Rijmwoorden A | Rijmwoorden E | Rijmwoorden I | Rijmwoorden O | Rijmwoorden U |
o | obe - oberocht - ochten | ocht - ochterod-ot | od - otode - oden | ode -oe | toe - oed oet | oed - oet |
---|---|---|---|---|---|---|
o po pro show stro vlo zo ach zo banjo blanco commando de facto (Lat.) fiasco franco hallo maillot saldo (per) salto salvo bravo cadeau daarzo kano piano plateau (Fr.) Plato (Gr.) tableau (Fr.) waarzo dynamo eldorado tornado animo radio à propos casu quo (Lat.) deposito crapaud (Fr.) echo ergo in extenso (Lat.) in petto netto tempo evenzo velo veto Renault Peugeot pseudo Bordeaux combo incognito porto kilo kino lits jumeaux (Fr.) niveau risico | trio auto foto hobo kimono loco o zo provo solo toto bungalow (Eng.) bureau duo in dubio in duplo plumeau (Fr.) obe-ober-obber
garderobeglobe ober oktober sober versober dobber robber tobber och-og
dochjoch log nog och poch toch bedrog edoch gepoch mesjoche kielzog oorlog vooralsnog ocht
bochtkocht mocht pocht tocht vlocht vocht zocht bekocht bevocht bezocht gedrocht gekocht gepocht | gevochten gewrocht gezocht terugtocht verknocht vermocht verzocht achterdocht aftocht afzocht hartstocht wandeltocht aab(ge)zocht ademtocht veldtocht zwerftocht zegetocht inkocht in mocht intocht om(ge)kocht ongezocht opkocht op mocht optocht opzocht doortocht door mocht doorvlocht doorvocht doorwrocht doorzocht overtocht uit(ver)kocht uit mocht uittocht uitvocht uit(ge)zocht ochter
dochterkocht er mocht er pocht er zocht er od-ot
bodbot dot grot knot krot lot mot pot rot schot slot spot strot | tot vlot vod zot bedot bespot gebod geknot genot gepot gerot gespot verbod verpot verrot verzot afgod stamppot aanbod kapot papillot ravot(ge) schavot complot foxtrot hottentot opschot doofpot noodlot overschot voorschot uitbot uitschot ode-oden
bodeboden blode (bang) code dode goden loden mode node ode rode snode vloden zode geboden genoden gevloden verboden aangeboden antipoden pagode van node verafgoden | episode methode periode synode ontvloden om den brode voorbode oe
doehoe koe moe roe sou toe armoe barbecue gaf toe kan ermee toe kwam toe nam toe kan ermee toe kwam toe nam toe past ‘t toe ratjetoe rendez-vous (Fr.) tast toe trad toe zag toe aandoe gaat toe laat toe ragout slaat toe staat toe taboe waartoe ertoe gedoe legt zich toe stemt toe wenst ‘m toe werpt ’t toe zegt toe beet toe geef toe keek toe levensmoe neemt toe schreef ’t toe treedt toe bijou hiertoe hiertoe kiekeboe liet toe wierp ’t toe ziet toe | ging toe rimboe komt toe ontdoe stond toe stopt toe sloeg toe voegt toe zoeloe bijt toe eigent zich toe kijkt toe schrijft toe zei toe behoort toe stoot toe stuurt toe uitdoe oed-oet
bloedboet broedt doet gloed goed groet hoed knoet moed moet roet snoet spoed sproet stoet toet vloed voet vroed woedt wroet zoet bebloed beboet begroet behoed gebloed gebroed gegoed gegroet behoed gemoed gevoed gewroet tegemoet te goed te voet terugdoet teruggroet terugmoet | terugspoedt petoet verdoet vergoed vermoed verwoed verzoet bankroet en route rampspoed stampvoet tranenvloed heldenmoed Vermouth wedgwood wegspoedt weldoorvoed welgemoed deemoed heenspoedt mee moet speelgoed tegenspoed weemoed omdoet ondergoed ondervoed onopgevoed ontdoet ontmoet onvermoed opgevoed stortvloed voldoet doodgoed door moet doorvoed honingzoet hoogmoed ootmoed overmoed overvloed voorgoed voorspoed cout que coute toevloed in(ge)boet indoet in moet invloed suikergoed suikerzoet uit(ge)broed uitdoet uit moet uit(ge)woedt vuurgloed zuurzoet |
