Kerndoelen in het basisonderwijs
Op het eind van een bepaalde school of opleiding wordt de balans opgemaakt. Is er geleerd wat geleerd had moeten worden? Dat begint al aan het eind van de basisschool. Kinderen moeten zoveel geleerd hebben, dat ze voldoen aan de kerndoelen. Voor welke leergebieden zijn kerndoelen vastgesteld? Welke kerndoelen zijn er?
Leren op de basisschool
Op de basisschool leren kinderen zich allerlei vaardigheden en kennis eigen te maken, op diverse vak- en vormingsgebieden. Er is zoveel kennis dat er noodzakelijkerwijs een keuze gemaakt moet worden wat wél of juist níet deel moet uitmaken van het onderwijsprogramma van de basisschool. Om welke kennis het gaat is bij wet vastgelegd.
Kerndoelen
De wetgever in het onderwijs heeft vastgesteld dat basisscholen kinderen tot leren moeten brengen. Wat kinderen aan het eind van groep 8 moeten beheersen is in hoofdlijnen vastgelegd in een aantal doelstellingen,
kerndoelen genoemd.. Door deze kerndoelen wordt een gevarieerd aanbod gewaarborgd, dat ook maatschappelijk herkenbaar is. De kerndoelen doen geen uitspraak over de te volgen didactiek. Het is aan de scholen zelf te bepalen op welke wijze en met welke materialen dit moet gebeuren. Waar mogelijk zouden de kerndoelen in samenhang aan bod moeten komen. Uiteraard wordt e.e.a. gevolgd door de inspectie op het basisonderwijs. De huidige reeks kerndoelen is in 2009 ingevoerd.
Domeinen
De kerndoelen zijn gegroepeerd in een aantal
domeinen, vroeger zou je dit vakken of
vakgebieden genoemd hebben, maar het woord domeinen staat voor een wat ruimer begrip. Binnen één domein zouden één of meerdere schoolvakken ondergebracht kunnen worden. Daarnaast stijgt het domein boven de vakken uit, en kun je onder delen van verschillende domeinen in één schoolvak kunnen terugvinden. Zo kun je bij een vak als ruimte of tijd ook taaldoelen herkennen.
Hieronder zie je een lijst van de verschillende domeinen:
- Mondeling taalonderwijs
- Schriftelijk taalonderwijs
- Taalbeschouwing, waaronder strategieën
- Engels
- Friese taal
- Wiskundig inzicht en handelingen
- Getallen en bewerkingen
- Mens en meetkunde
- Mens en samenleving
- Mens en techniek
- Ruimte
- Tijd
- Kunstzinnige oriëntatie
- Bewegingsonderwijs
Kerndoelen
| Mondeling taalonderwijs |
1 | De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. |
2 | De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij discussiëren. |
3 | De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussie en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. |
| Schriftelijk taalonderwijs |
4 | De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen. |
5 | De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals; informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen. |
6 | De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale. |
7 | De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. |
8 | De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. |
9 | De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. |
| Taalbeschouwing, waaronder strategieën |
10 | De leerlingen leren bij de doelen onder ‘mondeling taalonderwijs’en ‘schriftelijk taalonderwijs’ strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen. |
11 | De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden.
De leerlingen kennen
Regels voor het spellen van werkwoorden;
Regels voor spellen van andere woorden dan werkwoorden;
Regels voor het gebruik van leestekens. |
12 | De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. |
| Engels |
13 | De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse teksten. |
14 | De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in die taal. |
15 | De leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden over alledaagse onderwerpen. |
16 | De leerlingen leren om woordbetekenissen en schrijfwijzen van Engelse woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek. |
| Friese Taal |
17 | De leerlingen ontwikkelen een positieve attitude ten opzichte van het gebruik van Fries door henzelf en anderen. |
18 | De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken Fries.
