Rijmwoorden A | Rijmwoorden E | Rijmwoorden I | Rijmwoorden O | Rijmwoorden U |
ib - icht igt | icht - igt | icht - ichten | ichten - ichterid - it | it - ie | ie | (t)ie - atie |
---|---|---|---|---|---|---|
rib bibber glibber ridder bidden midden kibbel(ge) middel ribbel tippel(ge) trippel(ge) icht - igt
bigtdicht jicht licht ligt nicht plicht richt schicht sticht wicht zicht (uit) zwicht bericht beticht gedicht gericht gesticht gewicht gewricht gezicht gezwicht verlicht verplicht verricht allicht behartigt daglicht aan(ge)richt aan(ge)zicht maanlicht matigt begenadigd beschadigd bezadigd uitvaardigt verontwaardigd verzadigd verzaligd overweldigd vereenzelvigd vergezicht vestigt wellicht | wettigt beëdigd beledigd bevredigt (ge)bezigt(d) (ge)ledigt(d) (ge)stenigt(d) verdedigt vereeuwigd verenigd verstevigd evenwicht hekeldicht tegenwicht vederlicht weerbericht leerplicht weerlicht bliksemschicht in(ge)richt in(ge)willigt(d) inzicht vergiftigd verwittigd welingelicht eerbiedigt vernietigt beveiligd eindigt heiligt (ont) (ge)pijnigt(d) reinigt verontreinigd wijzigt onderricht ontsticht ontwricht op(ge)licht op(ge)richt op zicht opzicht verkondigt zonnelicht (ge)zondigt(d) booswicht door(ge)licht doorzicht overwicht overzicht vertegenwoordigd voor(ge)licht bespoedigt ontmoedigd toezicht beschuldigt vermenigvuldigt verontschuldigt | bericht je berichtje beticht je dicht je gedichtje gewichtje gezichtje lichtje nichtje ontsticht je richt je verlicht je verplicht je verricht je wichtje (boos) zwicht je ichten
dichtenlichten nichten plichten richten stichten wichten zwichten belichten berichten betichten gedichten gestichten gewichten gewrichten gezichten verdichten verlichten verplichten verrichten aangezichten aanrichten africhten hekeldichten leerplichten tegenwichten weerlichten bijlichten inlichten inrichten inzichten onderrichten ontstichten ontwrichten oplichten oprichten opzichten toelichten uitrichten | booswichten doorlichten voorlichten ichter
belichterberichter betichter dichter gerichter lichter ligt er oplichter oprichter opzichter stichter id - it
biddit fit git hit kit klit lid pit rit smid snit spit split vit wit zit bezit gebit geklit gelid gespit gevit gewit verhit verzit aanbid aanzit aan zit hagelwit afrit baby-sit sneeuwwit spierwit spirit (Eng.) stilzit doelwit onderspit oprit | opzit op zit rondrit tophit ie
diedrie knie ski spie tea (Eng.) wie zie calorie jaloezie manie parodie wagon-lit (Fr.) ceremonie chemie energie esprit genie melancholie melodie regie relikwie reünie theologie theorie theosofie biscuit circuit industrie in zie (er) sympathie compromis onder de knie orgie potverdrie coterie fotografie ironie kopie poëzie voorzie à fout prix (Fr.) jaloezie would be (Eng.) uitzie antipathie artillerie categorie harmonie fantasie | infanterie melancholie pastorie pikanterie tant pis (Fr.) actie attractie fractie reactie redactie sanctie satisfactie taxi transactie anti expansie garantie passie substantie vakantie balie branie falie tralie bombarie januari larie penarie seminarie aanzie facie gratie natie quasi spatie statie acceptatie accommodatie adoratie administratie annexatie appreciatie aristocratie aspiratie emancipatie hallucinatie manifestatie manipulatie stagnatie traktatie transpiratie variatie creatie declamatie deflatie deliberatie demonstratie | deputatie emancipatie felicitatie generatie meditatie predikatie presentatie recommandatie recreatie redenatie relatie reparatie reputatie specificatie exaltatie explicatie exploitatie prestatie rectificatie sensatie ventilatie bibberatie circulatie dispensatie indicatie inflatie informatie interpretatie intimidatie inspiratie installatie invasie invitatie illustratie imitatie inauguratie situatie vibratie combinatie communicatie compensatie complicatie concentratie consideratie consultatie conversatie obligatie observatie organisatie sollicitatie sommatie operatie oratie ovatie publicatie affectie confectie perfectie protectie |
