laat mij zijn nieuwe boek zien, wat ik heel leuk vind. (heel zinsdeel)
- Hij bouwt een huis voor haar, wat zij erg op prijs stelt.(heel zinsdeel)
Tip: voor het voorafgaande zinsdeel kun je ook invullen "dat". Let maar op:
- Dat, wat je me nu vertelt.
- Dat, wat ik heel leuk vind.
- Dat, wat zij erg op prijs stelt.
Samenvatting:
"Dat" wordt gebruikt als het voorafgaande duidelijk is.
"Wat" wordt gebruikt als het voorafgaande niet duidelijk is of een heel zinsdeel is.
Voor meer onderwerpen over onze taal, zie:
De Nederlandse taal