Franse grammatica: de ontkenning en de dubbele ontkenning
De gewone ontkenning met ne ... pas is gemakkelijk. Die leert men al heel vroeg. Maar daarna wordt het moeilijker. Ne ... plus, ne ... jamais, ne... rien, ne ... personne, ne ... nulle part, ne... ni... ni, ne ... aucun, ne ... guère. Niet alleen moet men weten hoe ze gebruikt moeten worden, maar men moet ook nog weten waar men de ontkenning moet zetten. En alsof dit nog niet moeilijk genoeg is, heb je dan ook nog een speciaal geval voor gevorderden: de dubbele ontkenningen! Ook dan moet je weten welke vormen er zijn en in welke volgorde al deze woorden moeten staan. Een hele kluif!
Welke ontkenning gebruiken?
Een eerste moeilijkheid bij de ontkenning is te weten welke ontkenning men moet gebruiken.
Ne ... pas
Wanneer er in de postieve zin niets speciaals staat, gebruikt men "ne ... pas" (niet) als ontkenning.
Je vais au marché (ik ga naar de markt)
Je ne vais pas au marché (ik ga niet naar de markt)
Ne ... plus
Wanneer er in de postieve zin "encore" (nog) staat, gebruikt men in de ontkennende zin "ne... plus" (niet meer).
Tu vas encore à l'école (ga jij nog naar de school?)
Je ne vais plus à l'école (ik ga niet meer naar school)
Ne ... pas encore
Staat er in de postieve zin "déjà" (reeds, al) dan gebruikt men in de ontkenning "ne ... pas encore" (nog niet)
Tu as déjà été en France? (Ben je al in Frankrijk geweest?)
Non, je n'ai pas encore été en France (ik ben nog niet in Frankrijk geweest)
Ne ... jamais
"Ne ... jamais" (nooit) kan gebruikt worden als ontkenning wanneer er in de postieve zin parfois (soms), souvent (dikwijls) of toujours (altijd) staat.
Vous suivez souvent des cours? (volgt u dikwijls cursussen?)
Je ne suis jamais de cours (ik volg nooit cursussen)
Vous venez toujours en bus? (komt u altijd met de bus?)
Je ne viens jamais en bus (ik kom nooit met de bus)
Ces leçons sont parfois difficiles (die lessen zijn soms moeilijk)
Elles ne sont jamais difficiles (ze zijn nooit moeilijk)
Ne ... rien of rien ... ne
"Quelque chose" (iets) wordt in de ontkenning "ne ... rien" of "rien ... ne" (niets)
Tu prends quelque chose? (wil je iets eten of drinken?)
Non, je ne prends rien (neen, ik wil niets)
Quelque chose a changé? (Is er iets veranderd?)
Non, rien n'a changé (neen, er is niets veranderd)
Het verschil tussen ne ... rien en rien ...ne? Ne ... rien wordt gebruikt wanneer er reeds een onderwerp is, zoals in het eerste voorbeeld. Hier is "je" immers het onderwerp. Bij "rien ... ne" is rien het onderwerp, zoals in het tweede voorbeeld.
Ne ... personne of personne ... ne
"Quelqu'un" (iemand) wordt in de ontkenning "ne ... personne" of "personne ... ne" (niemand)
Tu as vu quelqu'un? (heb je iemand gezien?)
Je n'ai vu personne (ik heb niemand gezien)
Quelqu'un est venu? (is er iemand gekomen?)
Personne n'est venu (niemand is gekomen)
Ook hier is het verschil dat "ne ... personne" wordt gebruikt als er reeds een onderwerp is, zoals in het eerste voorbeeld (tu) en dat "personne ... ne" wordt gebruikt wanneer personne het onderwerp is, zoals in het tweede voorbeeld.
Ne ... nulle part
Quelque part (ergens) wordt in de ontkenning "ne ... nulle part" (nergens)
Tu as vu mon stylo quelque part? (heb je mijn stylo ergens gezien?)
Je n'ai vu ton stylo nulle part (ik heb je stylo nergens gezien)
Ne ... ni ... ni
"Ou ... ou" (of ... of) wordt in de ontkenning "ne ... ni... ni" (noch ... noch).
Tu veux du poulet ou du poisson? (wil je kip of vis?)
Je ne veux ni poulet ni poisson (ik wil noch kip noch vis)
Ne ... aucun
Wanneer er in de postieve zin un of une staat, wordt het in de ontkennende zin "aucun" of "aucune" (geen enkel)
Il y a un problème? (is er een probleem?)
Il n'y a aucun problème (er is geen enkel probleem)
ne... guère
Je ne le vois guère (ik zie hem amper / nauwelijks / bijna niet)
Deze zinsbouw kan een antwoord zijn op "tu le vois souvent?" (zie je hem dikwijls?)
Toch nog even opletten:
- Het article partitif (du, de la, des) wordt na een ontkenning steeds vervangen door "de" . Je ne mange pas de tomates (ik eet geen tomaten) - je ne veux plus de café (ik wil geen koffie meer)
- In de gesproken taal wordt de "ne" vaak weggelaten. Het is niet ongebruikelijk om "je viens pas" (ik kom niet) te horen. In de geschreven taal moet de "ne" er echter steeds staan.
Plaats van de ontkenning
Een volgend probleem is de plaats van de ontkenning. Ook hier is het even opletten, maar met deze eenvoudige truukjes wordt het kinderspel.
Eén werkwoord in de tegenwoordige tijd
De ontkenning staat altijd rond het werkwoord.
