Ergeren aan 'irriteren aan'
Wat moet je zeggen? Is het correct om te zeggen 'ergeren aan iets' of moet je zeggen 'irriteren aan iets'? Je hoort het allebei veel gebruiken. Maar het is niet allebei goed! Over 'ergeren', 'zich ergeren' en 'iemand irriteren'. Over 'fouten die me irriteren' en 'fouten waar ik me aan erger!' Hoe moet je 'ergeren' en 'irriteren' gebruiken?
Irriteren en ergeren
Er worden in het gesproken of geschreven taalgebruik regelmatig fouten gemaakt met de woorden
zich ergeren en
irriteren. Laten we eens kijken wat de oorzaak van die fouten is én natuurlijk hoe het dan wél moet.
Betekenis, volgens Van Dale:
Ergeren | er·ge·renergerdegeërgerd | 1. tot ontstemming prikkelen 2. zich ~ geprikkeld worden; zich aan (of: over) iets ~ |
Irriteren | ir·ri·te·renirriteerdegeïrriteerd | 1. boos maken 2. prikkelen |
Je ziet dat de betekenis van deze twee woorden dicht bij elkaar ligt. Dat is ongetwijfeld ook de reden dat het in het gebruik van deze woorden nogal eens mis gaat.
Eerst iets over voorzetsels
Een voorzetsel is een onverbuigbaar woord zoals:
aan, bij, door, in, naast, om en
tussen. Een voorzetsel geeft aan op welke manier verschillende elementen in de zin bij elkaar horen.
Bijvoorbeeld:
De man zit … het huis. Op de plaats van de puntjes kun je een aantal verschillende voorzetsels invullen, waardoor de betekenis van de zin verandert. Als je op de puntjes
in, achter, naast, voor, op invult, zie je dat de man zich steeds ergens anders bevindt. Sommige voorzetsels kun je niet invullen. Combinaties met bijvoorbeeld
tussen, onder, langs leveren geen zinvol geheel op.
Het is dus belangrijk het
juiste voorzetsel op de juiste plaats te gebruiken!
Ergeren
Het werkwoord
ergeren komt meestal voor als wederkerend werkwoord, gecombineerd met het voorzetsel
aan.
Het woord
wederkeren betekent:
terugkeren.
Wederkerend is dus:
terugkerend.
Je kunt zich ergeren vervoegen:
- Ik erger me aan die fout.
- Jij ergert je aan die fout.
- Hij ergert zich aan die fout.
- Wij ergeren ons aan die fout.
- Jullie ergeren je aan die fout.
- Zij ergeren zich aan die fout.
Je zou kunnen zeggen dat het werkwoord terugkeert naar de hoofdpersoon van de zin. In de zinnen van hierboven:
- ik - me
- jij - je
- hij - zich
- wij - ons
- jullie - je
- zij - zich
Irriteren
Het werkwoord
irriteren wordt vaak met een
lijdend voorwerp gecombineerd.
In de zin
Ik irriteer jou. is het woord
jou het lijdend voorwerp: degene die boos of geprikkeld wordt. Het werkwoord
irriteren wordt in de praktijk nogal eens met een voorzetsel gecombineerd. Dan krijg je zinnen als
Ik irriteer me aan jou. En dat is dus heel erg fout! Bij
irriteren wordt dus
géén voorzetsel gebruikt en
irriteren is
géén wederkerig werkwoord. Alle combinaties van
irriteren met een voorzetsel leveren geen zinvolle betekenis op en zijn taalkundig fout.
Irriteren kun je vervoegen:
- Ik irriteer Piet.
- Jij irriteert Piet.
- Hij irriteert Piet.
- Wij irriteren Piet.
- Jullie irriteren Piet.
- Zij irriteren Piet.
Je ziet, géén voorzetsel en géén wederkerende werkwoordvorm.
Wederkerend werkwoord
Hierboven is de term wederkerend werkwoord al eens genoemd. Laten we hier nog eens naar kijken.
Het Nederlands kent een aantal
wederkerende werkwoorden. Als je deze woorden in de infinitief zet (het hele werkwoord), dan verschijnt het woord
zich. Je zou kunnen zeggen dat een wederkerend werkwoord een werkwoord is, dat terugkeert naar de hoofdpersoon van de zin.
Voorbeelden:
- zich schamen
- zich ergeren
- zich realiseren
Als je deze werkwoorden vervoegt, dan krijg je:
| zich schamen | zich ergeren | zich realiseren |
ik | schaam me | erger me | realiseer me |
jij | schaamt je | ergert je | realiseert je |
hij | schaamt zich | ergert zich | realiseert zich |
wij | schamen ons | ergeren ons | realiseren ons |
jullie | schamen je | ergeren je | realiseren je |
zij | schamen zich | ergeren zich | realiseren zich |
Combinaties als
- ik schaam je
- jij schaamt me
- ik realiseer je
zijn duidelijk
fout! Het wederkerende deel van het werkwoord ontbreekt steeds, of is in de verkeerde vorm gebruikt.
Een combinatie als
ik erger je kan weer wel. Hier is het woord
je ook geen onderdeel van het wederkerende werkwoord, het is een lijdend voorwerp. Je kunt
je hier vervangen voor andere personen, namen, etc.
Dus goede combinaties zijn:
- Ik erger Piet.
- Piet ergert mij
- Ik erger hem.
En irriteren?
Het werkwoord irriteren is niet wederkerend. Dat wil zeggen dat combinaties als
- ik irriteer me
- jij irriteert je
etc. altijd
fout zijn.
Wat wel kan?
- Jij irriteert mij.
- Hij irriteerde de leraar.
Mij en
leraar zijn hier lijdend voorwerp.
Een testje!
Je ziet hieronder een aantal voorbeeldzinnen. Zijn ze goed of fout?
- Ik erger me ontzettend aan foutief taalgebruik.
- Hij irriteert zich door al die fouten.
- Ik irriteer me aan al die foute woorden.
- Hij irriteert me door al die fouten.
- Mens, erger je niet!
Antwoorden
Zin | Goed of fout? |
1 | Je ziet ik en me. Beide eerste persoon. Je ziet ook het voorzetsel aan gebruikt worden bij ergeren. Dat is dus helemaal goed. |
2 | Je ziet de woorden hij en zich. Dat kan allebei derde persoon zijn. Maar: irriteren is geen wederkerend werkwoord, dus zich mag je hierbij niet gebruiken. Deze zin is dus fout. |
3 | Je ziet het werkwoord (persoonsvorm) irriteer samen met het voorzetsel aan. Het werkwoord irriteren wordt niet samen met een voorzetsel gebruikt. Deze zin is dus fout. |
4 | Je ziet hij en me. Hij is de derde persoon, me is hier het lijdend voorwerp. Er is geen vorm van een wederkerend werkwoord gebruikt en dat is prima. Irriteren is ook geen wederkerend werkwoord. Deze zin is goed. |
5 | Deze zin staat in de gebiedende wijs. Je zet het woord je gebruikt, als onderdeel van het wederkerende werkwoord zich ergeren. Deze zin is goed. |