Pesten in het basisonderwijs
Pesten is wat anders dan plagen. Pesten gebeurt structureel. Het pesten kan verschillende vormen aannemen: van schelden, het verstoppen, afpakken of stukmaken van eigendommen, het niet meedoen aan activiteiten, tot het toepassen van allerlei vormen van fysiek, seksueel of psychisch geweld. De meeste van deze pestactiviteiten vinden plaats zonder dat de leerkrachten, ouders of andere opvoeders dit doorhebben.
Van alle kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs, worden er ruim 300.000 regelmatig gepest. Pesten is het alleen of samen met anderen psychisch of fysiek mishandelen van een kind, die niet in staat is zich zelf te verdedigen.
Het slachtoffer
Elk kind kan slachtoffer worden van pestgedrag. Toch blijken kinderen, die één of meer van de volgende kenmerken vertonen, eerder dan anderer kinderen gepest worden:
- Anders - Het kind is anders dan andere kinderen. Denk aan: huidskleur, kleding, herkomst, lichaamsgeur, manier van praten, gedrag, etc.
- Gevoelig - Het kind is gevoelig voor het pestgedrag. Vaak gaat het om passief, angstig of volgzaam gedrag.
- Sociale vaardigheden - Het kind heeft weinig sociale vaardigheden.
- Hulpeloos - Het kind blijkt vaak fysiek niet zo sterk te zijn en kunnen of durven daarom de pesters niet van zich af te slaan.
De pestkop
Er bestaat het verschil tussen de leider(s) en de meelopers. De echte pester neemt bij het pesten het initiatief en de meelopers doen mee met het pesten, maar doen dit met andere motieven. De meelopers pesten mee, omdat ze bang zijn dat ze anders zelf slachtoffer worden en denken dat ze daardoor bij de groep horen.
De echte pester heeft vaak de volgende kenmerken:
- Hij is mondiger en lichamelijker sterker dan het slachtoffer
- Hij kijkt neer op het slachtoffer
- Hij heeft reageert agressief
- Hij denkt dat zijn pestgedrag hem ‘stoerder’ maakt bij de andere groepsleden
Achtergronden van het pesten
Niet alle kinderen die de kenmerken van het slachtoffer vertonen worden gepest en ook niet alle kinderen die veel van de kenmerken van de pester vertonen pesters. Het pedagogisch klimaat in de klas speelt hierbij ook een belangrijke rol.
De groep waar kinderen in zitten, moet veiligheid bieden. Kinderen moeten zichzelf kunnen en durven uiten. Gevoelens van onveiligheid kunnen leiden door frustraties. Wanneer kinderen niet met zulke frustraties kunnen omgaan, zoeken zij naar mogelijkheden om zich af te reageren.
Het voorkomen van pesten
Het pestgedrag kan voorkomen worden, als er een goed pedagogisch klimaat in de klas aanwezig is. Denk aan:
Veiligheid
Een kind moet zich in de klas veilig voelen, het kind moet geaccepteerd en gewaardeerd worden. Alleen op deze manier durft een kind zichzelf te uiten.
Sociaal leiderschap
De leerkracht is de leider van de klas, maar het is belangrijk dat er samen met de kinderen beslissen worden genomen. Als je met elkaar afspraken en regels maakt, dan kunnen kinderen zich daar beter aan houden en kunnen zij elkaar daarop aanspreken.
Gesprek
Het is belangrijk dat je in de klas veel praat over o.a. sociaal-emotionele onderwerpen. Geef de kinderen het gevoel dat ze alles in de klas kunnen bespreken.
Samenwerken
Laat de kinderen in de klas veel samenwerken met verschillende kinderen. Op deze manier leren de kinderen elkaar accepteren.
Het tegengaan van pestgedrag
Het is belangrijk dat je als leerkracht het volgende doet:
Een gesprek met het slachtoffer
Geef aan dat je het kind graag wilt helpen en dat je het kind serieus neemt. Je moet vertrouwen geven aan het kind.
Gesprek met de groep
Ga in een kringgesprek na hoe kinderen over pesten denken en of zij weten wat de eventuele gevolgen van pesten kunnen zijn. Laat als leerkracht merken dat je pesten niet waardeerd. Samen met de kinderen kun je afspraken maken over het ophouden van pesten.
Gesprek met de pester(s)
Laat de kinderen in je gesprek bewust worden van hun gedrag. Pas als de kinderen zich hiervan bewust zijn, kun je over straffen praten.
Gesprek met de ouders
Ga afzonderlijk in gesprek met de ouders van het slachtoffer en met de ouders van de pester(s). Vertel hen wat er aan de hand is, hoe jij er zelf over denkt en welke maatregelen je al hebt genomen. Maak samen met de ouders afspraken.