Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden
In dit artikel wordt duidelijk gemaakt wat lidwoorden en zelfstandige naamwoorden zijn. Dit zijn woordsoorten. Woordsoorten kun je een naam geven, dat noemen we: woordsoorten benoemen. Vroeger werd dat Taalkundige ontleding genoemd.
Lidwoorden
In de Nederlands taal onderscheiden we drie lidwoorden,
de, het en
een. Van deze lidwoorden noemen we "de" en "het"
bepaalde lidwoorden en "een"
onbepaald lidwoord. Bepaald lidwoord wil zeggen: je bedoelt iets bepaalds, iets specifieks. Als je zegt: "Ik zoek
het boek", dan bedoel je een speciaal boek. Evenzo als je zegt: "De man heeft een ongeluk gehad". Je hebt het dan echt over een speciale man. Het is heel anders als je het hebt over
een boek of
een man; je kunt dan ieder boek of iedere man bedoelen.
Dus:
- "de" en "het" zijn bepaalde lidwoorden.
- "een" is onbepaald lidwoord.
Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden zijn
namen van mensen, dieren, planten en dingen. Ook
aardrijkskundige namen horen er bij. De namen van mensen noemen we
eigennamen.
- Enkele voorbeelden van eigennamen: Jan, Piet, Annie, etc.
- Dieren: kalf, hond, varken, maar ook: Fikkie, Bambi, Dombo, etc.
- Planten: azalea, ficus, afrikaantje, etc.
- Dingen: tafel, stoel, lokaal, dak, auto, etc.
- Aardrijkskundige namen: Schelde, Noordzeekanaal, IJsselmeer, Ameland, Rotterdam, Urk, Zwitserland, etc.
Om een zelfstandig naamwoord te herkennen kun je verscheidene "trucjes" toepassen:
- Je kunt er een lidwoord (de, het of een) voorzetten.
- Je kunt het (vaak) in meervoud zetten.
- Je kunt er een verkleinwoord van maken
Voorbeelden:
- De man, de vrouw, het kind, een huis, etc.
- Huizen, varkens, auto's, straten, etc. (let op: regen, sneeuw, mist, e.d. kunnen niet in het meervoud!)
- Hekje, jongetje, tafeltje, schaapje, kindje, etc. (voor een verkleinwoord past alleen het lidwoord "het")
In andere talen, zoals het Duits en het Frans spreken wij van mannelijke, vrouwelijke en (Duits) onzijdige zelfstandige naamwoorden. Je kunt het woordgeslacht dan herkennen aan het daarvoor geplaatste lidwoord. Voor mannelijke zelfstandige naamwoorden staat in het Frans het lidwoord "le", in het Duits "der". Voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden staat in het Frans het lidwoord "la", in het Duits "die". In het Duits kennen we ook onzijdige zelfstandige naamwoorden. Daarvoor wordt het lidwoord "das" geplaatst. Voor de mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden in het Duits wijzigen de lidwoorden overigens als de naamvalskwestie een rol gaat spelen.
Ook in het Nederlands kennen wij vanouds mannelijke, vrouwelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden. Zo spreken wij van
de man (hoe kan het ook anders: een mannelijk zelfstandig naamwoord;
de vrouw (één keer raden: een vrouwelijk zelfstandig naamwoord) en
het kind (een onzijdig zelfstandig naamwoord). De lidwoordkwestie speelt in onze taal geen rol meer, zij het dat voor onzijdige zelfstandige naamwoorden altijd het lidwoord "het" gebruikt wordt. Het woordgeslacht wordt wel belangrijk als we verder in de zin door middel van een betrekkelijk voornaamwoord op het gebruikte zelfstandig naamwoord terugkomen.
Voorbeeld: De man,
die daar loopt.../Het kind
dat ik zie...
De algemene regel in dit soort gevallen is: je gebruikt verderop in de zin
die als het terugverwijst naar een mannelijk of een vrouwelijk zelfstandig naamwoord; je gebruikt
dat als het terugverwijst naar een onzijdig zelfstandig naamwoord.
Lastiger wordt het in bijvoorbeeld het volgende geval: De regering heeft haar/zijn plannen bijgesteld. Wat moet het in dit geval zijn? Hierbij is het dus van belang dat het geslacht van het zelfstandig naamwoord bekend is. Voor de meesten zal het woordenboek uitkomst moeten bieden. Het blijkt dan dat "regering" een vrouwelijk woord is. De oplossing is dus: de regering heeft
haar plannen bijgesteld.
Er zijn wel enkele algemene regels te geven om het woordgeslacht ook zonder woordenboek te herkennen.
Mannelijke zelfstandige naamwoorden zijn:
- Woorden die eindigen op -aar, -aard, -er en -erd. leugenaar, wreedaard, praatjesmaker, goochemerd, etc.
- Zelfstandig gebruikte stammen van werkwoorden. dank, bloei, lach, etc.
- Aanduidingen van mannelijke personen of dieren. stratenmaker, knecht, reu, etc.
Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden:
Woorden met de volgende achtervoegsels van Nederlandse herkomst:
- -heid, -nis, -schap. genegenheid, hindernis, blijdschap, etc.
- -de of -te. waarde, grootte, etc.
- -ij, -erij,-enij,-ernij. waardij, smederij, artsenij, razernij, etc.
- -ing of -st achter de stam van een werkwoord. verkoping, winst, etc.
Woorden met de volgende, niet-Nederlandse schtervoegsels:
- -ie, -tie,-logie,-sofie,-agogie. familie, politie, fenemenologie, filosofie, demagogie, etc.
- -iek, -ica. pedagogiek, formica, etc.
- -theek, -teit, -iteit. bibliotheek, universiteit, kwantiteit, etc.
- -tuur, -suur. natuur, kwetsuur, etc.
- -ade, -ide, -ode, -ude, tirade, asteroïde, periode, amplitude, etc.
- -age, -ine, -se. vrijage, discipline, analyse, etc..
- -sis, -xis, -tis. crisis, praxis, bronchitis, etc.
Aanduidingen van vrouwelijke personen en dieren:
moeder, tante, oma, dievegge, kip, merrie, etc.
Onzijdige zelfstandige naamwoorden:
- verkleinwoorden. bloempje, hekje, tafeltje, meisje, etc.
- Werkwoordstammen die beginnen met: be-, ge-, ont-. beleid, gedoe, ontspanning, etc.
- namen van landen en steden. Frankrijk, Rome, etc.
Emancipatie
Sinds enige tijd, ongeveer vanaf de jaren zeventig, tachtig, van de vorige eeuw, zijn veel namen van maatschappelijke functies die zowel door mannen als door vrouwen vervuld kunnen worden, eenduidig geworden. Voorheen sprak men over een domina als men het over een vrouwelijke predikant had. Nu heet ook zij "dominee". De directrice heet tegenwoordig directeur. Zo zijn er nog wel meer voorbeelden te noemen. In personeelsadvertenties werd men verplicht achter elke vacature M/V te plaatsen. Het wordt natuurlijk enigszins ridicuul als in een advertentie gevraagd wordt naar een telefoniste (M/V).