oede - oedenoeder | oef - oegoegd | oeg - oegenoei | oeid - oeitoek | oek - oel | oel - oelenoem - oemen | oen - oenen |
---|---|---|---|---|---|---|
bloeden broeden goede hoede moede roede spoeden voeden vroede woede behoeden bevroeden gegoede vergoeden verhoeden vermoeden verwoede armoede ten goede wegspoeden welopgevoede ondervoeden opgevoede(on) opvoeden doodgoede voor ’t bloeden (doekje) doorvoede uitbroeden oeder
broederloeder moeder poeder voeder vroeder behoeder bevroeder verwoeder boef droef foef groef hoef loef proef roef schroef snoef stroef toef troef bedroefd begroet behoef beproef | gegroefd geproefd geschroefd gesnoefd vertoef bloedproef aftroef vastschroef duimschroef opschroef overtroef voorproef vuurproef oeg-oegd
boegdroeg joeg kroeg ploeg sloeg voeg vroeg zwoeg bedroeg besloeg bevoegd gedroeg genoeg gevoegd gezwoegd verdroeg vergenoegd verjoeg vervoegt vervroeg afdroeg afsloeg afvroeg nachtploeg aandroeg aansloeg aanvroeg gadesloeg nagenoeg nasloeg navroeg samenvoeg samen vroeg meevroeg uiteensloeg dichtsloeg onbevoegd ontsloeg opdroeg opsloeg | opvroeg toesloeg doorjoeg doorploegd doorsloeg opensloeg overdroeg oversloeg overvroeg voor de boeg voordroeg oegen
droegenjoegen kroegen ploegen sloegen voegen vroegen zwoegen bedroegen besloegen genoegen verdroegen vergenoegen verjoegen versloegen vervoegen vervroegen gadesloegen samenvoegen samen vroegen misdroegen misnoegen ongenoegen doorploegen oversloegen vooroversloegen oei
bloeiboei broei foei! gloei groei knoei loei oei! roei schroei snoei sproei stoei vloei woei | besnoeid bemoeit beschoeid besnoeit besproeit bevloeid gebroeid geknoeid gestoeid verbloeid verfoeit vergroeid verknoeid vermoeid verschroeid verwoei afvloeit afwoei aangloeit aangroeit samengroeit in bloei in de knoei in de groei ineen vloeit wegwoei ontbloeit ontgroeit ontvloeid onvermoeid opbloeit opgroeit volgroeid toevloeit uitbloeit uitbroeit uitgroeit uitroeit uitvloeit oek
boekbroek doek hoek kloek koek vloek zoek bezoek vervloek kasboek krabbelbroek zakdoek aanzoek baan zoek nazoek | vaatdoek onderzoek opdoek opzoek pocketboek koekoek kroepoek poetsdoek krentenkoek kletskoek prentenboek tentendoek doorzoek uithoek uitvloek uitzoek blinddoek spijkerbroek vergeetboek oel
boeldoel joel koel poel smoel spoel stoel troel voel zwoel bedoel bekoel bevoel gejoel gekrioel gevoel gewoel verkoel afkoel janboel paddenstoel stadsgewoel warboel aanvoel praatstoel eergevoel mee(ge)voel spreekstoel doorvoel hoofddoel voor(ge)voel goed bedoel | knoeiboel krioel leunstoel modderpoel thuis voel wegspoel wipstoel einddoel strijdgewoel zwijnenboel oelen
doelenjoelen spoelen stoelen voelen woelen bedoelen bekoelen bevoelen gevoelen verkoelen aanvoelen afkoelen krioelen meevoelen wegspoelen doorvoelen voor(ge)voelen oem-oemen
bloemboem noem roem zoem benoem beroem gebloemd genoemd geroemd gezoem verbloem verdoem vernoem muurbloem opdoen opnoem oen
boendoen groen koen noen poen | toen schoen toen zoen afdoen fatsoen handschoen kalkoen kampioen katoen plantsoen rantsoen wat doen aandoen nadoen paviljoen oen
legioenmeedoen verdoen verzoen onrecht doen pension weldoen citroen miljoen niet doen pioen teniet doen visioen indoen tekort doen omdoen ontdoen ontgroen opdoen voldoen seizoen open doen omdoen ontdoen ontgroen opdoen voldoen seizoen open doen overdoen voordoen oenen
boenenkoene schoenen zoenen handschoenen |
