Veelgemaakte Nederlandse taalfouten
Nederlands is geen gemakkelijke taal en voor buitenlanders vaak lastig om te leren. Maar ook Nederlanders hebben zelf nog wel eens moeite met de taal. Wat zijn veelgemaakte taalfouten bij de Nederlandse taal?
Constructiefouten
D, t of dt
De werkwoordspelling is vaak een groot probleem voor mensen. Wanneer gebruik je nu een -t en wanneer een -d?
Enkele regeltjes:
- Bij de ik-vorm volgt geen extra -t
- Bij jij/je voor het werkwoord een extra -t, bij jij/je na het werkwoord geen extra -t (maar wel als 'je' bezittelijk is: je vader, dus als het ook jouw zou kunnen zijn)
- Bij hij/zij/men volgt ook een extra -t
- Bij een voltooid deelwoord ga je na of het werkwoord eindigt op een medeklinker uit het SEXY FOKSCHAAP. "Er is iets gebeurd" eindigt dus met een -d omdat de r niet in het SEXY FOKSCHAAP zit
Als of dan
Hij is groter dan jij
Hij is even groot als jij
Dit zijn voorbeelden van hoe het zou moeten. Echter worden
dan en
als regelmatig omgedraaid. Hoe het moet kan worden onthouden door onderscheid te maken tussen of iets verschilt of dat het gelijk is. Wanneer er sprake is van een verschil, gebruik je
dan. Wanneer er sprake is van gelijkenis, gebruik je
als.
Nog fouter is het wanneer voor jij het woord
jou wordt gebruikt. Hoe te onthouden of je nou jij of jou zegt? Plaats de juiste vorm van
zijn of
hebben achter de zin, dan weet je welke persoonsvorm je moet gebruiken.
Dus:
Hij is groter dan jij bent
Hij is even groot als jij jij bent
Hun of hen
Hun wordt natuurlijk gebruikt als bezittelijk voornaamwoord, en daarbij is hen niet te gebruiken. Daarnaast wordt hun ook gebruikt ter vervanging van een voorzetsel (bijvoorbeeld: aan hen, voor hen, op hen, aan hen) + hen. Dus als je iets
aan hen geeft, kun je ook het
hun geven.
Echter, als je het voorzetsel wel gebruikt, gebruik je dus hen. Hen gebruik je ook als lijdend voorwerp
Ik geef een cadeau aan hen
Ik geef hun een cadeau
Dat is hun cadeau
Hij geeft hen
Beide of beiden
Wanneer gebruik je beide en wanneer gebruik je beiden? Dat hangt ervan af of je in de zin een zelfstandig naamwoord gebruikt of niet. Als beide wordt gevolgd door een zelfstandig naamwoord, gebruik je dus geen -n, maar als er geen zelfstandig naamwoord wordt gebruikt, wordt wel een -n gebruikt. Als het zelfstandig naamwoord waarnaar beide verwijst ervoor in de zin staat, wordt geen -n toegevoegd, behalve wanneer het om een persoon gaat.
Bijvoorbeeld:
Beide huizen zijn verkocht
De huizen werden beide verkocht
Beiden werden verkocht
De jongens hebben beiden hun huis verkocht
Vaak fout gespelde woorden
- Tenslotte of ten slotte: tenslotte betekent immers, ten slotte betekent tot slot
- Tenminste of ten minste: tenminste betekent althans, ten minste betekent op zijn minst
- Teveel of te veel: teveel als het een zelfstandig naamwoord is ("een teveel aan"), anders te veel
- Barbecue, niet barbeque: vaak fout gespeld door de afkorting BBQ
- Liniaal, niet lineaal
- Consensus, niet concensus: afstammend van gevoelens (senses)
- Chic of chique: afhankelijk van het woord dat erna volgt (chique vrouw, als je de -e uitspreekt; chic huis, als je de -e niet uitspreekt)
- Poolshoogte, niet polshoogte: gerelateerd aan de Poolster
- Toentertijd, niet toendertijd
- Enigszins, niet enigzins
- Sowieso, niet zowiezo
- Agressie, niet aggressie: een dubbel -g- wordt wel in het Engels gebruikt (aggression)
- Accommodatie: met dubbel -c- en dubbel -m-
- Onmiddellijk: met dubbel -d- en dubbel -l-
- Burgemeester, maar wel burgerlijk
- Filet, niet filé: hoewel de -t niet wordt uitgesproken, schrijf je hem wel
- Daarentegen, niet daarintegen
- Elektronisch, niet electronisch
- Per se, niet persé, per sé of perse
- Chagrijnig, niet chagerijnig of chachrijning of sjagrijnig/sjachrijnig
- Cadeau en bureau: met -eau, met -o is de oude versie