Het gaat om teksten die informatie geven, plezier verschaffen, meningen of aanwijzingen bevatten over voor hen bekende onderwerpen. |
19 | De leerlingen leren zich naar inhoud en vorm in het Fries uit te drukken
in situaties uit hun dagelijks leven waarin zij informatie vragen of geven over een onderwerp waarmee zij vertrouwd zijn. |
20 | De leerlingen leren informatie te verwerven uit teksten in het Fries in frequent voorkomende teksttypen (zoals artikelen in jeugdrubrieken, liedjes, verhalen). |
21 | De leerlingen leren eenvoudige teksten in het Fries te schrijven over alledaagse onderwerpen met het doel met anderen over die onderwerpen te communiceren. |
22 | De leerlingen verwerven een woordenschat van frequent gebruikte Friese woorden en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. |
De kerndoelen Fries zijn uiteraard alleen van toepassing voor het Friese taalgebied.
| Wiskundig inzicht en handelingen |
23 | De leerlingen leren wiskundetaal gebruiken. |
24 | De leerlingen leren praktische en formele reken- wiskundige problemen op te lossen en redeneringen helder weer te geven. |
25 | De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van reken-wiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen. |
| Getallen en bewerkingen. |
26 | De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en in praktische situaties mee te rekenen. |
27 | De leerlingen leren de basisbewerkingen met gehele getallen in elk geval tot 100 snel uit het hoofd uitvoeren, waarbij optellen en aftrekken tot 20 en de tafels van buiten gekend zijn. |
28 | De leerlingen leren schattend tellen en rekenen. |
29 | De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. |
30 | De leerlingen leren schriftelijk optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen volgens meer of minder verkorte standaardprocedures. |
31 | De leerlingen leren de rekenmachine met inzicht te gebruiken. |
| Mens en meetkunde |
32 | De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen. |
33 | De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid, en temperatuur. |
| Mens en samenleving |
34 | De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen. |
35 | De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument. |
36 | De leerlingen leren hoofdzaken van Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger. |
37 | De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen. |
38 | De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit. |
39 | De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu. |
| Natuur en techniek |
40 | De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. |
41 | De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. |
42 | De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. |
43 | De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt omschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. |
44 | De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. |
45 | De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. |
46 | De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon, seizoenen en dag en nacht veroorzaakt. |
| Ruimte |
47 | De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgeving elders, in binnen en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. |
48 | Kinderen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/ werden om de bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken. |
49 | De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren. |
50 | De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld. |
| Tijd |
51 | De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. |
52 | De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken; jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen; Holocaust; televisie en computers. De vensters van de canon van Nederland dienen als uitgangspunt ter illustratie van de tijdvakken. |
53 | De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunsten die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis. |
| Kunstzinnige oriëntatie |
54 | De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaring mee uit te drukken en om er mee te communiceren. |
55 | De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. |
56 | De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed. |
| Bewegingsonderwijs |
57 | De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren. |
58 | De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan de bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden. |
Uitwerking van de kerndoelen
Zoals eerder aangegeven is, zijn de kerndoelen richtinggevend voor het onderwijs. Zij zijn breed geformuleerd. Zij beschrijven wat de aard van het leerstofaanbod moet zijn, maar geven geen concrete einddoelen of subdoelen ten dienste van het onderwijs. Dit is iets wat aan de onderwijsgevenden zelf wordt overgelaten. Het is aan de scholen te bepalen op welke wijze en met welke materialen dit dient te geschieden. Toch is getracht tot een nadere aanscherping te komen. In het domein 'Tijd' is bijvoorbeeld de 'Canon van Nederland' door een hiertoe opgerichte commissie voorgesteld. Hierin wordt de geschiedenis van Nederland in een vijftigtal 'vensters' bekeken. Niet alleen het domein 'tijd' komt hierin aan de orde, er zijn ook raakvlakken met 'ruimte' en 'Nederlandse taal'. Hoewel voorgesteld, is deze, in verband met de vrijheid van onderwijs, niet overgenomen door de minister. De 'Canon van Nederland' is dus niet verplicht opgenomen in het onderwijs-curriculum. Scholen en methodeschrijvers zullen hier echter wel rekening mee houden.
Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen
Op het gebied van taal en rekenen is het wel tot een nadere verfijning gekomen. In de nota 'Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen' is voor het hele onderwijs, dus niet alleen voor het basisonderwijs, maar voor álle leerlingen van basisonderwijs tot en met het hoger onderwijs, vastgelegd wat leerlingen moeten kunnen en kennen op het gebied van Nederlandse taal en rekenen en wiskunde. Hiertoe zijn een aantal referentieniveaus opgesteld. Dit referentiekader wordt in de komende tijd verder uitgewerkt. Dan wordt (nog) duidelijker welk referentieniveau voor welke leerling zal gaan gelden.
Lees verder