Didactische structuren - muziekknap en natuurknap
Kinderen die muziekknap zijn houden van muziek luisteren en muziek maken. Kinderen die natuurknap zijn kunnen goed waarnemen en observeren. Zij kunnen goed vertellen wat ze zien, horen, proeven en ruiken. Hieronder worden een aantal didactische structuren beschreven waarmee van elke les een motiverende en betekenisvolle les gemaakt kan worden met het oog op de intelligentie 'muziekknap en natuurknap'.
Didactische structuren - Muziekknap
Achtergrondmuziek
Verschillende soorten muziek kunnen gebruikt worden om de kinderen tot rust te laten komen, om een les of een dagdeel te starten, een werkstuk te verlevendigen, een stemming te creëren en uiteraard om kinderen energie te geven.
Leerliedjes
Tijdens leerliedjes houden kinderen zich bezig met het schrijven of uitvoeren van liedjes gebaseerd op de leerstof. Er blijft veel leerstof hangen met behulp van allerlei genres muziek, van biologie-raps, tot de spelling-rock. Een effectieve techniek om kinderen te leren hun eigen leerliedje te schrijven is door ze eerst te laten breinstormen over ideeën, zinnen en woorden en daarna de zinnen op een populair wijsje te zetten.
Lied voor twee stemmen
De kinderen vormen een tweetal om samen een liedje te zingen. Sommige regels zijn aangeven met A andere met B en andere met AB. Een lied voor twee stemmen kan ook met de hele klas gezongen worden. De helft van de klas zingt de A regels, de andere helft de B regels en de hele klas zingt de AB regels.
Teamkreet
Kinderen werken in kleine groepjes om een teamkreet te maken over een bepaald onderwerp. Eerst bedenken de kinderen woorden en zinnen die met de leerstof te maken hebben. Dan verzinnen ze een ritme, waarbij de belangrijke woorden of zinnen benadrukt worden. Er kunnen bewegingen worden ingezet bij teamkreet om ook de intelligentie van beweegknap te stimuleren.
Didactische structuren - Natuurknap
Rubriceren
De kinderen of de leerkracht kunnen zelf een indeling bedenken en/of de voorwerpen die ingedeeld moeten worden. De kinderen krijgen de voorwerpen en een aantal kenmerken of een grafisch schema zoals een 2x2 matrix aangereikt. Kinderen werken alleen of in kleine groepjes om de voorwerpen te rubriceren.
Wat je als leerkracht ook kunt doen is de kinderen zelf laten kiezen awt ze in categorieën gaan indelen en kiezen hun eigen indelingssysteem.
Rubriceren werkt goed bij dieren, planten, stenen, wolken, etenswaar. Maar ook andere dingen kunnen in rubrieken onderverdeeld worden: woordenlijsten, plaatjes, vormen, getallen, vraagstukken, acties, muziek, auto’s.
Kijk-Schrijf-Gesprek
Ieder groepje krijgt een voorwerp, bijvoorbeeld een bloem, tandenborstel of keukengerei. De kinderen krijgen twee minuten de tijd om het voorwerp te bekijken. Het doel is om ieder detail vast te leggen in hun geheugen. Daarna wordt het voorwerp weggehaald. De kinderen maken zo goed mogelijk een beschrijving van het voorwerp vanuit hun geheugen. Tenslotte gebruiken ze de beschrijvingen als een basis voor een bespreking van de kenmerken van het voorwerp. Na het gesprek kunnen de kinderen het voorwerp weer bekijken om te zien hoe nauwkeurig ze waren of wat ze gemist hebben.
Kijk-Teken-TweePraat
Kinderen bekijken een voorwerp, bijvoorbeeld een blaadje onder een vergrootglas, een cel onder een microscoop of een worm met het blote oog. Terwijl ze het voorwerp bestuderen tekenen de kinderen het. Dan komen twee kinderen die hetzelfde voorwerp hebben bestudeerd en getekend bij elkaar. Ze noemen om de beurt eigenschappen van het voorwerp. Tweetallen kunnen hun observaties vergelijken met een ander tweetal.
Kijk-Schrijf-TweePraat
Kinderen bestuderen zelfstandig voorwerpen en schrijven hun bevindingen op. De kinderen gaan bijvoorbeeld allemaal naar het schoolplein om het gedrag van mieren te observeren. Als de kinderen terugkomen in de klas, maken ze met deze informatie een gedetailleerde beschrijving. Kinderen vormen groepjes van twee en bespreken hun observaties.
Gelijk/Ongelijk
Elk tweetal krijgt twee voorwerpen die in sommige opzichten gelijk zijn en in andere verschillend. Voorbeelden: mot en een vlinder, een roos en een madeliefje, een eikenblad en een plataanblad. De kinderen zitten zo dat ze elkaars voorwerp niet kunnen zien. De kinderen werken samen om alle overeenkomsten en alle verschillen tussen de twee voorwerpen te beschrijven en te noteren. Als de kinderen klaar zijn, vergelijken ze hun voorwerpen om te zien welke andere overeenkomsten en verschillen ze nog kunnen vinden. Gelijk/Ongelijk kan ook goed gebruikt worden op andere gebieden. Kinderen ontdekken wat overeenkomsten en verschillen zijn bij beschrijvingen, nieuwsberichten over dezelfde gebeurtenis, illustraties of schilderijen met hetzelfde onderwerp, paren van plaatjes met missende of veranderde elementen, of historische personen.
Lees voor meer didactische structuren bij andere intelligenties mijn artikelen:
- Didactische structuren - beeldknap en beweegknap
- Didactische structuren - denkknap en woordknap
- Didactische structuren - samenknap en zelfknap