Kinderboeken tussen middeleeuwen en de twintigste eeuw
Toen dankzij de boekdrukkunst het geschreven en gedrukte woord zich middels boeken kon verspreiden, was er van een gericht en algemeen leesonderwijs nog geen sprake. De meeste kinderen leerden geen lezen en een genre boeken dat speciaal op kinderen gericht was, had geen bestaansrecht. De geschiedenis van kinderboeken is, in dat licht gezien, nog niet zo oud.
Middeleeuwen
In de middeleeuwen kon de gemiddelde burger niet lezen. Die kunst was voorbehouden aan de geestelijkheid, de adel en een aantal rijke handelaren. Nieuwtjes en verhalen werden door rondtrekkende minstrelen en verhalenvertellers doorverteld en bezongen, waardoor iedereen toch op de hoogte kon blijven. Het denkbeeld, dat de inhoud van veel verhalen in onze ogen en oren totaal ongeschikt was voor kinderen, zou iets zijn, dat men destijds maar moeilijk zou kunnen bevatten. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen kinderverhalen en volwassenen-verhalen.
Volksboeken
Met de komst van de boekdrukkunst begon een nieuwe revolutie. Verhalen konden worden opgeschreven en gedrukt, zodat ‘iedereen’ er kennis van kon nemen. Dan moest men wel kunnen lezen, natuurlijk. Met de komst van het gedrukte woord, kwam er ook meer belangstelling voor de edele kunst van het lezen. De verhalen, die voorheen door minstrelen werden verteld en gezongen, werden in volksboeken verzameld. Het was leesstof voor jong en oud. Kinderen en volwassenen genoten van dezelfde verhalen, er was in deze periode nog geen behoefde aan kinderboeken. Mensen waren niet of nauwelijks geschoold, diepere nuances werden door de massa niet begrepen. In boeken uit deze periode zie je, dat er steeds sprake is van een scherpere tegenstellingen. Een karakter uit een verhaal was ofwel goed, ofwel heel slecht. Aan dit literaire houvast hoefde je in ieder geval niet te twijfelen.
Renaissance
Vanaf de zeventiende eeuw komt de individualiteit van de mens meer op de voorgrond. Men komt tot de ontdekking, dat een kind in zijn eigen ontwikkelingsfase zit en niet moet worden gezien als een miniatuur-volwassene. Hier en daar ontstaan boekjes, gericht op kinderen. Boekjes, die vooral gezien moeten worden als een manier van volwassenen om kinderen te beïnvloeden, het juiste voorbeeld te geven. In de voorbeeldverhalen waren kinderen vooral brave burgers in het klein. Het is heel waarschijnlijk, dat kinderen de volksverhalen heel wat leuker en interessanter hebben gevonden dan de stichtelijke lectuur. En natuurlijk werd ook de Bijbel gebruikt om leesvaardigheid te vergroten. Bovendien ging ook hiervan een opvoedkundig en stichtelijke werking uit.
Leren lezen
Het leesonderwijs ging in de zeventiende en achttiende eeuw uit van ABC-boeken of Haneboeken. In deze boeken werd het ABC, het alfabet, behandeld. Daarnaast stonden er allerlei speloefeningen in, in de vorm van gebeden, de Tien Geboden, Geloofsartikelen, etc. Voor kinderen op jonge leeftijd veel te moeilijk en niet echt aansprekend materiaal. Dit treurige leesonderricht leverde onvoldoende kwaliteit en bedreven lezers af.
Het eind van de achttiende eeuw
De kwaliteit van het leesonderwijs werd op het eind van de achttiende eeuw een punt van aandacht. Hieronymus van Alphen (1746-1803) schreef een aantal gedichten voor kinderen. Ook Jan Pieter Heije (1809-1876) schreef gedichten en liedteksten, waarvan we er een aantal nog goed kennen (Er zaten zeven kikkertjes; Zie de maan schijnt door de bomen; Piet Hein). De nieuwe wind ging ook waaien binnen het leesonderwijs. Er ontstonden schoolboekjes, die weliswaar vooral ten doel hadden de leesvaardigheid te bevorderen, maar bevatten ook verhalen. Deze verhalen hadden natuurlijk ook nog de bijbedoeling kinderen vertrouwd te maken met kerkelijke zaken, of de door volwassenen gewenste levens- en wereldbeschouwing.
Van ontspanningsboeken naar kinderboeken
Tot het begin van de twintigste eeuw zijn kinderboeken vooral boeken waarmee leesvaardigheid wordt getraind én volwassen denkbeelden en voorbeelden aan kinderen worden aangeboden. Toch ontstaan er al hier en daar boekjes die zich echt op kinderen richten, soms ook nog op hun ouders. Denk hierbij aan de hierboven al genoemde gedichten van Van Alphen en Heije. Ook sprookjes werden gelezen. In de negentiende komen daar een aantal nu nog steeds bekende en populaire boeken bij, zoals
Robinson Crusoë, Gullivers reizen, Tom Sawyer, Alleen op de Wereld, Tijd Uilenspiegel, Alice in Wonderland. Boeken waarin een dosis moraal te vinden is, maar ook het onverwachte, het avontuur.
Lees verder