Duitse grammatica: sterke werkwoord - kenmerken & vervoeging
Dit artikel behandelt het sterke werkwoord in de Duitse taal. Het Duitse sterke werkwoord kent verscheidene opvallende regels, die resulteren in een bijzondere vervoering. Of het nu gaat om de reguliere uitgangen, de a - a umlaut Wechsel, de e/i Wechsel, tegenwoordige en verleden tijd of andere zaken: in dit artikel wordt alles overzichtelijk op een rijtje gezet. Lees ook de andere artikelen in deze special over de Duitse grammatica!
Sterke werkwoord
Een
sterk werkwoord is een werkwoord dat in de
verleden tijd een
klinkerwisseling kent (bijvoorbeeld fahren - fuhr of sehen - sah) en waarvan het voltooid deelwoord (perfekt) eindigt op -en (bijvoorbeeld gefahren, gesehen, gelassen, gesprochen). Als het
werkwoord in het
Nederlands sterk is, is dat vaak ook in het
Duits het geval.
Tegenwoordige tijd
De regels van het
sterke werkwoord in het Duits:
- De uitgangen van het Duitse sterke werkwoord in de tegenwoordige tijd zijn: -e, -st, -t, -en, -t, -en, -en.
- Als de stam van het werkwoord op een t of d eindigt (bijvoorbeeld halten), of op een s-klank (bijvoorbeeld lassen), wordt een s of t in de uitgang soms weggelaten. Zie hiervoor de onderstaande voorbeelden.
- Werkwoorden met een a in de stam krijgen bij 'du' en 'er' de klinkerwisseling a - a umlaut. Bijvoorbeeld: ich fahre / trage, maar: du fährst / trägst.
- Werkwoorden met een korte e in de stam krijgen een e/i Wechsel bij 'du' en 'er'. Bijvoorbeeld: ich spreche / helfe, maar: du sprichst, du hilfst.
- Werkwoorden met een lange e in de stam krijgen bij 'du' en 'er' de e/ie Wechsel. Bijvoorbeeld: ich sehe / lese, maar: du siehst / liest.
Voorbeelden tegenwoordige tijd
Enkele voorbeelden van
Duitse sterke werkwoorden, die de bovenstaande
grammaticale regels verduidelijken. Let op de kleine verschillen in
vervoeging,
uitgang, klinkerwisseling:
Gewoon | stam met a | stam met korte e | stam met lange e | stam op t/d | stam op s-klank |
ich springe | ich trage | ich helfe | ich sehe | ich halte | ich lasse |
du springst | du trägst | du hilfst | du siehst | du hältst | du läßt |
er springt | er trägt | er hilft | er sieht | er hält | er läßt |
wir springen | wir tragen | wir helfen | wir sehen | wir halten | wir lassen |
ihr springt | ihr tragt | ihr helft | ihr seht | ihr haltet | ihr laßt |
sie springen | sie tragen | sie helfen | sie sehen | sie halten | sie lassen |
Sie springen | Sie tragen | Sie helfen | Sie sehen | Sie halten | Sie lassen |
Uitzonderingen
De volgende sterke werkwoorden vormen een
uitzondering:
- Geben, nehmen en treten (geven, nemen en stappen) hebben weliswaar een lange e in de stam, maar volgen de uitgangen alsof het om een korte e zou gaan. Dus: ich gebe, maar: du gibst, er gibt. Vervolgens weer wir geben, ihr gebt, sie geben, Sie geben. Hetzelfde geldt voor ich nehme / trete en du nimmst / trittst.
- Gehen, bewegen, genesen en heben (= oppakken / bewaren) hebben als sterke werkwoorden wel een e in de stam, maar krijgen geen e/ie wechsel. Dus: gewoon ich gehe, du gehst, er geht, wir gehen etc.
Verleden tijd
De
Duitse grammatica biedt duidelijke regels voor het sterke werkwoord in de verleden tijd. De uitgangen zijn hier --, -st, --, -en, -t, -en. Let wel op de klinkerwisseling in de verleden tijd. Springen wordt bijvoorbeeld sprang,
fahren wordt fuhr, sprechen wordt sprach, sehen wordt sah, halten wordt hielt en
lassen wordt ließ. Twee duidelijke voorbeelden van de vervoeging van een Duits sterk werkwoord in de verleden tijd:
finden - fand | sprechen - sprach |
ich fand | ich sprach |
du fandst | du sprachst |
er fand | er sprach |
wir fanden | wir sprachen |
ihr fandet | ihr spracht |
sie fanden | sie sprachen |
Sie fanden | Sie sprachen |