oenen - oeneroep(en) | oer - oersoerst | oes - oestoeten | oete - oetjeoeds - oets | oeven - oeveroez(el)en - of | of - offelofel - offer | offer - ogeloge - ogen |
---|---|---|---|---|---|---|
plantsoenen rantsoenen citroenen pioenen miljoenen visoenen legioenen ontgroenen seizoenen verzoenen oener
groenerkoener nietsdoener weldoener wonderdoener oep-oepen
coupefloep groep loep roep sloep snoep soep stoep troep beroep geroep gesnoep herroep wegroep afroep afsnoep angstroep aanroep naroep inroep omroep oproep toeroep uitroep oepel
hoepelkoepel overkoepel soepel troebel | boer koer loer moer roer snoer stoer toer vloer voer zwoer beloer beroer beroerd geroerd retour verroer vervoer vastsnoer aanroer aanvoer a-dur (muziek) bravoure l'amoure (Fr.) onaangeroerd paarlemoer ervoer rep en roer wegbonjour wegvoer weggevoerd dicht(ge)snoer(d) discours richtsnoer bonjour (Fr.) concours contour mond snoer ontroer ontvoer oproer volvoer koekeloer toevoer troubadour doorvoert overvoerd meevoer rijtoer rumoer uitvoer oers
boersbroers | discours floers iets stoers jaloers koers omfloerst oes
bloesblues hoes kroes moes snoes soes geroes gesoes gesmoes aalmoes appelmoes pardoes konkelfoes robbedoes tompouce feestroes mengelmoes stemgeroes roezemoes(ge) oest
hoestknoest koest moest noest proest roest smoest soest woest geproest gesmoesd gesoesd verroest verwoest konkelfoest roezemoest uit(ge)proest vast(ge)roest oete-oeten
boetegroeten | knoeten moeten route snoeten sproeten stoeten toeten voeten wroeten zoete beboeten begroeten verzoeten en route stampvoeten inboeten ontmoeten schoorvoeten oeteren
foeterenploeteren scooteren toeteren troetelen uitfoeteren oetje
doet jedoetje goedje grootje groet je hoed je hoedje knoetje moet je snoetje toetje voetje oets-oeds
goedskoets poets roets toets zoets (iets) blootvoets des gemoeds goedsmoeds onverhoeds overvloeds (des) stapvoets | boeven groeven hoeve hoeven proeven schroeven snoeven stroeve toeven troeven bedroeven begroeven behoeven beproeven vertoeven op losse schroeven opschroeven overtroeven voorproeven aftroeven vastschroeven herproeven oever
droeverfijnproever oever snoever stroever oezen-oezelen
bloezenhoezen poezen smoezen snoezen inboezemen konkelfoezen verdoezelen of - oft
bofdof grof hof lof mof of plof pof prof slof sof | stof tof trof betrof vergroft verlof versloft afstof alsof catastrofe wanbof ontplof opdof schoft(inbe) doolhof overtrof voorhof bruiloft lusthof offel-ofel
jofelmeemoffel pantoffel roffel(ge) schoffel sjofel stoffel offe-offen
boffendoffe moffen ploffen poffen sloffen troffen afstoffen catastrofe ontploffen opdoffen overtroffen(on) versloffen offer
bofferdoffer grover koffer offer poffer sloffer | stoffer toffer trof er opdoffer opoffer slachtoffer zoenoffer ogel
goochelkogel lokvogel nachtvogel spotvogel vogel oge-ogen
bogendrogen hoge logen mogen ogen pogen togen vlogen wogen zogen bedrogen belogen beogen betogen bevlogen bewogen gebogen gedogen gelogen getogen gevlogen gewogen verbogen verdrogen verhogen verloochen vermogen vervlogen afdrogen afvlogen afwogen eerbetogen erebogen hemelhoge mededogen mee(ge)zogen neer(ge)bogen ingetogen |
ogen - onjeok- okke | ok - oken | oker - ogeroks - ol | ol - oldenolder - olen | olgen - olkolk - om | om | om - omen |
---|---|---|---|---|---|---|