ie | ie | ie - iedesiebel - iet | ied - iet | ied - iedjeieden | iden - iefief - ieft | ief - iefdeiefje - iegt |
---|---|---|---|---|---|---|
concessie confessie expressie impressie obsessie processie pressie versie exceptie receptie indigestie kwestie suggestie attentie audiëntie clementie conventie fancy (Eng.) intentie pretentie recensie advertentie concurrentie conferentie confidentie consequentie correspondentie excellentie indolentie intelligentie referentie dandy (Eng.) herrie nachtmerrie plenty (Eng.) sherry komedie lady premie remedie tragedie bacterie materie serie adhesie cohesie indiscretie profetie fictie inzie tipsy (Eng.) whisky | commissie permissie distinctie provincie restrictie bigamie filantropie filosofie ironie tirannie vis à vis (Fr.) bikini concilie familie linie opinie religie ambitie conditie decisie editie klandizie notitie petitie politie positie provisie traditie visie compositie definitie expeditie expositie intuitie televisie hobby opzie portie proportie schorrimorrie a priori glorie historie memorie porie verdorie victorie kolonie monopolie olie tronie devotie emotie | erosie explosie geen notie motie negotie notie promotie constructie consumptie discussie excursie functie jersey mummie reductie communie furie jury studie unie conclusie desillusie illusie restitutie ruzie iebes-iedes
gribuswiedes iebel-ieble
enfant terrible (Fr.)giebel kriebel sensibel wiebel ied - iet
biedtbiet frites giet griet iet niet piet (zwarte) quitte ried riet schiet spriet stiet suite vliedt vliet wiedt | ziet beschiet bespied(on) beziet gebied(t) geniet geschied(t) geschiet gewied krediet terugschiet terugziet verbiedt verdriet vergiet verliet verstiet verschiet verried afliet afschiet afstiet afziet bandiet parkiet patates frites aanbied aanschiet aanstiet aanziet failliet favoriet graniet klaaglied naliet naziet parasiet patates frites herziet wegschiet eerbied elite meer niet merite vergeet-mij-niet weerziet inschiet inziet hypocriet liefdeslied limiet omziet ontbiedt ontschiet | ontziet opschiet opziet doorschiet doorziet koloriet overziet voorschiet voorziet subiet toeschiet toeziet uitschiet uitziet deugniet geneugten biedt geneuried neuriet verheugd ziet vreugdelied voorbijschiet iedje
bied jebiscuitje grietje jaloezietje liedje melodietje nietje parkietje pietje (zwarte) ried je schiet je spied je voorziet je ziet je ieden
biedenlieden rieden spieden vlieden wieden bespieden gebieden geschieden verbieden verrieden verspieden aanbieden aanrieden bonafide | invalide ontbieden ontvlieden perfide solide stupide timide ief- ieft
briefdief grief hief klief lief vief actief alsjeblieft alternatief expansief hartedief massief passief watblief aanhief abusief aperitief apocrief madelief naief relatief tarief exclusief expressief perspectief sensitief decoratief defensief definitief demonstratief negatief preventief speculatief fictief impulsief inclusief instinctief intensief intuitief kindlief zich verhief initiatief liefdesbrief primitief qui-vive collectief conservatief | objectief offensief ongerief ontrief ophief ostentatief sportief doorklief locomotief motief overbrief positief productief zoonlief foutief poeslief suggestief vrijbrief iefde
beliefdebliefde doorkliefde geliefde geriefde griefde liefde verliefde voorliefde iefje
briefjediefje grief je liefje aperitiefje hartediefje liefdesbriefje madeliefje verhief je vrijbriefje ieg - iegt
biechtlieg(t) smiecht vlieg(t) wieg(t) bedrieg(t) bevlieg(t) vervlieg(t) aanvliegt opvlieg(t) overvlieg(t) toevlieg(t) uitvlieg(t) |
iegel - iegen | ieks - ielielen | iek - ieldiem | iem - ieniene - ine | ien - ienerient - ientje | iend - ientiep - iepen | iep - ier(t) |
---|---|---|---|---|---|---|
gegiechel giechel kriegel spiegel voorspiegel weerspiegel(t) iegen
