Het wederkerende werkwoord in de Nederlandse taal

Er bestaan in het Nederlands veel zogenaamde ‘wederkerende’ werkwoorden. Deze werkwoorden kunnen herkend worden aan het ‘wederkerend voornaamwoord' dat erbij hoort. Voorbeelden hiervan zijn ‘je vergist je’, ‘wij moeten ons wassen’ of ‘hij haast zich’. Deze werkwoorden worden vervoegd volgens de gewone regels voor werkwoorden. In dit artikel wordt uitgelegd welk wederkerend voornaamwoord er in welke situatie gebruikt wordt, en op welke plaats in de zin het komt.
Het wederkerend voornaamwoord (ook wel ‘reflexief’ voornaamwoord) verwijst naar het onderwerp van de zin.

Onderwerp (subject): Het onderwerp vind je door te vragen: wie of wat + persoonsvorm?
"Wij hebben ons in de datum vergist."
  • Het onderwerp in deze zin is wij.
  • Het wederkerend voornaamwoord is ons.
  • Ons verwijst naar wij.

"De zomer liet lang op zich wachten."
  • Het onderwerp in deze zin is de zomer.
  • Het wederkerend voornaamwoord is zich.
  • Zichverwijst naar de zomer.

In de volgende tabel staan de verschillende wederkerende voornaamwoorden op een rij, met de persoon waar ze bij horen.
[/TH][TH]persoonlijk voornaamwoordwederkerend voornaamwoordvoorbeeld
enkelvoudikmeik schaam me
[/TD][TD]jij/jejejij vergist je
[/TD][TD]uzich/uu stelt zich voor
[/TD][TD]hijzichhij bukt zich
[/TD][TD]zijzichzij kleedt zich aan
[/TD][TD]het zichhet heeft zich voorgedaan
meervoudwijonswij trekken ons terug
[/TD][TD]jullieje/julliejullie stellen je aan
[/TD][TD]uzich/uu geeft u over
[/TD][TD]zijzichzij verheugen zich
Zich/u
In de tabel is te zien dat er bij het persoonlijk voornaamwoord 'u' gekozen kan worden tussen de wederkerende voornaamwoorden 'zich' en 'u'. Hier zijn in principe geen regels voor, u mag dus kiezen. Wanneer de zin inversie heeft, wordt er meestal 'zich' gebruikt.

Geen inversie:
  • U moet u haasten.
  • U moet zich haasten.

Wel inversie:
  • Morgen moet u zich haasten.

Jullie/je
Bij het persoonlijk voornaamwoord 'jullie' kan er gekozen worden tussen de wederkerende voornaamwoorden 'jullie' en 'je'. Hier geldt dat 'jullie' meer nadruk heeft dan 'je'. Bovendien wordt 'jullie' bijna alleen in spreektaal gebruikt. In het geval van inversie wordt meestal 'je' gebruikt, omdat je anders twee keer 'jullie' achter elkaar krijgt.

Geen inversie:
  • Jullie moeten jullie haasten.
  • Jullie moet je haasten.

Wel inversie:
  • Morgen moeten jullie je haasten.

Plaats van het wederkerend voornaamwoord in de zin

Het wederkerend werkwoord kan aan het begin of aan het eind van de zin staan.

Zich wassen:
  • Ik was me.
  • Ik heb me gewassen.

Het wederkerend voornaamwoord staat in beide gevallen direct na het onderwerp en de persoonsvorm.
  • Ik was me. Was = persoonsvorm
  • Ik heb me gewassen. Heb = persoonsvorm

Persoonsvorm: Het werkwoord dat vervoegd wordt. De persoonsvorm verandert als het onderwerp verandert.
© 2009 - 2025 Doeldertje, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Vanaf 2021 is InfoNu gestopt met het publiceren van nieuwe artikelen. Het bestaande artikelbestand blijft beschikbaar, maar wordt niet meer geactualiseerd.