in(ge)vlogen dialogen diepbewogen synagoge zieltogen zienderogen om(ge)bogen onbewogen ongebogen ongelogen onvermogen onvertogen opdrogen opgetogen op(ge)vlogen doorvlogen monologen overbogen overwogen uit(ge)vlogen uit(ge)zogen uithoudings- vermogen ogne-onje
begon jebesogne bonje eau de cologne ok-okken
blokbok brok dok fok gok grok jok klok knok kok' lok mok nek rok schok schrok shock (Eng.) sjok sok stok trok vlok wrok betrok gegok gejok gelok gemok gesjok vergok verlok aftrok en bloc halfstok | kapstok wandelstok aanlok aantrok aardschok amok barok kapok introk kerfstok omvertrok tijdklok ontlok onttrok voltrok zondebok geschrokken onverschrokken pokken door trok overtrok uitlok uittrok oken
dokenkoken poken roken spoken stoken stroken besproken bestoken gedoken geroken gesproken gestoken gewroken verbroken verkroken versproken verstoken aangebroken aan(ge)stoken afgebroken(on) afgestoken afkoken bewieroken in(een)gedoken ingebroken ingestoken weggedoken onbesproken ondoorbroken ongebroken ontbroken ontloken ontstoken op(ge)doken opgebroken op(ge)stoken door(ge)broken doorstoken uitgebroken uitgesproken uitgestoken uitkoken | uitspoken oker-oger
betogerdroger hoger koker moker oker poker roker stoker(onrust) okkel-okkelt
brokkelt(af)getokkeld smokkel tokkel oks
boksbox juke-box koks paradox ol-ollen
bolcol dol hoi jol lol mol rol sol stol tol vol wol zwol gehol gesol verknol alcohol halfvol handvol klankvol stampvol tactvol aanhol aanzwol parasol ragebol smaakvol controle genotvol losbol ontrol op hol oprol opzwol propvol tjokvol zorgvol boordevol | hoopvol overall overvol toverkol troostvol baby-doll berouwvol eervol eivol gevoelvol knipperbol liefdevol uithol vreugdevol olden
doldenholden molden rolden scholden solden stolden tolden gescholden oprolden kwijtscholden older
bolderfolder kolder zolder holderdebolder olen
dolenholen molen scholen zolen bestolen bevolen gestolen verholen verkolen verscholen verstolen idolen riolen violen aureolen ontstolen onverholen ronddolen symbolen tredmolen aanbevolen capriolen samenscholen olf
bedolfgolf kolf | vloedgolf wolf olg-olgen
gevolgennavolgen verbolgen vervolgen verzwolgen olk-olken
dolkkolk molk tolk volk wolk bevolk draaikolk manvolk ontvolk vertolk vrouwvolk olt-old-olte
doltgold holt molt rolt solt stolt tolt gesold gestold verknold ontrolt uitholt holte volte om
blombom brom dom drom glom som rom klom kom krom mom om som stom trom zwom bekom gebrom gedrom gegrom getrom verdom | vermom verstom andersom kwam om valt om was dom wasdom zag om aankom alom aplomb daarom draait erom gaat 'r om nakom slaat om waarom mensdom sexbom verwelkom wegkom welkom(on) wervelkolom keek om keerde om meekom overeenkom reed om tegenkom wederom weerom ging er om ik kom hierom riep erom viel om vliegt om ziet om eigendom heiligdom klikt om rijkdom rijdt om kocht 'm om kolom komt om kortom omkom ontkom opkom rondom boog om koopt 'm om oliedom ouderdom overkom rookkolom vloog om buigt om bruidegom roept ‘r om sloeg om toekom thuiskom uitkom voorkom | bomen dromen komen Rome schromen stomen stromen zomen bekomen betomen gekomen genomen terugkomen verchromen verdromen vernomen afromen fantomen aangenomen aan(ge)komen atomen samenkomen samenstromen samenwonen terechtkomen verwelkomen welkome meegenomen overeenkomen tegenkomen tegenstromen ingenomen (voor-) inkomen instromen intomen symptomen bijkomen voorbijkomen vrijkomen los(ge)komen om(ge)komen omzomen onderkomen ontkomen ontnomen onvolkomen op(ge)komen opgenomen opstomen volkomen volstromen bovenkomen doorkomen open komen overkomen overstromen voorkomen idiomen toekomen thuiskomen uitkomen (voor) uitstomen uistromen |