repliektechniek zelfkritiek elastiek energiek erotiek feeëriek mechaniek melancholiek republiek specifiek speelziek zeeziek gymnastiek mystiek spilziek diplomatiek identiek kliniek kritiek mimiek fysiek tiranniek kosmetiek portiek spotziek authentiek automatiek foto-techniek koliek komiek koopziek kroniek mozaïek politiek problematiek romantiek muziek publiek reumatiek rubriek rustiek tuniek boutique (Fr.) | toekomstmuziek uitziek idee fixe iets: authentieks antieks artistieks behaagzieks chics diplomatieks energieks excentrieks fanatieks feeërieks karakteristieks klassieks komieks kritieks kwieks laconieks magnifieks melancholieks politieks rustieks specifieks sympathieks tirannieks unieks iel - ielen
filehiel iel kiel kniel mille schriel viel wiel ziel beviel beziel debiel geviel schlemiel seniel steriel subtiel terugviel verniel verviel afviel karrewiel aanviel asiel fragiel labiel stabiel | reptiel serviel textiel ventiel meeviel tegenviel ë uiteenviel imbeciel infantiel inviel civiel vliegwiel bijviel rijwiel omviel ontviel opviel uitviel automobiel dociel mobiel openviel overviel ield
behieldbezield geknield hield knielt onthield ontzield ophield ontzield ophield vernield weerhield iem
crimegrime kiem priem riem striem team anoniem centime geselriem intiem miniem regime subliem | synoniem unaniem ien-iene-ine
diendienen grien(en) kien(en) tien zien bedien bezien gezien terugzien verdien afzien aspirine machine margarine saccharine wasmachine aandien aanzien lawine marine nadien nazien praline stramien benzine herzien serpentine verzien neerzien weerzien indien inzien misschien sindsdien vitamine vitrine vliegmachine morfine ommezien omzien ongezien ontzien onvoorzien opdien opzien bovendien doordien | doorzien origine overzien voordien voorzien routine toedienen buitendien uitzien vooruitzien ruine schrijfmachine turbine ien
calorieënknieën neuriën orgieën porieën skiën traliën iener
dienergriener kiener ziener ient - ientje
dientgrient kient tientje vriend(je) bedient bevriend terugziend verdient afziend (ervan) alziend aandient aangediend (on) aanziend naziend helderziend vèrziend welverdiend naziend | omziend ontziend opdient opziend bijziend inziend overziend toedient toeziend uitziend(voor) iep - iepen
diepgriep iep jeep kiep piep riep piep riep schiep sliep type zwiep beliep beriep gepiep gezwiep terugliep terugriep verdiep verliep versliep afliep afriep aanliep aanriep naliep nariep herriep herschiep inliep inriep insliep principe omkiep omliep omriep ondiep ontliep ontsliep | opdiep opliep opriep opzwiep doorliep doorsliep stereotiep uitdiep uitliep uitriep uitsliep ier-iert-ieren
bierdier fier gier hier kier klier lier mier nier pier schier sier sliert spier stier tier vier wier zier zwier bestier brevier gegier gemier gespierd getierd gevierd gezwierd kuddedier plezier summier versier vertier bankier kassier kwartier particulier passagier saffier scharnier vampier |
ier - ierf | ierven - iersies - ich | ies - isch | ies - ischiest | iest - iesteriete - ieten | ieten - ieteriets - iezel | iezen - iseif - ift |
---|---|---|---|---|---|---|
aasgier banier fakir kamenier klavier papier waardepapier herbergier rentenier vetklier geen zier zeewier zegevier cipier financier gemanierd(on) manier pionier rivier vizier vliegenier ziehier kruidenier tuinier uitvier winkelier grossier officier ondier ontsier populier portier scholier koerier koetsier poelier souvenir ierf
bedierfbestierf omzwierf rondzwierf stierf verstierf verwierf zwierf | bankiers fakirs financiers grossiers kameniers kassiers koetsiers kruideniers passagiers poeliers renteniers souvenirs vampiers vliegeniers winkeliers ierven
stiervenzwierven bedierven bestierven verstierven verwierven wegstierven omzwierven rondzwierven ies-ich
