De spelling van de werkwoorden: dt-fouten vermijden
Leraren Nederlands merken vaak dat de spelling van de werkwoorden, ook voor leerlingen die het Nederlands als moedertaal hebben, voor hoofdbrekens zorgt. Zelfs voor volwassenen is de juiste spelling niet altijd een sinecure. Nochtans is de spelling van de Nederlandse werkwoorden niet bijzonder moeilijk. Een kort stappenplan kan hierbij behulpzaam zijn, alsook een toepassing op enkele simpele voorbeeldzinnen.
Inhoudsopgave
De spelling van de Nederlandse werkwoorden staat onder druk. Niet doordat de Taalunie met nieuwe regels zou komen, de werkwoordsspelling verandert nooit, maar doordat veel mensen de juiste spelling simpelweg niet belangrijk meer vinden. 'Schrijf het zoals je het zegt' is een vaak gehoorde uitspraak. Zelfs in het onderwijs wordt niet meer als vanouds aandacht geschonken aan de juiste spelling - als de boodschap maar duidelijk is, niet waar?
Nochtans is de juiste spelling geen simpel fait divers. In een interview met
De Morgen zei schrijfster Ann De Craemer, gevraagd naar het belang van spelling: "Ik noem dat een uiting van mijn liefde voor de Nederlandse taal, die ik graag met even veel aandacht en zorg wil behandelen als een geliefde van vlees en bloed." Met een dt-fout zal de wereld niet vergaan, maar juist spellen is een teken van beschaving en verfijning. Deze kleine basisregels en de juiste attitude zijn voldoende om dit te kunnen.
Enkele belangrijke termen
- De stam is de eerste persoon enkelvoud. Van het werkwoord 'praten' is de stam dus (ik) praat.
- De infinitief is de onvervoegde vorm van het werkwoord. Je kan deze vinden door 'Ik ga ...' te gebruiken. Bijvoorbeeld: ik ga drinken, ik ga schrijven, ik ga lopen.
- Als we over het voltooid deelwoord spreken, hebben we het over de vorm van het werkwoord die te vinden is door 'Ik heb' of 'Ik ben' te gebruiken. Bijvoorbeeld: ik heb gedronken, ik heb geschreven, ik heb gelopen, ik ben getrouwd.
- Met het onderwerp bedoelen we de persoon, de zaak of het begrip waarover de zin gaat. Deze staat meestal naast de persoonsvorm.
De spelling van de werkwoorden: de tegenwoordige tijd
Cruciaal voor een juiste spelling is het bepalen van de tijd waarin het werkwoord staat: de Onvoltooid Tegenwoordige Tijd (OTT) of de Onvoltooid Verleden Tijd (OVT) en het voltooid deelwoord, welke op dezelfde wijze als de OVT vervoegd wordt. Vaak biedt de context van de zin de nodige tijdsindicaties. Woorden als 'nu', 'gisteren' en 'morgen' zijn hiervan voorbeelden.
Persoon en getal | | Regel | Voorbeeld |
1e persoon enkelvoud | ik | stam | Ik lees. |
2e persoon enkelvoud | jij/je/u | stam plus t | Jij leest. |
3e persoon enkelvoud | hij/zij/het | stam plus t | Hij leest. |
| | | |
1e persoon meervoud | wij/we | infinitiefvorm | Wij lezen. |
2e persoon meervoud | jullie | infinitiefvorm | Jullie lezen. |
3e persoon meervoud | zij/ze | infinitiefvorm | Zij lezen. |
Om een werkwoord in de tegenwoordige tijd correct te kunnen spellen, biedt dit schemaatje voldoende informatie. Er zijn echter twee valkuilen in de tegenwoordige tijd. Dit zijn de klassieke dt-fouten, welke met de nodige aandacht zeker vermeden kunnen worden.
Wanneer
'je/jij' achter de persoonsvorm (het vervoegde werkwoord) staat, krijgt het werkwoord geen t. We schrijven dus gewoon de stam. Deze je/jij moet dan wel het onderwerp van de zin zijn. Veel mensen denken dat ook het persoonlijk voornaamwoord
'u' aan de bovenstaande regel onderworpen is. Dat klopt niet. Voor 'u' geldt steeds de regel: stam plus t.
De spelling van de werkwoorden: de verleden tijd en het voltooid deelwoord
Voor de spelling van de OVT onderscheiden we geen verschillende 'personen' meer, maar enkel nog enkelvoud en meervoud.