omer - ommeommer(t) | omp - ompelomt-ompt | omt - omston | on - ondont | ond - ont | ond - onder | onen - oner |
---|---|---|---|---|---|---|
laatkomer nakomer nazomer slomer stomer zomer ommel
dommeldrommel frommel hommel rommel schommel trommel gefrommel gestommel getrommel verfrommel indommel optrommel omme(n)
blommenbommen brommen domme drommen glommen gommen grommen klommen kommen kromme sommen stomme zwommen beklommen geklommen gezwommen verdommen vermommen verstommen eigendommen heiligdommen kolommen opsommen ommer-ommert
brommerdommer kommer lommer lommerd lomperd | bekommerd verkommert omp-ompen
hompklomp kromp lomp plomp pomp romp stomp afstomp bekrompen fietspomp in(een)kromp inpomp rompslomp samen(ge)komen voetpomp ompel
dompelkompel mompel schrompel strompel onderdompel overrompel verschrompel omt-ompt
bromtdromt gromt komt kromt pompt prompt stompt bedompt bekomt gebromd gedromd gegromd gekromd geplompt gepompt gestompt verdomd vermomd verstomd afkomt afstompt | aankomt samendromt samenkomt overeenkomt tegenkomt terechtkomt verwelkomt omkomt onder komt ontkomt opkomt bovenkomt doorkomt open komt overkomt voorkomt bijkomt vrijkomt thuiskomst uitkomt uitkomt terugkomt tussenkomt toekomt omst
aankomstsamenkomst afkomst bekomst terugkomst tussenkomst herkomst weikomst opkomst over(een)komst toekomst thuiskomst uitkomst on
bonbron non pon ron spon won zon begon beton bezon peloton verzon | balkon ballon baron chanson claxon gazon japon kanon karton nachtpon nylon pardon plafond plastron rayon salon station wagon bariton bastion capuchon carillon compagnon kameleon luchtballon medaillon pantalon occasion samenspon stadion eskadron herwon liaison pension perron demon meekon bonbon bon ton cocon ontspon op de bon bouillon cotillon horizon overwon pion spion inspon inwon ond-ont
blondbond bont | front grond hond klont kont lont mond pond pont rond schond stond vond wond zond bestond bevond gegrond gewond gezond terugvond terugzond verbond verslond verstond verwond verzond gebonden(on) geschonden(on) gevonden gewonden(op) achtergrond achterstond afbond afgrond afrond afstond afzond plattegrond aanbond aanstond avond avondstond plaatsvond samenbond vagebond vanavond waakhond hervond terstond tegenstond weerstond weervond Instond inzond | misstond loswond morgenstond ochtendstond omwond ondervond ongegrond ongezond ontstond opstond opwond opzond tonrond volstond doopvont doorgrond doorstond doorzond voorgrond voorstond uitmondt uitstond uitvond uitzond onder
blonderdonder honderd onder ronder stond er vlonder vond er wonder zonder bedonder bewonder eronder gedonder gegronder gezonder verwonder afdonder afzonder daaronder dragonder waaronder bijzonder hypochonder opdonder overdonder vooronder | uit(ge)zonder(d) bonen honen kronen Ionen schone tonen tronen wonen zonen bekronen belonen betonen bewonen gewone (buiten) telefonen verschonen vertonen verwonen aantonen grammofonen klaagtonen patronen samenwonen beeldschone demonen eer betonen meetronen regionen klemtonen personen microfonen vibrafonen xylofonen hormonen monotone mormonen ongewone onttronen oner
belonerbewoner gewoner vertoner schoner dagloner monotoner ongewoner |
ong - ononken | onk - onkelonkt - onnen | onnen - ons | onds - onstonze - ood/t | oot | oot - oofoofd - ooft | oofd - oogoogt |
---|---|---|---|---|---|---|