Je ne vois pas de tache (ik zie geen vlek)
Je ne vois plus de tache (ik zie geen vlek meer)
Je ne vois jamais de tache (ik zie nooit een vlek)
Je ne vois rien (ik zie niets)
Je ne vois personne (ik zie niemand)
Je ne vois ni poule ni canard (ik zie noch kip, noch eend)
Je ne le vois pas encore (ik zie hem nog niet)
Je ne le vois nulle part (ik zie hem nergens)
Je ne vois aucun problème (ik zie geen enkel probleem)
Bij sommige ontkenningen staat de ne voor het hulpwerkwoord en het tweede deel van de ontkenning na het hulpwerkwoord.
Dit is het geval voor:
- Ne ... pas: Je n'ai pas vu la tache (ik heb de vlek niet gezien)
- Ne ... plus: Je n'ai plus vu la tache (ik heb de vlek niet meer gezien)
- Ne ... jamais: Je n'ai jamais vu la tache (ik heb de vlek nooit gezien)
- Ne ... rien: Je n'ai rien vu (ik heb niets gezien)
- Ne ... pas encore: Je ne l'ai pas encore vu (ik heb hem nog niet gezien)
In de andere gevallen staat de "ne " van de ontkenning voor het hulpwerkwoord en het tweede deel van de ontkenning na het volledige werkwoord. Dit is het geval voor:
- Ne ... personne: Je n'ai vu personne (ik heb niemand gezien)
- Ne ... ni ... ni: Je n'ai vu ni poule ni canard (ik heb noch de kip noch de eend gezien)
- Ne ... nulle part: Je ne l'ai vu nulle part (ik heb hem nergens gezien)
- Ne ... aucun(e): Je n'ai vu aucune faute (ik heb geen enkele fout gezien)
Twee werkwoorden of een vervoegd werkwoord en een infinitief
Bij sommige ontkenningen staat de ne voor het eerste werkwoord en het tweede deel van de ontkenning na het eerste werkwoord. Dit is het geval voor:
- Ne ... pas: Je ne veux pas oublier (ik wil niet vergeten)
- Ne ... plus: Je ne veux plus oublier (ik wil niet meer vergeten)
- Ne... jamais: Je ne veux jamais oublier (ik wil nooit vergeten)
- Ne ... rien: Je ne veux rien oublier (ik wil niets vergeten)
- Ne ... pas encore: Je ne veux pas encore oublier (ik wil nog niet vergeten)
In andere gevallen staat de ne voor het eerste werkwoord en het tweede deel van de ontkenning na het tweede werkwoord. Dit is het geval voor:
- Ne ... personne: Je ne veux oublier personne (ik wil niemand vergeten)
- Ne... ni ... ni: Je ne veux oublier ni mon frère ni ma soeur (ik wil noch mijn broer, noch mijn zus vergeten)
- Ne ... nulle part: Je ne veux aller nulle part (ik wil nergens heen)
- Ne ... aucun(e): Je ne veux faire aucune faute (ik wil geen enkele fout maken)
De dubbele ontkenning
Een speciaal geval zijn de dubbele ontkenningen (la double négation). Veel linguïsten zijn het er over eens dat een dubbele ontkenning het gezegde terug positief maakt, maar dat is in het Frans niet zo.
Overzicht dubbele ontkenningen
- ne ... plus jamais of ne ... jamais plus (beide zijn toegelaten en betekenen hetzelfde): je ne le verrai plus jamais / je ne le verrai jamais plus (ik zal hem nooit meer zien)
- ne ... plus personne: je ne verrai plus personne (ik zal niemand meer zien)
- ne ... pas du tout: je ne le vois pas du tout (ik zie hem helemaal niet)
- ne ... jamais rien: je ne reçois jamais rien (ik krijg nooit iets)
- ne ... plus rien: je ne fais plus rien (ik doe niets meer)
- ne ... jamais personne: je ne vois jamais personne (ik zie nooit iemand)
- ne ... plus nulle part: je ne vais plus nulle part (ik ga nergens meer heen)
Woordvolgorde dubbele ontkenning
Hier geldt dezelfde opdeling als voor de gewone vormen: een speciale regel voor personne, du tout en nulle part en de gewone regel voor al de rest. Dit is vooral belangrijk voor de zinnen met een samengesteld werkwoord en voor de zinnen met twee werkwoorden.
Met een enkel werkwoord:
Zelfde volgorde voor alle vormen: eerste deel ontkenning + vervoegd werkwoord + dubbele ontkenning
je ne vais plus jamais à Anvers (ik ga nooit meer naar Antwerpen)
je ne vois plus personne (ik zie niemand meer)
je ne viens pas du tout (ik kom helemaal niet)
Met een samengesteld werkwoord:
Je n'ai plus jamais été à Anvers (ik ben nooit meer in Antwerpen geweest): eerste deel ontkenning + hulpwerkwoord + dubbele ontkenning + voltooid deelwoord
Maar:
Je n'ai plus vu personne (ik heb niemand meer gezien)
Je n'ai plus été nulle part (ik ben nergens meer geweest)
Je ne l'ai pas vu du tout (ik heb hem helemaal niet gezien)
dus: eerste deel ontkenning + hulpwerkwoord + eerste deel dubbele ontkenning + voltooid deelwoord + tweede deel dubbele ontkenning
Met twee werkwoorden:
Je ne vais plus jamais aller à Anvers (ik zal nooit meer naar Antwerpen gaan): eerste deel ontkenning + eerste vervoegd werkwoord + dubbele ontkenning + tweede werkwoord in infinitief
Maar:
Je ne veux plus voir personne (ik wil niemand meer zien)
Je ne veux plus aller nulle part (ik wil nergens meer heen)
Je ne veux pas y aller du tout (ik wil er helemaal niet heen)
dus: eerste deel ontkenning + eerste vervoegd werkwoord +eerste deel dubbele ontkenning + tweede werkwoord in infinitief + tweede deel dubbele ontkenning
Veel succes!