Regelmatige werkwoorden
Voor de spelling van de regelmatige werkwoorden (de meerderheid in het Nederlands) kijkt men naar de infinitief van het werkwoord. Van deze infinitief worden de laatste twee letters '-en' weggelaten. De letter die dan op het einde van het werkwoord staat, is cruciaal om tot de juiste spelling te komen. Wanneer deze letter een t, k, f, s, ch, p of x is, wordt de laatste letter van het voltooid deelwoord of de verleden tijd een t. Als er sprake is van een andere letter wordt het een d. Deze letters worden vaak onthouden door een ezelsbruggetje, bijvoorbeeld 't Kofschipx of 't Fokschaap. In de OVT krijgt het werkwoord dan nog een e (enkelvoud) of een en (meervoud).
Onregelmatige werkwoorden
De onregelmatige werkwoorden worden niet vervoegd volgens een bepaalde regel. Deze werkwoorden gedragen zich dus 'onregelmatig' of sterk. De juiste spelling van het werkwoord leert men door de dagelijkse omgang met de Nederlandse taal of door studie. Voorbeeld: het voltooid deelwoord van lopen is gelopen, niet geloopt. Voor jonge kinderen vormen de onregelmatige werkwoorden een hele uitdaging. Zij volgen 'van nature' de regel.
Voorbeeldzinnen
Enkele voorbeeldzinnen kunnen helpen om de spelling in te oefenen. Cruciaal blijft het ontwikkelen van een goede spellingattitude.
De tegenwoordige tijd
Jantje ............ (worden) later politieman.
'Jantje' functioneert hier als onderwerp van de zin. 'Jantje' is derde persoon enkelvoud, de regel is dus stam + t. Zo is de juiste spelling dan 'wordt'.
............ (wedden) jij geregeld op voetbalwedstrijden?
'Jij' behoort tot de tweede persoon enkelvoud. In principe is de regel dus stam +t. Maar opgelet: wanneer 'jij' het onderwerp van de zin is en achter de persoonsvorm staat, krijgt het werkwoord geen 't'. De juiste vervoeging is dus: Wed jij geregeld op voetbalwedstrijden?
De Verenigde Staten ............ (willen) een aanval in Syrië lanceren.
Hoewel velen denken dat de Verenigde Staten enkelvoud is, hebben we wel degelijk met een meervoud te maken. En voor alle vervoegingen in het meervoud is de infinitiefvorm de aangewezen vorm. Juist is dus: De Verenigde Staten willen een aanval in Syrië lanceren.
............ (vermoeden) je broer ook dat jij de dader bent?
Het onderwerp van deze zin is 'je broer'. Dit is de derde persoon enkelvoud; de regel is dan ook: stam + t. Velen vergissen zich hier omdat er 'je' na het werkwoord staat. Het onderwerp is echter niet 'je', maar 'je broer'. Dus: Vermoedt je broer ook dat jij de dader bent?
De verleden tijd en het voltooid deelwoord
Nadat je dit artikel gelezen hebt, krijg je elk werkwoord goed ............ (spellen).
Het werkwoord 'spellen' moet als voltooid deelwoord vervoegd worden. De infinitief 'spellen' zonder '-en' geeft als laatste letter een l. Die staat niet in 't Kofschip. Juist is dus: gespeld.
René, Marc en Richard ............ (redden) een bange kat uit de boom.
Dit is een verleden tijd in het meervoud. Opnieuw nemen wordt de infinitief zonder '-en' genomen, wat een 'd' oplevert'. Die staat uiteraard niet in 't Kofschip. In het Nederlands zijn drie medeklinkers na elkaar niet mogelijk. Juist is dus: redden (want het is meervoud, dus plus 'n').
Helaas is zo'n ongeval al veel vaker ............ (gebeuren).
Ook in dit voorbeeld wordt een voltooid deelwoord gevraagd. De infinitief zonder '-en' geeft een r, welke niet voorkomt in 't Kofschip. Juist is dus: 'gebeurd'.
Sommigen zijn bang dat het schip is ............ (zinken).
Zinken is een onregelmatig werkwoord. Het is dus niet: het schip is gezinken, maar wel 'gezonken'.
Gisteren ............ (wassen) Lien en Fien zich uiterst grondig.
Dezelfde basisregel als voor alle onregelmatige werkwoorden blijft ook nu gelden. Een 's' is de laatste letter; deze vinden we terug in 't Kofschip. Juist: wasten (want het is een meervoud).
Lees verder