dong drong gong jong long song sprong tong wrong zong bedongen bedwongen gedrongen gedwongen(on) gesprongen gezongen ontsprongen ontwrongen tjonge jonge verdrongen verjongen verwrongen voldongen door(ge)drongen noodgedwongen oorsprong voorsprong driesprong piepjong ping pong tweesprong uitsprong uitzong on-onken
blonkbonk dronk honk jonk lonk pronk ronk schonk slonk stonk stronk vonk zonk bedronk bezonk gebonk gelonk gepronk geronk spelonk verdronk | verklonk verzonk bezonken gedronken geklonken (aaneen) geschonken geslonken gestonken gezonken spelonken verdronken verklonken verzonken tegenklonk weerklonk wegslonk wegzonk doorklonk indronk inzonk naklonk ontzonk opklonk toedronk uitdronk onkel
fonkel(ge)konkel(ge) kronkel(ge) onker
blonk erdonker dronk er geflonker zonk er onkt
bonkt(ge)lonkt(ge) pronkt(ge) ronkt(ge) vonkt onnen
bonnenbronnen nonnen sponnen tonnen wonnen zone zonnen begonnen bezonnen geronnen | gesponnen gewonnen verzonnen ballonnen baronnen japonnen kanonnen herwonnen in(ge)sponnen in(ge)wonnen pionnen spionnen omsponnen onbegonnen onbezonnen ontsponnen overwonnen ons
bronsdons fonds frons gons honds ons plons pons slons spons gebons gegons gegronds (iets) gezonds (iets) pelotons aanstonds balkons kartons chansons claxons gazons plafonds rayons salons ’s avonds stations wagons capuchons carillons compagnons liaisons (Fr.) medaillons occasions pantalons eskadrons pensions perrons | iets blonds iets bonts iets ronds bonbons ondergronds onderons onst
bonstfronst gonst plonst bonst slonst sponst gebonsd gefronst gegonsd geplonsd geponst geslonsd verslonsd onzen
bonzenfondsen fronsen gonzen plonzen ponsen slonzen sponzen(af) verslonzen ood-oot
blootbood boot brood dood floot goot groot lood loot moot nood noot poot rood schoot schoot schroot sloot snood snoot spoot sproot stoot vlood vloot | begoot begroot beschoot besloot devoot genood genoot gepoot terugschoot terugstoot vergoot vergroot verloot verschoot verstoot afgoot afschoot afsloot afstoot dakgoot klasgenoot malloot sapperloot aanbood aanfloot aanpoot aanschoot aansloot aanstoot avondbrood genadebrood genadestoot hanepoot jaargenoot deelgenoot despoot echtgenoot petticoat vennoot wegstoot idioot piloot kleinood tijdgenoot lotgenoot montycoat morgenrood omsloot ontbloot ontschoot ontsloot ontsproot opschoot opsloot opstoot potlood doodsnood doorschoot | doorstoot atoomboot voorschoot voortschopt voortsproot moederschoot toeschoot toestoot ternauwernood uitfloot uitloot uitschoot uitsloot uitstoot oof
doofkloof loof roof schoof sloof snoof stoof beloof beroof geloof gesloof verdoof verloof verschoof verstoof afkloof afschoof afsloof afstoof alkoof bijgeloof filosoof stokdoof theosoof uitdoof uitsloof veroorloof voortschoof voortstoof ooft-oofd
doofthoofd klooft ooft rooft stooft beloofd beroofd gedoofd | gekloofd gelooft geroofd gesloofd gestoofd terugrooft verdoofd verloofd onthoofd stijfhoofd geoorloofd veroorloofd uit(ge)dooft(d) uit(ge)looft(d) uit(ge)slooft(d) oog-oogt
boogdroog hoog loog oog poog toog vloog woog zoog bedroog beloog beoog betoog bewoog gedoogt gepoogd vermoogt vervloog epiloog ereboog geoloog hemelhoog neerboog pedagoog regenboog theoloog analoog dialoog elleboog knipoog doorvloog monoloog overvloog proloog torenhoog omvloog opvloog |
ooi - ooierooit | ook - ooktool(t) - oom | oom - oomdroon - oont | oon - oopoopt | oop - oopt | oop - oor | oor |
---|---|---|---|---|---|---|
