Vaak voorkomende taalfouten in het Nederlands
Als je een tekst moet schrijven, dan doe je dat het liefst zonder fouten. Maar de Nederlandse taal ligt bezaaid met voetangels en klemmen. Als je de valstrikken kent, dan kun je er rekening mee houden en ze proberen te vermijden. Als je let op deze moeilijkheden, dan zal je tekst misschien nog niet perfect zijn, maar toch al veel beter.
Gebruik van 'u' en 'je'
Zorg ervoor dat je 'u' en 'je' niet door elkaar gebruikt in een tekst. Je moet ofwel consequent het één gebruiken, ofwel consequent het ander. Een voorbeeld van een fout: “Je mag als ouder je verantwoordelijkheid niet schuwen. Uw kind kind heeft recht op een goede verzorging en veel liefde.” Correct zou zijn: “U mag als ouder uw verantwoordelijkheid niet schuwen. Uw kind ...” Of: “Je mag als ouder je verantwoordelijkheid niet schuwen. Je kind...”
Schrijfwijze van 'u'
Als je 'u' gebruikt, schrijf het dan niet met hoofdletter. Veel mensen lijken nog steeds te denken dat dat beleefd is, maar 'U' (met hoofdletter dus) gebruik je alleen maar voor God of voor een heilige.
Onderscheid tussen 'jou' en 'jouw'
Soms kennen mensen het verschil tussen 'jou' en 'jouw' niet. Dan zie je zinnen als 'Ik heb jouw gezien.' Het onderscheid is nochtans eenvoudig: 'jouw' = 'van jou'. Dus bijvoorbeeld: "Jouw vrouw heeft jou gezien."
Schrijf zoveel mogelijk voluit
Schrijf zoveel mogelijk alles voluit, niet met afkortingen. Schrijf dus op het einde van je e-mail 'Met vriendelijke groeten' en niet 'mvg', tenzij het naar een goede vriend is of in een heen-en-weerconversatie. Schrijf 'in de plaats van' en niet 'i.p.v'. Schrijf ook alle cijfers voluit, tenzij je een goede reden hebt om dat niet te doen (te lange cijfers met miljoenen, duizenden; een datum; leeftijd).
Voor en om
Zinnen als: "Ik doe dit om het helpen" en "Kun je hem vragen voor te helpen?" zijn fout. Je gebruikt 'voor' samen met een zelfstandig naamwoord en 'om' met een werkwoord. Correct is dus: "Ik doe dit voor het helpen" en "Kun je hem vragen om te helpen?".
Werkwoordelijke eindgroep
De werkwoordelijke eindgroep moet samen staan. Dit betekent dat je niets tussen werkwoorden aan het einde van een zin zet. Dus deze zin is fout: “Waarom zou hij moeten voor een nieuwe richting kiezen?” Wel juist: “Waarom zou hij voor een nieuwe richting moeten kiezen?” 'Moeten' en 'kiezen', de twee werkwoorden van de werkwoordelijke eindgroep, horen samen te staan.
'Te' en 'in'
Schrijf liefst niet 'te Breda', maar wel gewoon 'in Breda'. 'Te' is verouderd en ambtelijk taalgebruik.
Betrekkelijke voornaamwoorden
Voor de betrekkelijke voornaamwoorden (zonder voorzetsel erbij) hebben we drie mogelijkheden: 'die', 'dat' of 'wat'.
- 'Dat' gebruiken we bij het-woorden. Dus: 'Een meisje dat daar staat.' Je merkt op dat er dus geen 'het' voor het woord hoeft te staan, maar wel dat 'het' ervoor kan staan.
- 'Die' gebruiken die bij de-woorden. Dus bijvoorbeeld: 'Een jongen die daar staat.' Opnieuw hoeft er dus geen 'de' voor te staan. Ook de meervoudsvormen zijn altijd met 'die'. Dus: 'De meisjes die daar staan.'
- 'Wat' gebruiken we als het betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een hele zin of een zinsdeel of bij een overtreffende trap. Een voorbeeld van een zinsdeelstuk: 'Hij kreeg zijn geld niet terug, wat hij behoorlijk vervelend vond.' 'Wat' verwijst hier naar 'Hij kreeg het geld niet terug.' Een voorbeeld van de overtreffende trap: 'Dat is het mooiste wat ik ooit gezien heb!'
Actief en passief
Schrijf zo veel mogelijk actieve zinnen. Een voorbeeld van een passieve zin: 'Het is nu wel bewezen dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd.' Daar maak je beter van: 'De politie heeft nu bewezen dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd.'
Er zijn enkele redenen om toch in het passief te schrijven:
- Degene die het doet is onbekend. Bijvoorbeeld: 'Er is vandaag een aanslag gepleegd in het Avignon.'
- Je wil je bron niet prijsgeven. Bijvoorbeeld: 'Er is mij verteld dat het geld op is.'
- Wie de actie doet is niet belangrijk. Bijvoorbeeld: 'De formulieren worden opgestuurd.'
- Het past beter om verder te gaan met het onderwerp. Bijvoorbeeld: 'Plots had hij heel veel geld. Het werd hem zo maar in de schoot geworpen. '
Moeilijke woorden spellen
Als je twijfelt aan de spelling van een woord, moest je de juiste schrijfwijze vroeger opzoeken in het beruchte 'groene boekje', officieel heet dit boekje 'De woordenlijst der Nederlandse taal'. Maar we leven in digitale tijden. Als je twijfelt aan de spelling van een woord, kun je online en gratis de digitale versie van het groene boekje raadplegen. Er is ook een handige gratis app voor Android, iPhone en Windows.