biesbis blies bries fries gries kies knies lies spies vies vlies devies gebries geknies precies verlies (tijd) advies exquis logies markies servies | valies drastisch elastisch fantastisch plastisch sarcastisch kruideniers gigantisch praktisch romantisch tactisch aanblies magisch panisch tragisch tralies automatisch dramatisch flegmatisch problematisch reumatisch sporadisch systematisch dynamisch fotografisch mechanisch prozaisch satanisch telegrafisch titanisch vegetarisch sceptisch technisch (foto-) chemisch hermetisch homerisch magnetisch medisch pathetisch poëtisch strategisch symmetrisch synthetisch theoretisch egoistisch humoristisch idealistisch | idyllisch inblies optimistisch pessimistisch sadistisch socialistisch striptease cynisch diepvries fysisch kritisch lyrisch psychisch typisch dolle Dries opblies optisch chronisch komisch l logisch(on) pony's tronies tropisch chaotisch despotisch erotisch exotisch hypnotisch demonisch diabolisch economisch filantropisch gastronomisch harmonisch(on) historisch ironisch kolonies melancholisch microscopisch pedagogisch platonisch symbolisch telefonisch iest
briestdriest kiest | kniest Liszt niest triest artiest bevriest gekniesd geniesd herkiest verkiest verkniest verliest iester
bevriest erdriester kiest er priester sinister triester iete - ieten
bietengieten grieten lieten mythe nieten pieten (zwarte) schieten sprieten stieten suite begieten beschieten genieten vergieten verlieten verschieten afschieten bandieten aanschieten favorieten nalieten parasieten elite merite hypocrieten | inlieten inschieten visite losschieten ontschieten opschieten toelieten toeschieten uitlieten uitschieten doorlieten doorschieten overgieten overlieten overschieten voorschieten deugnieten weglieten wegschieten ieter
chapitergieter liter mieter verpieter iets
fiets (brom)iets kitsch niets piet's (zwarte) ieuw-ieuwd
hernieuwhieuw kieuw nieuw opnieuw vernieuw iesel - iezel
dieselgriezel kiezel | biezen biezen bliezen kiezen kniezen niezen smiezen (in de) vieze bevriezen deviezen verkiezen verkiezen verliezen aanbliezen adviezen markiezen valiezen exquise herkiezen serviezen inbliezen opbliezen opvriezen surprise if - ift
driftgif gift grif grift kift lift rif schift schrift geestdrift gegrift geschift geschrift vergift muggezift op drift tijdschrift toegift |
ig - ichaardig | ig - digtig | ig- niglig | ig - endigeldig | ig - digtig - innig | ig - digpig - ierig | kig - lignig - vig |
---|---|---|---|---|---|---|
big lig wig zich inhalig pokdalig rampzalig schandalig tweetalig zalig(on) danig dusdanig kranig onderdanig tanig zodanig harig jarig karig meewarig voorbarig aardig
aardig(on)baardig vaardig(uit) waardig(on) boetvaardig boosaardig eerwaardig eigenaardig gedenkwaardig gelijkwaardig(on) hovaardig hulpvaardig kwaadaardig lichtvaardig merkwaardig minderjarig minderwaardig rechtvaardig(on) reisvaardig rijvaardig slagvaardig strijdvaardig verontwaardigd verwaardigen(zich) volwaardig wetenswaardig zachtaardig zeewaardig aanbevelenswaardig beklagenswaardig bewonderenswaardig baldadig genadig gestadig gewelddadig | gezapig krachtdadig langdradig liefdadig misdadig moorddadig overdadig vaandrig verzadig voorradig batig (saldo) matig statig doelmatig(on) gelijkmatig(on) instinctmatig kunstmatig middelmatig nalatig overmatig plichtmatig rechtmatig(on) regelmatig(on) stelselmatig bazig glazig haastig naarstig wazig afhandig handig(on) hardhandig losbandig omstandig opstandig verstandig(on) vijandig zelfstandig(on) fattig kattig nattig schattig heldhaftig parmantig weerspannig drachtig krachtig machtig prachtig tactig aandachtig raadselachtig schaapachtig waarachtig(on) allemachtig krampachtig indachtig schilderachtig | monsterachtig omslachtig onmachtig oppermachtig stormachtig beestachtig deelachtig eendrachtig neerslachtig regenachtig schemerachtig tweeslachtig veerkrachtig vergeetachtig zenuwachtig duivelachtig reusachtig twijfelachtig weifelachtig weigerachtig barmhartig(on) behartig goedhartig hartig hooghartig lafhartig openhartig trouwhartig weekhartig aanvallig angstvallig lieftallig mallig toevallig voltallig(on) wanstaltig weerspannig welgevallig(on) wisselvallig zwartgallig angstig lastig standvastig vadsig weerbarstig dampig grappig sappig zoetsappig halsstarrig oppervlakkig paffig nig - lig
