Gebeurt of gebeurd: wanneer schrijf je het met een d of t?
'Gebeurt' en 'gebeurd' zijn beide goede vervoegingen van het werkwoord 'gebeuren', maar wanneer schrijf je in een zin 'gebeurt' met een 't' en wanneer 'gebeurd' met een 'd'? De regels voor het vervoegen van werkwoorden kunnen ingewikkeld zijn, maar als ze op een rijtje staan wordt het ineens een stuk gemakkelijker om ze te begrijpen. Je vindt de juiste vervoeging door van de zin een vragende zin te maken of door de zin in de verleden tijd te zetten. Zo schrijf je nooit meer 'gebeurd' als het 'gebeurt' moet zijn of andersom.
Waarom zijn er twee schrijfwijzes?
De twee schrijfwijzes ontstaan door twee verschillende vervoegingen: bij de tweede en derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd krijg je
stam + t en bij de voltooid verleden tijd krijg je het voltooid deelwoord:
stam + d. De stam van een werkwoord is (meestal) het hele werkwoord zonder
en.
Hele werkwoord (infinitief) | Stam |
Gebeuren | Gebeur |
Wandelen | Wandel |
Wenen | Ween |
Algemene regel: stam + t
De
stam + t, gebeurt, hoort bij de tegenwoordige tijd. Elk werkwoord krijgt in de tegenwoordige tijd een
t als uitgang bij de tweede en derde persoon enkelvoud (jij, u, hij, zij of het).
- Het ongeluk gebeurt.
- Jan loopt op de stoep.
- Maria fietst naar huis.
In de bovenstaande zinnen is het werkwoord de persoonsvorm. De persoonsvorm vind je door er een
vraagzin van te maken of de zin in een
andere tijd te zetten. De persoonsvorm verandert of verplaatst dan.
Algemene regel: stam + d
De
stam + d hoort bij het voltooid deelwoord. Deze regel gaat op voor alle zwakke werkwoorden waarvan de stam eindigt op een letter die niet in 't kofschip zit. Een zwak werkwoord is een werkwoord dat in de verleden tijd de uitgang
-te of
-de krijgt. Voorbeelden zijn:
- Er is een ongeval gebeurd.
- Ik heb appels gehaald.
- De dief heeft schuld bekend.
Als de laatste letter van de stam van het werkwoord een medeklinker is en in 't kofschip zit, krijgt het voltooid deelwoord een
t als uitgang. Zit de laatste letter van de stam niet in 't kofschip of is dit een klinker, dan krijgt het voltooid deelwoord een
d als uitgang.
Wel in 't kofschip | Niet in 't kofschip |
t, k, f, s, ch, p | a, e, i, o, u, y, ij, b, d, g, l, m, n, r, v, w, z |
Gebeurt: stam + t
Gebeurt is een werkwoordsvorm in de tegenwoordige tijd van het werkwoord
gebeuren. Het bestaat uit de stam van
gebeuren, gebeur, plus de vervoeging
t. Je gebruikt
gebeurt in de tweede en derde persoon enkelvoud: het gebeurt.
Voorbeelden van zinnen met gebeurt
- Weet jij wat hier gebeurt?
- Er gebeurt niet veel tijdens de les.
- Dat gebeurt niet zomaar.
- Ik begrijp niet wat er gebeurt.
- Er gebeurt hier niks.
- Op dit moment gebeurt er een ongeluk.
- Wat gebeurt er bij de buren?
Gebeurd: stam + d
Gebeurd is het voltooid deelwoord van het werkwoord
gebeuren. Het bestaat uit de stam van
gebeuren, gebeur, plus de vervoeging
d. Je krijgt een
d als uitgang en geen
t, omdat de
r niet in 't kofschip zit. Daarom schrijf je het voltooid deelwoord met een
d: het is gebeurd.
Voorbeelden van zinnen met gebeurd
- Wat is er gebeurd?
- Er is een ongeluk gebeurd.
- Aardappelen schillen is zo gebeurd.
- Dat is nooit gebeurd.
- Het is al eens eerder gebeurd.
