Het meervoud van substantieven (zelfstandige naamwoorden)

Het Nederlands kent twee hoofdvormen voor meervoud, namelijk -en en -s. Voor anderstaligen is het lastig om te weten wanneer welke meervoudsvorm wordt toegepast. Ook zijn er een hoop uitzonderingen op de regels voor het meervoud. In dit artikel wordt aan de hand van voorbeelden uitgelegd wanneer welke meervoudsvorm gebruikt wordt. Ook wordt ingegaan op de uitzonderingen op de regels.

Het meervoud van substantieven (zelfstandige naamwoorden)

Meervoud = meer dan één
Substantief = een ding, mens of dier. Je kunt er ‘de’, ‘ het’ of ‘een’ voor zetten
Klinker = a, e, i, o, u
Medeklinker = b, c, d, f……..w, x, z

Meervoud met -en

De meeste substantieven hebben in het meervoud -en
  • Kast – kasten
  • Stoel – stoelen
  • Woord – woorden
  • Vloer – vloeren
  • Pin – pinnen
  • Klas – klassen

Als een woord een korte klank heeft en eindigt op één medeklinker, krijgt het in het meervoud twee medeklinkers
  • Tas – tassen
  • Fles – flessen
  • Pin – pinnen
  • Tros – trossen
  • Bus – bussen

Als het woord eindigt op twee medeklinkers, komt er alleen -en achter, verder verandert er niets
  • Mond – monden
  • Klink – klinken

Er zijn enkele uitzonderingen
  • Vat – vaten
  • Dag – dagen
  • Dak – daken
  • Pad – paden
  • Dal – slot
  • Weg – wegen

Woorden op -or
  • Transformator – transformatoren
  • Isolator – isolatoren

Als een woord een lange klank heeft (twee dezelfde klinkers) en eindigt op één medeklinker, krijgt het in het meervoud één klinker, en één medeklinker
  • Raam – ramen
  • Teen – tenen
  • Brood – broden
  • Kuur – kuren

Als het woord eindigt op twee medeklinkers, komt er alleen -en achter, verder verandert er niets
  • Kaart – kaarten
  • Baard – baarden


Woorden die in het enkelvoud op een f eindigen, krijgen in het meervoud meestal een v, woorden die op een s eindigen krijgen meestal een z
  • Brief – brieven
  • Huis – huizen

Veel substantieven hebben in het meervoud –s

Woorden die eindigen op, -e, -em, -el, -er, -en en -ie, krijgen in het meervoud –s
  • Dopje – dopjes
  • Broer – broers
  • Takel – takels
  • Natie – naties
  • Gieter – gieters
  • Modem – modems
  • Jongen – jongens

Woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u, en -y, krijgen in het meervoud ’s
  • Auto – auto’s
  • Opa – opa’s
  • Taxi – taxi’s
  • Paraplu – paraplu’s
  • Baby – baby’s

Er zijn uitzonderingen op de regels voor meervoud op -en en -s

De volgende woorden hebben als meervoud -eren
  • Ei – eieren
  • gemoed – gemoederen
  • (Goed) – goederen (wordt alleen in meervoud gebruikt)
  • Kalf – kalveren
  • Kind – kinderen
  • Lam – lammeren
  • Lied – liederen
  • Rund – runderen

met toevoeging van de letter d
  • been – beenderen (in de betekenis van ‘bot’)
  • Hoen – hoenderen

met verandering van korte klank naar lange klank
  • Blad – bladeren
  • Rad – raderen
  • Gelid – gelederen

Sommige woorden kunnen in het meervoud -en én -s krijgen
  • Aardappel – aardappelen / aardappels
  • Ziekte – ziektes / ziekten

Sommige woorden die zijn overgenomen uit het Grieks of Latijn kunnen een Grieks of Latijns meervoud krijgen
  • Museum – museums / musea
  • Collega – collega’s / collegae
  • Catalogus – catalogussen / catalogi
  • Crisis – crisissen / crises
© 2008 - 2025 Doeldertje, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Vanaf 2021 is InfoNu gestopt met het publiceren van nieuwe artikelen. Het bestaande artikelbestand blijft beschikbaar, maar wordt niet meer geactualiseerd.
Bronnen en referenties
  • Van der Toorn-Schutte, J. (2004). Eenvoudige basisgrammatica NT2 Fontein, A.M., & Pescher-ter Meer, A., (2004). Nederlandse grammatica voor anderstaligen