benigenig | lenig menig(e) eeuwig gelig melig welig driedelig tweedelig etc. vereeuwig verenig hevig stevig verstevig vrijgevig bezig blijgeestig droefgeestig geestig vlezig afkerig begerig smerig wederkerig gretig ledig(on) snedig snedig vredig zedig(on) beëdig beledig bevredig bevredigend(on) denkbeeldig evenredig tweeledig uitstedig verdedig(er) volledig(on) voordelig zinnebeeldig endig-eldig
behendigbestendig(on) ellendig inwendig noodwendig uitwendig eenkennig onwennig stemmig gezellig(on) rebellig | stellig geldig(on) geweldig overweldig vereenzelvig amechtig dertig plechtig deftig heftig prettig wettig(on) ernstig vestig zestig gebrekkig hardnekkig vlekkig vrekkig dig-tig-rig
jeugdigleutig scheutig smeuig fleurig geurig keurig kleurig treurig zeurig humeurig kieskeurig nauwkeurig(on) willekeurig(on) innig
innigpinnig spinnig vinnig zinnig(on) aanminnig diepzinnig dubbelzinnig eigenzinnig geheimzinnig krankzinnig kunstzinnig lichtzinnig scherpzinnig stompzinnig vrijzinnig waanzinnig zachtzinnig grillig | grimmig killig snibbig willig(on) bereidwillig(on) gewillig(on) kwaadwillig moedwillig onverschillig vrijwillig(on) vrijwilliger driftig giftig kittig pittig jichtig schichtig spichtig doorzichtig evenwichtig gewichtig kortzichtig medeplichtig omzichtig opzichtig voorzichtig(on) zwaarwichtig geestdriftig loslippig vergiftig verwittig arglistig kwistig listig mistig ierig
gierigtierig zwierig nietig sprietig zielig leergierig nieuwsgierig plezierig(on) wraakgierig eerbiedig(on) kleinzielig verdrietig vernietig eindig(on) geitig nijdig spijtig tijdig(on) | vlijtig heilig(ont) lijvig pijnig reinig veilig(on) weinig afzijdig eenzijdig evenwijdig gelijktijdig onzijdig partijdig(on) tegenstrijdig veelzijdig vroegtijdig bedrijvig beveilig venijnig verontreinig zwaarlijvig ijzig lijzig prijzig reiziger rijzig wijzig bochtig gortig tochtig vochtig bokkig bonkig mokkig schonkig wrokkig bondig doddig grondig koddig rottig schoftig slordig voddig zondig knorrig lollig mollig wollig zonnig zottig achterdochtig hartgrondig kort en bondig kortstondig |
ollig - ondigonig - oedig | oedig - omiguchtig - elig | stig - urigig - erig | elig - erigei - ij | ei - ij | ei - ij | ij - ijdijt - eid |
---|---|---|---|---|---|---|
overtollig spitsvondig verkondig volmondig bronzig morsig rossig slonzig overeenkomstig toekomstig vrijpostig jolig lomig nodig(on) potig romig toornig vorig balorig buitensporig gehorig tegenwoordig(ver) eentonig gelovig(on) mallotig mistroostig overbodig stijfhoofdig uitnodig voorlopig wanhopig bloedig goedig moedig ploertig spoedig zoetig kroezig roestig roezig snoezig woelig bespoedig blijmoedig deemoedig goedmoedig grootmoedig koelbloedig manmoedig mismoedig ontmoedig ootmoedig overmoedig overvloedig stoutmoedig | voorspoedig vrijmoedig weemoedig zachtmoedig zwaarmoedig breedvoerig gevoelig(on) overgevoelig rumoerig uitvoerig eenvoudig enkelvoudig meervoudig veelvoudig vereenvoudig wantrouwig chtig
duchtigkluchtig luchtig vluchtig futtig knullig kundig muffig nuffig nukkig nuttig prullig puntig schuldig(on) sullig baatzuchtig godsvruchtig ijverzuchtig luidruchtig roemruchtig vervluchtigt voortvluchtig vraatzuchtig wraakzuchtig zelfzuchtig(on) beschuldig geduldig(on) veelvuldig vermenigvuldig verontschuldig zorgvuldig gelukkig(on) onbenullig oordeelkundig(on) pietluttig uitbundig vernuftig gulzig | gunstig(on) kunstig lustig rustig(on) afgunstig goedgunstig wangunstig snoeplustig strijdlustig wellustig werklustig urig
balsturiggedurig(on) langdurig naburig vurig wispelturig zurig ig-erig
