Franse grammatica: indicatif présent, werkwoorden op -ER
De indicatif présent is de eerste tijd die men leert in de lessen Frans. De indicatif présent van de werkwoorden op -ER is helemaal niet moeilijk. 90 % van alle Franse werkwoorden zijn werkwoorden op -ER. De basisregel is eenvoudig. Wel moet je dan ook nog rekening houden met een paar bijzondere schrijfregels, maar eens je die onder de knie hebt, is het een makkie!
De indicatif présent van de werkwoorden op -ER
De Franse indicatif présent komt in het Nederlands overeen met de onvoltooid tegenwoordige tijd. "Je vais" is in het Nederlands dus "ik ga". In het Frans zijn er vier categorieën werkwoorden. De eerste categorie zijn de werkwoorden op -ER. Het is de grootste groep en er is maar één uitzondering op de algemene regel. Wel moet je ook nog rekening houden met een aantal bijzondere schrijfregels. De andere categorieën zijn de werkwoorden op -IR, die op -RE en die op -OIR. In deze categorieën zijn er meer uitzonderingen dan regels.
Vorming van de werkwoorden op -ER
Men neemt de infinitief en doet de -ER weg. Bij de overgebleven stam voegt men dan e, es, e, ons, ez, ent.
De stam van "parler" wordt zo parl-. Voegt men er dan de uitgangen aan toe, dan krijgt men:
- je parle (ik spreek)
- tu parles (jij spreekt)
- il parle / elle parle / on parle (hij spreekt / zij spreekt / men spreekt)
- nous parlons (wij spreken)
- vous parlez (jullie spreken)
ils parlent / elles parlent (zij spreken). Hier moet men goed opletten voor de uitspraak: - ent wordt gewoon "e" uitgeproken. Ils parlent is dus uitgeproken "il parle". Geen verschil dus eigenlijk met de derde persoon enkelvoud, maar geen paniek! De betekenis blijkt wel uit de context.
Uitzondering: aller
Er is slechts één uitzondering op deze algemene regel, en dat is het werkwoord "aller" (gaan). Dit werkwoord is helemaal onregelmatig, je moet het gewoon van buiten leren.
- je vais (ik ga)
- tu vas (jij gaat)
- il va / elle va / on va (hij gaat / zij gaat / men gaat)
- nous allons (wij gaan)
- vous allez (jullie gaan)
- ils vont / elles vont (zij gaan)
Bijzondere schrijfregels
Tot hier zijn de werkwoorden op -ER echt een makkie. Maar Frans zou Frans niet zijn als het zo makkelijk zou zijn. Dus zijn er een aantal werkwoorden die een aantal bijzonderheden hebben waar je aan moet denken. Eens je de regels kent en ze kan toepassen, is er echt niets meer aan. Even goed oefenen dus!
- de werkwoorden op -cer: commencer (beginnen) bijvoorbeeld. Voor een "o" wordt de c een "ç". Dit is nodig voor de uitspraak. Immers "ç" wordt "s" uitgeproken, zoals in garçon. Zou het een gewone "c" zijn, dan zou het "k" worden uitgeproken, zoals bijvoorbeeld in cochon. Men krijgt dus: je commence, tu commences, il commence, nous commençons, vous commencez, ils commencent.
- de werkwoorden op -ger: manger (eten) bijvoorbeeld. Voor een "o" en na een "g" komt er een "e". Dit is nodig voor de uitspraak. Een "g" gevolgd door een "o" wordt hard uitgeproken, zoals in gogo. Een "g" gevolgd door "e + o" wordt zacht uitgeproken. Men krijgt dus: je mange, tu manges, il mange, nous mangeons, vous mangez, ils mangent.
- de werkwoorden op -ler: appeler (roepen) bijvoorbeeld. De "l" wordt verdubbeld voor een doffe "e". Je krijgt dus: j'appelle, tu appelles, il appelle, nous appelons, vous appelez, ils appellent.
- de werkwoorden op -ter: jeter (werpen) bijvoorbeeld. De "t" wordt verdubbeld voor een doffe "e". Je krijgt dus: je jette, tu jettes, il jette, nous jetons, vous jetez, ils jettent.
- de werkwoorden op -yer: nettoyer (schoonmaken) bijvoorbeeld. De "y" wordt een "i" voor een doffe "e". Je krijgt dus: je nettoie, tu nettoies, il nettoie, nous nettoyons, vous nettoyez, ils nettoient.
- de werkwoorden op e...er: acheter (kopen) bijvoorbeeld. De eerste "e" wordt "è" voor een doffe "e". Je krijgt dus: j'achète, tu achètes, il achète, nous achetons, vous achetez, nous achètent. Jullie merken dat er hier geen verschil is met een werkwoord als jeter bijvoorbeeld. Er zijn spijtig genoeg geen regels om te weten tot welke categorie zo'n werkwoord behoort en of de t nu verdubbelt of of de e er voor een è wordt. Dat moet je leren door de ervaring of bij twijfel opzoeken in het woordenboek of in een grammatica.
- de werkwoorden op é...er: espérer (hopen) bijvoorbeeld. Voor een doffe "e" wordt de "é" een "è". Je krijgt dus: j'espère, tu espères, il espère, nous espérons, vous espérez, ils espèrent.
Succes!