Didactische structuren - denkknap en woordknap
Kinderen die denkknap zijn houden van het werken met bouwmateriaal, puzzels en opdrachten waarbij ze logisch moeten denken. Kinderen die woordknap zijn, zijn goed in lezen, verhalen vertellen, schrijven en spreken, lezen graag, beschikken over een uitgebreide woordenschat, of spelen met woorden. Hieronder worden een aantal didactische structuren beschreven waarmee van elke les een motiverende en betekenisvolle les gemaakt kan worden met het oog op de intelligentie 'denkknap en woordknap'.
Didactische structuren - Denkknap
Zoek de valse
Kinderen schrijven drie stellingen op een blaadje. Twee stellingen zijn waar, één stelling is een ‘valse’, dus een onjuiste stelling. De kinderen lezen om de beurt de stellingen voor. Nadat een kind dit heeft gedaan, proberen de andere kinderen erachter te komen welke van de drie vals is.
Tweevergelijk
Kinderen werken in tweetallen en maken samen een lijst met ideeën. Hebben ze dit gedaan? Dan komen twee tweetallen bij elkaar en vergelijken hun lijsten. Kinderen proberen bijvoorbeeld samen sommen te bedenken waarvan de uitkomst 30 is. Beiden schrijven om de beurt een nieuwe som op. Nadat deze lijst is gemaakt, vormen zij samen met een ander tweetal een groepje van vier. Hierbij vergelijken ze de bedachten sommen, om te zien welke som alleen één van de twee tweetallen had opgeschreven. Hierna gaan de beide tweetallen samen meer sommen bedenken, die geen van beide tweetallen had gevonden. Op deze manier krijg je steeds meer antwoorden.
Blind op volgorde
In een groep krijgt ieder kind een aantal kaartjes, vaak met alleen plaatjes van gebeurtenissen of fasen. De kinderen laten elkaar niet hun kaartjes zien. Ze moeten hun kaartjes beschrijven en als groep samenwerken om de volgorde van de kaartjes te bepalen en dat terwijl de kaartjes ondersteboven op de tafel liggen. Als ze klaar zijn draaien ze de kaartjes om en controleren de volgorde. Daarna bespreken ze hoe effectief ze waren in het bepalen van de volgorde en bedenken een aanpak om de volgorde te verbeteren.
Deel bij deel
Elk kind krijgt een kaartje met een aanwijzing erop. Deze aanwijzing is nodig om een groepsprobleem op te lossen. De kinderen moeten alles bij elkaar leggen om het probleem op te lossen. Om bijvoorbeeld de rangschikking van een ster, een cirkel, een vierkant en een driehoek te ontdekken, krijgt ieder kind een aanwijzing op een kaart:
- De cirkel ligt niet in het midden;
- De driehoek ligt aan een kant;
- De ster ligt links van het vierkant;
- Het vierkant ligt aan de rechterkant van de cirkel.
Ieder kind in het groepje leest zijn kaart en beslist zelfstandig wat er uit die aanwijzing geconcludeerd kan worden. De kinderen beslissen of ze het hier allemaal mee eens zijn voordat de volgende zijn aanwijzing voorleest. Deel bij deel zorgt ervoor dat alle kinderen betrokken worden bij het oplossen van problemen.
Wie ben ik?
Kinderen proberen erachter te komen wie of wat ze zijn door rond te lopen en ja/nee vragen aan klasgenoten te stellen. Ze mogen drie vragen per klasgenoot stellen, of een onbeperkt aantal vragen totdat er een nee antwoord wordt gegeven. Ze zoeken dan een nieuwe klasgenoot om vragen aan te stellen. Als het kind zijn identiteit heeft geraden, wordt hij een ‘tipgever’ die aanwijzingen geeft aan de kinderen die hun identiteit nog niet hebben ontdekt.
Didactische structuren - Woordknap
Debat
Kinderen kunnen aangewezen worden het eens of oneens te zijn met de stelling, of kinderen mogen zelf bepalen of ze het eens of oneens zijn. Kinderen die het ermee eens zijn gaan naar de ene kant van het lokaal en kinderen die het oneens zijn gaan naar de andere kant.
Dan worden er groepjes gevormd, gewoonlijk met twee kinderen die het met de stelling eens zijn en twee die het oneens zijn. In die groepjes gaan de kinderen over het onderwerp discussiëren.
Tweegesprek keer drie
De leerkracht geeft een onderwerp. Kinderen wisselen drie keer over een onderwerp van gedachten, één keer met elk van hun groepje (in een groepje van vier). Door herhaaldelijk hun ideeën over hetzelfde onderwerp te bespreken scherpen ze hun eigen ideeën over het onderwerp aan.
BreinStorm
BreinStorm zorgt ervoor om snel ideeën op te roepen. Kinderen kunnen in alleen, maar ook in tweetallen, een kleine of een grote groep breinstormen. De ideeën die in het hoofd opkomen worden genoteerd.
Teken wat ik schrijf
Kinderen tekenen een eenvoudig plaatje. Daarna schrijven de kinderen zo duidelijk mogelijk aanwijzingen voor een ander kind op. Aan de hand van de aanwijzingen moet een ander kind jouw plaatje kunnen natekenen, zonder dat hij/zij het plaatje ziet. De kinderen wisselen hun beschrijvingen met elkaar. Het is belangrijk dat de kinderen elkaar niet hun tekening laten zien. Ze proberen daarna aan de hand van de beschrijving de echte tekening na te tekenen. Als dit is gedaan vergelijken ze de tekeningen en bespreken ze hoe ze de aanwijzingen eventueel kunnen verbeteren.
Tafelrondje
In groepjes geven kinderen een stuk papier en pen de tafel rond, terwijl ze allemaal om de beurt iets opschrijven. Tafelrondje wordt gebruikt om een lijst te maken of om een gezamenlijk verhaal te schrijven. Op deze manier zijn alle kinderen betrokken bij de opdracht.
Lees voor meer didactische structuren bij andere intelligenties mijn artikelen:
- Didactische structuren - beeldknap en beweegknap
- Didactische structuren - samenknap en zelfknap
- Didactische structuren – muziekknap en natuurknap