druiligguitig huidig huiverig kruimig luimig schuimig vuilig zuinig(on) onstuimig uithuizig akelig schraperig slaperig waterig landerig zanderig zangerig beverig levendig nederig nevelig stekelig weelderig wrevelig heuvelig treuzelig bedillerig rillerig rimpelig vitterig winderig | kriebelig miezerig petieterig pieterig ijverig slijmerig weifelig domerig hongerig korzelig rommelig slobberig toppelig tobberig doezelig groezelig poezelig smoezelig klungelig schutterig stuntelig huiverig pruilerig tuitelig ij -ei
bijblij brij dij ei gij hei hij jij kei klei lei mei mij pij prei rei rij tij vlei vrij wei wij zij zij(de) gerei gerij geschrei getij gevlei gevrij gewei | bladzij harpij karwei kwam bij partij pastei schalmei vallei allebei allerlei bracht 'm bij braspartij galerij gastvrij(on) kwam erbij past erbij valt me bij verlakkerij daarbij draagt bij draait bij galei lakei nabij averij betaalt bij haarkloverij maatschappij makelij naderbij pralerij razernij schaaft 't bij slavernij staat 'm bij waaghalzerij erbij hetzij tenzij terzij trekt bij afzetterij brengt 'm bij legt ‘t bij lekkernij pesterij vechtpartij werkt 'm bij zet 't erbij zwendelarij eet bij kledij bleef 'm bij deed erbij feestkledij generlei heerschappij | medelij negorij schreef erbij smederij uitgeverij velerlei dichtbij licht bij windvrij dichterbij dwingelandij schilderij wintertij hierbij hield ’t bij verdient bij viel ‘m bij blijft erbij blijf me bij ei ei! mijmerij rijmelarij rijstebrij schrijft erbij spijkert bij vrijerij zwijnerij komt bij ontij onvrij op zij soldij trok bij vorstvrij modderbrij op karwei spotternij stond 'm bij tobberij weer en ontij dromerij hoogtij koopvaardij toverij voogdij voorbij woont bij huichelarij uitdragerij beuzelarij houdt 't bij muggenzifterij smulpartij vult ’t bij boerderij | doet 't erbij droeg bij roestvrij voegt 't erbii woestenij ijd-ijt-eid
bijtfeit geit glijdt krijt kwijt leidt lijdt meid mijdt mijt(hooi) nijd pleit rijdt scheidt schreit schrijdt slijt smijt snijdt split splijt spreidt strijd tijd vleit vlijt vrijt wijd wijdt wijt (verwijt) vermijdt verrijdt verslijt verspreidt verwijdt verwijt afleidt afscheid altijd arbeid kastijdt lafheid makheid malheid matheid vastheid zachtheid zwakheid appetijt bakkeleit hartigheid kattigheid kwantiteit malligheid nattigheid vastigheid zwartigheid |
eid - eit | eid - eitijd | eit - eidijd - ijt | eit - eidijd - ijt | eit - eidijd - ijt | eit - eidijd - ijt | eit - eidijd(t) - ijt |
---|---|---|---|---|---|---|
antiquiteit barmhartigheid(on) belangrijkheid(on) bevalligheid halsstarrigheid handigheid(on) hartelijkheid(on) heldhaftigheid lafhartigheid lieftalligheid losbandigheid mannelijkheid neerslachtigheid omstandigheid openhartigheid oppervlakkigheid opstandigheid standvastigheid talrijkheid toevalligheid trouwhartigheid vijandigheid waarachtigheid(on) zelfstandigheid(on) gaafheid klaarheid kwaadheid laagheid maaltijd slaafsheid tapijt vaagheid waarheid aardigheid(on) karigheid majesteit matigheid narigheid rarigheid statigheid vaardigheid waardigheid(on) wagenwijd zwarigheid faciliteit hilariteit kwaliteit punctualiteit rariteit realiteit rivaliteit sentimentaliteit specialiteit spontaniteit stabiliteit variëteit vitaliteit bezienswaardigheid eigenaardigheid gelijkwaardigheid | lichtvaardigheid meerderjarigheid meewarigheid merkwaardigheid minderjarigheid minderwaardigheid rechtvaardigheid(on) rijvaardigheid strijdvaardigheid verontwaardigdheid voorbarigheid wetenswaardigheid baldadigheid doelmatigheid(on) gelijkmatigheid(on) gestadigheid gezapigheid inhaligheid liefdadigheid nalatigheid onderdanigheid rampzaligheid regelmatigheid(on) schandaligheid schraperigheid slaperigheid verzadigdheid weldadigheid zaligheid(on) betamelijkheid(on) hatelijkheid noodzakelijkheid vermakelijkheid verraderlijkheid wonderbaarlijkheid zakelijkheid(on) bedaardheid beschaamdheid(on) bewaarheid ervarenheid(on) geplaveid gelatenheid onvervaardheid vastberadenheid verdraagzaamheid verlatenheid vermaardheid vermaledijd verslagenheid verwatenheid voldaanheid(on) volmaaktheid(on) voornaamheid eid(t)-ijd(t)