booi dooi fooi glooi gooi hooi kooi mooi plooi prooi rooi strooi tooi zooi allooi flikflooi lichtekooi pleidooi toernooi emplooi vergooi(om) bonnefooi omgooi ontdooi ontplooi rotzooi voltooi ooier
dooiermooier pooier rooier schooier ooit
dooitfooit glooit gooit hooit looit nooit ooit plooit rooit strooit tooit berooid gerooid vergooid verstrooid flikflooit omvergooit omgooit ontdooit ontplooit | rotzooit voltooid(on) dook kook ook pook rook smook spook stook strook berookt bestookt gekookt gerookt gespookt gestookt onbekookt ontlook uit(ge)kook(t) wie ook wierook(be) ool-oolt
bowldool goal jool kool pool school zool geschoold verdoold verkoold verschool apekool capriool kamizool parool samen(ge)school(d) leerschool metropool steenkool frivool idool riool triool viool vitriool aureool noordpool boom broom chroom droom | home loom stoom stroom schroom sloom stoom stroom toom vroom Vroom (& Dr.) zoom beschroomd geboomd gedroomd geschroomd gestoomd gestroomd gezoomd verchroomd verdroomd afroom atoom fantoom maalstroom stamboom astronoom gastronoom idioom instroom intoom symptoom omzoomd opstoomt overstroomd uit(ge)stoomt(d) uit(ge)stroomt(d) oon-oont
boonhoon koon kroon loon schoon toon troon woon zoon bekroond beloont betoont bewoont gehoon(d) gekroond getoond getroond | gewoon gewoond verschoont vertoon(t) verwoond aan(ge)toon(d) klaagtoon patroon sjabloon grammofoon machtsvertoon manspersoon klemtoon persoon beeldschoon eerbetoon telefoon meetroon grondtoon ofschoon ondertoon ongewoon onttroont wonderschoon boventoon monotoon microfoon mobilofoon tyfoon vibrafoon xylofoon buiengewoon huldebetoon snijboon vrouwspersoon oop-oopt
doopdroop hoop knoop loop noop sloop stroop zoop bekroop beloop besloop gedoopt gehoopt gekoop geloop genoopt gesloopt | gestroopt te koop terugkoop terugloop terugkroop verkoop verloop verzoop afdroop afkoop afkroop afloop afstroop wanhoop aanknoop aankoop aanloop samenloop mesthoop terloops wedloop wegloop levensloop meeloopt tegenloopt uiteenloopt in de knoop inkoop inloopt kringloop bioscoop filantroop microscoop bijkoop tijdsverloop losloopt omkoopt omloop ontloopt onverhoopt ophoopt opkoopt oploop stormloop doorkroop doorloop horoscoop overkroop overloop voortkroop voortloopt goedkoop toekroop | toeloop puinhoop uitkoop uitkroop uitloopt oor
boordoor goor hoor koor oor schoor smoor spoor stoor voor behoor bekoor beschoor bevroor gehoor teloor verhoor verloor verstoor aldoor brak door brandt ’t door brast ’t door dacht door gaf ‘t door gaf voor hakt door jast ’t door kantoor kwam door kantoor kwam door kwam voor las voor nam zich voor pastoor sprak door tast door valt voor vandoor aanboor aanhoor bladert ’t door daardoor daarvoor draaft door draagt voor dwaalspoor gaat door gaat voor | jaagt ‘r door laat ’t door maakt wat door majoor praat door slaat door slaat voor staat voor waait door waardoor waarvoor denkt door erdoor ervoor kletsmajoor legt ’t voor stelt voor stemt voor trekt ‘m voor wendt voor zegt ’t door zegt voor beet door breekt door deed zich voor dreef door geeft ’t door geeft voor heeft wat voor leest voor neemt zich voor rekent voor schemert door sleept door speelt voor spreekt door drinkt door dringt door ging door ging teloor ging voor glipt ‘r door klinkt door middenoor middenvoor ringeloor slipt ’rdoor hierdoor hiervoor ivoor kniesoor liegt ‘m voor liep door liep voor liet ’t door schiet door schiet voor spiegelt ‘m voor viel voor |