- Er is thuis iets geks gebeurd.
- Ik ben benieuwd wat er gebeurd is.
Ontdek of je gebeurt of gebeurd moet gebruiken
Er zijn twee gemakkelijke manieren om de juiste spelling te vinden. Je kunt van de zin een vraagzin maken of deze in de verleden tijd zetten.
Vragende zin
Verander de zin in een vraag. Als
gebeurt vooraan in de zin staat, dan schrijf je het met een
t. Staat het woord niet vooraan in de zin? Dan spel je het als
gebeurd. Natuurlijk kan het ook zo zijn dat je al een vragende zin hebt. Als
gebeurt vooraan in de vraagzin staat, spel je het met een
t. Staat het niet direct vooraan? Dan spel je het met een
d.
Zin | Vraag |
Er gebeurt de hele dag niks. | Gebeurt er de hele dag niks? |
Omdat
gebeurt bij de vragende zin vooraan staat, schrijf je het met een
t.
Zin | Vraag |
Er is een ongeluk gebeurd. | Is er een ongeluk gebeurd? |
Omdat
gebeurd bij de vragende zin niet vooraan staat, schrijf je het met een
d.
Verleden tijd
Een andere manier om te ontdekken of je
gebeurt of
gebeurd schrijft, is door de zin in de verleden tijd te zetten. Als
gebeurt verandert in
gebeurde, schrijf je het met een
t. Als het woord niet verandert, schrijf je het met een
d. Staat de zin al in de verleden tijd? Dan heb je te maken met een voltooid deelwoord en schrijf je het met een
d.
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
Er gebeurt de hele dag niks. | Er gebeurde de hele dag niks. |
Omdat
gebeurt in de verleden tijd verandert in
gebeurde, schrijf je
gebeurt met een
t.
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
Er is een ongeluk gebeurd. | Er was een ongeluk gebeurd. |
Omdat
gebeurd in de verleden tijd niet verandert, schrijf je het met een
d.
Waarom gaat het zo vaak fout?
Er is een logische verklaring dat
gebeurt en
gebeurd vaak door elkaar gebruikt worden: ten eerste hoor je het verschil namelijk niet in spreektaal. Spreken en luisteren zijn de eerste vormen van taal die je leert en hierin is geen verschil tussen
gebeurd en
gebeurt. In schrijftaal is dit verschil er echter wel. Een tweede factor die meespeelt is dat zowel
gebeurt als
gebeurd een juiste spellingwijze is, afhankelijk van de context. Een deel van taalbeheersing doe je op gevoel, waardoor je al gauw denkt:
gebeurt (of juist
gebeurd) heb ik wel eens ergens zien staan, dus dit moet de juiste schrijfwijze zijn. Daarnaast gebruiken veel mensen de vervoegingsregels onjuist, waardoor je fouten maakt.
Soortgelijke werkwoorden
Gebeurt / gebeurd heeft een hele familie van werkwoorden die op dezelfde manier vaak foutief worden gebruikt.
- Behagen: behaagt / behaagd
- Behandelen: behandelt / behandeld
- Beheren: beheert / beheerd
- Bekennen: bekent / bekend
- Beloven: belooft / beloofd
- Bedoelen: bedoelt / bedoeld
- Bestellen: bestelt / besteld
- Veranderen: verandert / veranderd
- Verbeteren: verbetert / verbeterd
- Besparen: bespaart / bespaard
- Verduisteren: verduistert / verduisterd
- Verkeren: verkeert / verkeerd
- Verklaren: verklaart / verklaard
- Vertellen: vertelt / verteld
- Vervelen: verveelt / verveeld
- Verzorgen: verzorgt / verzorgd
Soortgelijke fout met dt / d
Ook werkwoorden waarvan de stam eindigt op een
d, zoals
vermelden (vermeld) vermijden (vermijd) en
verraden (verraad) worden vaak verkeerd geschreven, als
vermelt, vermeldt of
vermeld. Vermelt is altijd fout, maar
vermeldt (tegenwoordige tijd) en
vermeld (voltooid deelwoord) bestaan wel.