echtheidgekheid hechtheid kerktijd mensheid | netheid respijt snelheid strengheid ten split wedstrijd wegrijdt wegsmijt werktijd anciënniteit elektriciteit festiviteit opmerkzaamheid bekendheid(on) begrensdheid getergdheid gewendheid helderheid mettertijd tezelfdertijd verwendheid zelfverwijt behendigheid bestendigheid(on) deftigheid ellendigheid gezelligheid(on) heftigheid noodwendigheid plechtigheid stelligheid aantrekkelijkheid(on) betrekkelijkheid ergerlijkheid gezeggelijkheid(on) hebbelijkheid(on) menselijkheid opzettelijkheid sterfelijkheid(on) verderfelijkheid eenheid leeftijd leertijd neervlijt tweestrijd vreemdheid weekheid wreedheid beleefdheid(on) eenzaamheid eerbaarheid gemeenheid gemeenzaamheid hoeveelheid meerderheid neergevlijd | onwetendheid realiteit specialiteit vaneenrijt verlegenheid verdeeldheid weerbaarheid begeerlijkheid degelijkheid(on) eerlijkheid(on) heerlijkheid redelijkheid(on) zedelijkheid(on) bezigheid eeuwigheid geestigheid gretigheid hevigheid ledigheid(on) lenigheid levendigheid nederigheid smerigheid snedigheid stekeligheid stevigheid volledigheid(on) voorbeeldigheid vrijgevigheid weelderigheid zedigheid(on) fleurigheid humeurigheid jeugdigheid leutigheid nauwkeurigheid(on) treurigheid willekeurigheid(on) inleidt inwijdt kilheid mildheid misleid wildheid bitterheid indertijd ingeleid ingewijd(on) minderheid grilligheid innigheid vinnigheid willigheid(on) aanminnigheid eigenzinnigheid krankzinnigheid kunstzinnigheid | onverschilligheid onzinnigheid scherpzinnigheid stompzinnigheid vrijzinnigheid waanzinnigheid zachtzinnigheid doorzichtigheid gewichtigheid giftigheid listigheid loslippigheid omzichtigheid pittigheid vitterigheid voorzichtigheid(on) eerbiedigheid(on) gerieflijkheid gierigheid identiteit lieflijkheid nietigheid piëteit pieterigheid plezierigheid(on) sierlijkheid toeschietelijkheid verdrietigheid voorzienigheid(on) vriendelijkheid(on) zieligheid blijheid fijnheid kleinheid reinheid stijfheid vrijheid vrijpleit wijdheid wijsheid bereidheid eigengereid gastvrijheid gelijkheid ijdelheid nabijheid onpeilbaarheid tegelijkertijd verscheidenheid wijd en zijd zwijgzaamheid afzijdigheid bedrijvigheid heiligheid kleinigheid nijdigheid oneindigheid partijdigheid | spijtigheid tegenstrijdigheid veiligheid(on) venijnigheid zwaarlijvigheid onvermijdelijkheid pijnlijkheid verongelijktheid waarschijnlijkheid dolheid domheid grofheid ontbijt ontwijdt opleidt opsnijdt stomheid vlotheid volheid zotheid bezonkenheid gezondheid komkommertijd onbereid onderscheid onderworpenheid opgeleid somberheid verdorvenheid voldongen feit grondigheid kortstondigheid rottigheid slordigheid vochtigheid vrijpostigheid zottigheid enormiteit hoffelijkheid ordelijkheid overtolligheid wonderlijkheid zonnigheid boosheid broodnijd doodstrijd doofheid doorsnijdt grootheid grootsheid hoogheid jolijt nooit tijd profijt schoonheid vroomheid autorijdt openheid open(ge)spreidt | overlijdt overrijdt overschrijdt beslotenheid berooidheid bewogenheid ingetogenheid oorlogstijd volkomenheid(on) voltooidheid(on) voorbereid(on) zelfingenomenheid autoriteit curiositeit populariteit sociëteit solidariteit soliditeit mogelijkheid(on) persoonlijkheid(on) vrolijkheid ballorigheid buitensporigheid eentonigheid overbodigheid ongelovigheid stijfhoofdigheid tegenwoordigheid wanhopigheid bandeloosheid hulpeloosheid roekeloosheid roerloosheid zorgeloosheid droefheid goedheid koelheid moeheid stroefheid toebijt toesmijt zwoelheid toebereid toegewijd toentertijd vermoeidheid blijmoedigheid deemoedigheid gevoeligheid goedigheid goedmoedigheid grootmoedigheid lankmoedigheid moedigheid overmoedigheid stoutmoedigheid vrijmoedigheid |
