Het gebruik van het woord 'geen' in het Nederlands
Veel dingen die voor Nederlanders vanzelfsprekend zijn in de Nederlandse taal, zijn erg moeilijk voor mensen die Nederlands als tweede taal willen leren (NT2). Een voorbeeld van zo'n probleem is het gebruik van 'geen' of 'niet' om iets te ontkennen. In dit artikel wordt stap voor stap uitgelegd wanneer het woord 'geen' gebruikt wordt.
Het gebruik van geen
Wanneer gebruik je geen om iets te ontkennen?
Geen wordt alleen gebruikt om een substantief (zelfstandig naamwoord) te ontkennen dat in
algemene betekenis wordt gebruikt. Voor alle andere gevallen gebruik je
niet.
Ontkennen: nee zeggen, zeggen dat iets niet waar is
Substantief (zelfstandig naamwoord): een ding, mens of dier. Je kunt er ‘de’, ‘ het’ of ‘een’ voor zetten
Je kunt controleren of een substantief
algemeen is door de zin
bevestigend te maken.
Bevestigen: ja zeggen, zeggen dat iets waar is
- Als in de bevestigende zin het woord een voor het substantief komt, is het algemeen
- Als er in de bevestigende zin géén artikel voor het substantief komt, is het ook algemeen
Artikel (lidwoord): de, het of een
In deze gevallen gebruik je
geen om het woord te ontkennen.
Voorbeelden
Ontkennend | Bevestigend |
Wij willen geen thee | Wij willen thee (géén artikel) |
Hij heeft geen schoenen gekocht | Hij heeft schoenen gekocht (géén artikel) |
Ik heb geen boek bij me | Ik heb een boek bij me |
Hij wil geen auto kopen | Hij wil een auto kopen |
In deze gevallen is het substantief dus algemeen gebruikt en gebruik je het woord
geen
Woorden tussen geen en het substantief
Tussen geen en het substantief kunnen drie soorten woorden staan:
- Een adjectief
- Een adjectief versterkt door een adverbium
- Een bepaald telwoord
Adjectief (bijvoeglijk naamwoord): een woord dat iets zegt over een substantief
Adverbium (bijwoord): een woord dat iets zegt over een werkwoord, een adjectief of een ander adverbium
Bepaald telwoord: een woord dat een aantal aangeeft, een getal
Voorbeelden
- Ik wil geen groene thee. (adjectief)
- Dit is geen goed geschreven boek. (adjectief versterkt door een adverbium)
- Hij heeft geen twee auto’s. (onbepaald telwoord)
Geen na er
Geen kan ook zelfstandig gebruikt worden na het woord
er.
Voorbeelden:
- Heb je een fiets? Nee, ik heb er geen. (betekenis: nee, ik heb geen fiets)
- Zijn er nog koekjes? Nee, er zijn er geen meer. (betekenis: nee, er zijn geen koekjes meer)