Herhalingen in de Nederlandse taal
Een veelgebruikte groep stijlfiguren in de Nederlandse taal is die van de herhalingen. Er zijn veel verschillende vormen van herhalingen, deze hebben betrekking op waar het woord of de zin herhaald wordt en of het letterlijk herhaald wordt of dat er een synoniem wordt gebruikt, of dat zelfs alleen een woordvolgorde herhaald wordt. De herhalingen die hier behandeld worden zijn: anafoor, epifoor, parallellisme, pleonasme, repetitio en tautologie.
Anafoor
Een anafoor is een stijlfiguur waarin een woord, of een woordengroep een paar keer herhaald wordt. Deze bevinden zich aan het begin van de zin of regel. Meestal worden Anaforen in gedichten gebruikt, maar ze zijn ook in verhalen te vinden. Een voorbeeld is:
- “De ster twinkelt
- De ster straalt
- De ster verlicht
- De ster verdwijnt”
Waarin “de ster” iedere keer aan het begin wordt herhaald. In een proza tekst:
- “Alles om hem heen bewoog. Alles om hem heen leek tot leven te komen. Alles, behalve de steen.”
Epifoor
Een epifoor is te vergelijken met een anafoor. Ook bij de epifoor wordt een woord of een woordengroep herhaald, alleen bevindt deze zich niet aan het begin, maar aan het einde van de zin. Een voorbeeld is:
- “De verhaallijn is slecht, de special effects zijn slecht, de acteurs zijn slecht, de film is slecht.”
Parallellisme
Bij het parallellisme wordt een bepaalde grammaticale opbouw van de zin of het zinsdeel meerdere malen herhaald. Voorbeelden zijn:
- “Spreken is zilver, zwijgen is goud”
- “Het kan niet, het mag niet en het zál niet gebeuren!”
Pleonasme
Het woord pleonasme is afgeleid van het Griekse woord pleonasmós, wat ‘overvloed’ betekent. Het is dan ook het overbodig vermelden van een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord, om een eigenschap van een zelfstandig naamwoord of werkwoord te versterken. Voorbeelden van pleonasmen zijn:
- “Omhoog stijgen”
- “Een gestoorde gek”
- “Groter groeien”
Repetitio
De repetitio behoort tot de meest gebruikte herhalingen. Een woord of een aantal woorden worden hierin herhaald. Dit is niet iedere keer aan het begin of het einde van de zin. Is dit wel het geval, dan is er sprake van een anafoor of epifoor. Voorbeelden van repetitio zijn:
- “Je hebt mensen en je hebt mensen”
- “Uur na uur gebeurde er niets”
Tautologie
Bij tautologie worden een begrip en een synoniem voor dat begrip achter elkaar geplaatst. Op deze manier wordt de betekenis van het begrip versterkt. Bekende voorbeelden, ingeburgerd in de taal zijn:
- “Gratis en voor niets”
- “Altijd en voor eeuwig”
Vaak worden tautologieën foutief toegepast. Hierin wordt de betekenis niet versterkt, maar soms ontkracht en soms voegt het niets toe. Voorbeelden van foutieve tautologieën zijn:
- “Ik mag ook nooit niks!” (Door zowel ‘nooit’ als ‘niks’ te gebruiken, verandert de betekenis van de zin.)
- “Ik pak nog wat te drinken, want ik heb immers dorst.” (In deze zin moet ofwel ‘want’ ofwel ‘immers’ verwijderd worden. Slechts één van deze woorden voegt iets toe aan de zin.)