(h)eid - ijd(t) | ]eid- ijbelijden- ije | eide - eidenijde - ijden | ijden - ijderijer - ijds | ijf | ijfelen - ijferenijger - ijk | ijk - ijkt |
---|---|---|---|---|---|---|
weemoedigheid zachtmoedigheid zoetigheid zwaarmoedigheid aandoenlijkheid fatsoenlijkheid genoeglijkheid moeilijkheid welvoeglijkheid eenvoudigheid oudheid verkoudheid vertrouwelijkheid gulheid hulpeloosheid punctualiteit ruchtbaarheid vruchtbaarheid(on) bewustheid gerustheid(on) luidruchtigheid onbaatzuchtigheid veelvuldigheid zelfbewustheid zorgvuldigheid huisvlijt kuisheid luiheid uitbreidt uitglijdt uitspreidt uitweidt vuilheid uitgebreid uitgeleid uitgespreid uitgeweid zuiverheid guitigheid onstuimigheid uithuizigheid vuiligheid zuinigheid(on) beduidendheid(on) duidelijkheid huiselijkheid uiterlijkheid welluidendheid gedurigheid gruwelijkheid natuurlijkheid ruwheid schuwheid vurigheid zurigheid | brutaliteit curiositeit futiliteit publiciteit universiteit ijdel - ijbel
bijbelbreidel sijpelt spijbel verijdel ijde-ijden-ijen
beide(n)bijen blijde breiden dijen glijden heide heien keien leiden leien lijden meiden mijden rijden rijen scheiden schreiden schreien schrijden snijden spreiden strijden tijden vleiden vleien vlijen vrijen weide wijden wijdte zeide(n) zijde(n) begeleiden benijden bereiden berijden bescheiden bestrijden betijen bevrijden bezijden gebreide gedijen geweien gewijde(n) | geleide(n) gescheiden gespreidde getijde(n) verbeiden verblijden verbreiden vermeien (zich) vermijden verrijden verscheiden verspreiden verwijden achterzijde afleiden afscheiden arbeiden bakkeleien bladzijden kastijden partijen pasteien rammeien schalmeien geplaveide jaargetijde maaltijden vermaledijde wagenwijde lekkernijen pesterijen terzijde wedstrijden wegrijden werktijden leeftijden leertijden medelijden neervlijen weerszijden (aan) ingeleide ingewijde inleiden inwijden schilderijen bij tijden rijmelarijen voorbijglijden contreien onbereide onderscheiden ontwijden opleiden opsnijden op zijde tobberijen | autorijden doorsnijden opensnijden openspreiden overlijden overrijden overschrijden voorbereide(on) voorzijde terugglijden terugleiden terugrijden terugzeiden tussenbeide toebereiden toegewijde uitbreiden uitgeleide uitglijden uitspreiden uitweiden ijder-ijer
beiderblijer leider lijder meier(en) rijder snijder strijder vleier vrijer wijder benijder berijder bestrijder bevrijder verleider autorijder koddebeier zenuwlijder ijds
beitsbereids bijtijds destijds eertijds somtijds tand des tijds tijdens tussentijds wederzijds wijds blijf drijf kijf | lijf schijf stijf vijf wijf wrijf bedrijf beklijf beschrijf gedrijf gekijf geschrijf gewrijf verblijf verdrijf verschrijf verstijf verwijfd achterblijf afblijf afdrijf afschrijf afwrijf manwijf aanblijf aandrijf aanschrijf nablijf samenblijf samendrijf heendrijf heenschrijf uiteendrijf wegblijf wegdrijf inblijf indrijf inschrijf inwrijf misdrijf omschrijf onderschrijf opblijf opdrijf opschrijf opwrijf stokstijf boven drijf doordrijf open blijft overblijf overdrijf overschrijf voortdrijf voorschrijf buitenblijf | buiten kijf thuisblijf uitblijf toeschrijf tijdverdrijf vrijblijf ijfelen-ijferen
cijferentwijfelen vertwijfeld wegcijfert weifelen ijg - ijgen
dreigeigen hijg krijg neig nijg stijg tijg twijg vijg zijg zwijg bedreig bestijg verkrijg verzwijg afkrijg kleinkrijg meekrijg neerzijg oorvijg opkrijg opstijg stilzwijg ijger
krijgt erkrijger steiger tijger weiger zwijger ijk-ijkt
blijkdijk eik ijk kijk lijk prijk reik rijk | sheik slijk strijk tijk wijk bekijk bereik bestrijk bezwijk geijkt gekijk gelijk gestrijk tegelijk vergelijk verkijk verrijk verstrijk afkijk afwijk belangrijk(on) glansrijk omvangrijk praktijk schatrijk talrijk aankijk aanreik neerkijk neerstrijk vindingrijk zinrijk omkijk ongelijk ontwijk opkijk op lijk verongelijkt kroostrijk zoden aan de dijk bloemrijk roemrijk buitenwijk buiten kijk (naar) uitkijk uitstrijk uitwijk liefderijk huldeblijk terugkijk terugwijk |