Spaanse werkwoorden: presente, perfecto, futuro simple
De Spaanse taal bevat vele manieren om werkwoorden te vervoegen. De regelmatige werkwoorden zijn op zich niet zo lastig, het is gewoon bij iedere manier een kwestie van de uitgangen erin stampen. De onregelmatige werkwoorden is een ander verhaal. Hiervan zullen we later een aantal belangrijke behandelen, maar het is niet mogelijk om ze allemaal door te nemen. Daarvoor zijn er teveel werkwoorden! Ook worden er een aantal vormen niet of nauwelijks gebruikt, die nemen we dus ook niet door.
Eerst een klein stukje uitleg
Werkwoorden in Spanje eindigen altijd op -ar, -er of ir. Afhankelijk van deze uitgang wordt het werkwoord vervoegd. We maken gebruik van drie basis werkwoorden die op deze uitgangen eindigen. Dat zijn: hablar (praten), comer (eten) en vivir (wonen, leven). Deze zullen bij iedere uitleg voorbij komen.
Ook de steeds weer terug komende persoonlijke voornaamwoorden zullen we even doornemen:
- Yo = Ik
- Tú = Jij
- Él/Ella/Usted = Hij/Zij/U (enkelvoud)
- Nosotros/Nosotras = Wij (-os = manlijk, -as = vrouwelijk)
- Vosotros/Vosotras = Jullie (-os = manlijk -as = vrouwelijk)
- Ellos/Ellas/Ustedes = Zij (manlijk)/ Zij (vrouwlijk)/U (meervoud)
Dit was even een kleine basis, nu kunnen we beginnen!
Presente
De presente is de onvoltooid tegenwoordige tijd. Deze kun je in principe gebruiken bij alles wat in de tegenwoordige tijd gezegd kan worden. Er is nog een andere vorm, maar die komt later wel. Deze presente is de basis, ook van de andere vorm. Hieronder staat in de tabel duidelijk de vervoeging.
| Hablar | Comer | Vivir |
yo | habl o | com o | viv o |
tú | habl as | com es | viv es |
él/ella/usted | habl a | com e | viv e |
nosotros/nostras | habl amos | com emos | viv imos |
vosotros/vosotras | habl áis | com éis | viv ís |
ellos/ellas/ustedes | habl an | com en | viv en |
Zoals je ziet bestaat ieder werkwoord uit een stam, en de uitgang. Die uitgangen gelden voor ieder regelmatig werkwoord in de presente. Leer deze dus goed! Enkele voorbeelden van de presente: yo hablo con Juan (ik praat met Juan), ellos comen pizza (zij eten pizza), nosotros vivimos en Madrid (wij wonen in Madrid).
Perfecto
De perfecto is de voltooid tegenwoordige tijd. Men gebruikt deze als de handeling is afgelopen, maar de tijd nog niet. Bijvoorbeeld: hoy, (vandaag), esta semana, (deze week), estos días (deze dagen), este mes (deze maand, eigenlijk alle tijdsaanduidingen waar 'esta of este' bij staat. Ook zijn er een aantal andere woorden waarbij de perfecto ook van toepassing is: nunca (nooit), siempre (altijd), alguna vez (een keer), ya (al), todavía no (nog niet), por ahora (nu), enz.
De perfecto wordt gevormd door het werkwoord haber + het voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord is in de regelmatige gevallen heel gemakkelijk te vormen. Je neemt de stam van het werkwoord, en daar plak je -ado (in het geval van werkwoorden die eindigen op -ar) of -ido (in het geval werkwoorden die eindigen op -er en -ir) aan vast. Dus: hablado, comido en vivido. Het werkwoord haber moet uit het hoofd geleerd worden. In onderstaande tabel staat het werkwoord haber vermeld met het voltooid deelwoord erbij.
| Haber | + | Voltooid deelwoord |
yo | = | he | + | |
tú | = | has | + | hablado |
él/ella/usted | = | ha | + | comido |
nosotros/nostras | = | hemos | + | vivido |
vosotros/vosotras | = | habéis | + | |
ellos/ellas/ustedes | = | han | + | |
Enige voorbeelden van de perfecto: hoy he comido (vandaag heb ik gegeten), esta semana hemos hablado con Juan (deze week hebben we gesproken met Juan) en: este mes han vivido en mi casa (deze maand hebben zij in mijn huis gewoond).
Futuro simple
De futuro simple is de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd. Met de futuro simple kan men alle gebeurtenissen en handelingen uit de toekomst uitdrukken. Men vormt de futuro simple als volgt: het hele werkwoord + de uitgangen van het werkwoord haber erachter geplakt.
| hablar | comer | vivir |
yo | hablar é | comer é | vivir é |
tú | hablar ás | comer ás | vivir ás |
él/ella/usted | hablar á | comer á | vivir á |
nosotros/nostras | hablar emos | comer emos | vivir emos |
vosotros/vosotras | hablar éis | comer éis | vivir éis |
ellos/ellas/ustedes | hablar án | comer án | vivir án |
Enkele voorbeelden van de futuro simple zijn: próxima semana hablarán con Marie (volgende week praten zij met Marie), para el mes viviré en Madrid (volgende maand woon ik in Madrid), próxima fin de semana comeremos tapas (volgend weekeinde eten wij tapas).