Tussenwerpsels en voegwoorden
Tussenwerpsels zijn uitroepen van (meestal) één woord. Ze kunnen weggelaten worden zonder dat de betekenis van de zin verandert. In dit artikel komen eerst de tussenwerpsels aan bod. Voegwoorden dienen om twee zinnen/zinsdelen met elkaar te verbinden. Voegwoorden kun je niet zomaar weglaten. In het tweede deel van dit artikel worden de voegwoorden besproken.
Tussenwerpsels
Zoals in de inleiding gezegd is: tussenwerpsels bestaan meestal uit één woord. Vaak vormen ze een uitroep. Ze hebben met de rest van de zin geen grammatikaal verband. We onderscheiden de tussenwerpsels in drie soorten:
- Woorden die een gevoel weergeven.
- Woorden die een geluid nabootsen.
- Woorden waarmee iemand de aandacht wil trekken.
Voorbeelden van de eerste soort:
Au, bah, hè, helaas, ach, och, jakkes, O.
Voorbeelden van de tweede soort:
Kaboem, plons, pang, pets, klets, plof, boink.
Voorbeelden van de derde soort:
Hela, hallo, hé, halt, stop.
Een tussenwerpsel hoeft niet altijd tussen de andere woorden van de zin te staan, zoals de benaming suggereert. Een zin kan ook beginnen of eindigen met/op een tussenwerpsel:
Hé! Loop een beetje door!
Rinkeldekinkel, daar ging een ruit kapot!
Of:
De auto knalde tegen de muur: kaboem!
Het richtte zijn geweer en....pang!
Je kunt tussenwerpsels gewoon weglaten, zonder dat de betekenis van de zin geweld wordt aangedaan:
Bah, wat zie jij er smerig uit!
Laat
Bah weg en niemand zal vragen wat je nu eigenlijk met die zin wil zeggen.
Voegwoorden
Voegwoorden verbinden zinnen of delen van zinnen aan elkaar. Als we het over de voegwoorden hebben, dan onderscheiden we:
- Nevenschikkende voegwoorden. Deze woorden: en, maar, doch, want, noch, of verbinden kernen van meerledige zinsdelen: Jan en Piet hebben vrije toegang. Het huis is groot, maar lelijk. Heet hij Gert of Gerrit?
- "Gewone voegwoorden" We hebben het dan over dezelfde voegwoorden als hierboven, alleen verbinden ze in dit geval twee zelfstandige zinnen: We gaan nu maar eens opstappen, want het is al rijkelijk laat.
- onderschikkende voegwoorden. Deze voegwoorden (het kunnen opnieuw dezelfde zijn) leiden een bijzin in, zonder dat zij daar deel van uit maken. Je kunt ze niet ongestaft weglaten zoals in het vorige voorbeeld. De bijzin zal dan moeten worden aangepast. Hij denkt, dat hij wel op tijd zal zijn. Ze weten nog niet, of ze gaan zwemmen.
Tenslotte nog een rijtje veel voorkomende voegwoorden: omdat, doordat, waardoor, zodat, als, terwijl, zoals, zodra, toen, nadat, voordat, hoewel, ofschoon, mits.