Franse grammatica: vragen stellen op verschillende manieren
In het Frans kan je op vier verschillende manieren een vraag stellen. De eenvoudigste manier is met "est-ce que?". Je kan ook een vraag stellen door je zin vragend te stellen. En je kan een vraag stellen door onderwerp en werkwoord om te draaien. Probleem is, je kan niet altijd alle manieren toepassen en Frans zou Frans niet zijn als er ook geen speciale vormen zouden zijn. Een andere manier om een vraag te maken is natuurlijk met vraagwoorden.
In het Frans een vraag stellen
Je kan geen taal spreken zonder dat je zo nu en dan een vraag moet stellen. In de winkel, op restaurant, wanneer je een leuk iemand ontmoet, om te weten wanneer de trein komt, ... . Altijd en overal zal je vragen moeten stellen. In het Frans kan dit op vier verschillende manieren. Je kan een vraag stellen door je zin vragend te stellen. Je kan een vraag stellen met "est-ce que?" en je kan een vraag stellen door werkwoord en onderwerp om te draaien. Die laatste manier noemen we "inversie". En dan kan je natuurlijk ook nog altijd een vraag stellen met een vraagwoord.
Je zin vragend stellen
De meest eenvoudige manier is om gewoon een vraagteken achter je zin te zetten en je zin op een vragende toon uit te spreken.
Je kan dus zeggen "tu vas au foot" , bevestigend "Je gaat naar het voetbal". Zet je er een vraagteken achter, dan wordt het "tu vas au foot?", "Ga je naar het voetbal?". Simpel, niet? Maar spijtig genoeg gaat dit niet met elke zin. Je kan deze vorm alleen gebruiken voor een gesloten vraag (zie hieronder).
Est-ce que?
Nog een eenvoudige manier, die in bijna alle scholen wordt aangeleerd als eerste manier, is door "est-ce que" voor je zin te zetten. "Tu viens" wordt dan "est-ce que tu viens?". De woordvolgorde verandert niet. Het is dus gewoon est-ce que + onderwerp + werkwoord.
Inversie
Bij inversie draai je je onderwerp en je werkwoord om. Een zin als "tu vas au foot" wordt dan "vas-tu au foot?". Zoals je kan zien, komt er tussen het werkwoord en het onderwerp een liggend streepje, in het Frans "tiret" genaamd.
Een "t" toevoegen
Inversie is simpel, maar er is een probleem bij il en elle. Heb je een werkwoord dat eindigt op een klinker, dan moet je tussen je werkwoord en il / elle een "t" zetten. Dit is louter voor de uitspraak. De "t" heeft geen enkele betekenis. Zo krijg je dus "va-t-il au foot?" en "va-t-elle danser?". Je krijgt nu ook twee streepjes. Een tussen het werkwoord en de "t" en een tussen de "t" en het onderwerp.
Pouvoir
Het werkwoord "pouvoir" is een beetje speciaal. Wanneer je van "Je peux venir?" een inversie maakt, krijg je een totaal andere vorm. Het wordt dan "Puis-je venir?". Deze vorm is alleen van toepassing op de eerste persoon enkelvoud, in al de andere gevallen gebruik je de gewone vorm. Je krijgt dus "tu peux venir?" en "peux-tu venir?".
Een vraag stellen met een vraagwoord
De belangrijkste vraagwoorden in het Frans zijn:
- Wie = qui
- wat = que / quoi
- welk = quel / quelle / quels / quelles
- waar = où
- wanneer = quand
- waarom = pourquoi
- hoeveel = combien
- hoe = comment
+ alle samenstellingen. Dus ook d'où (vanwaar?), de qui (van wie?), pour qui (voor wie?), etc.
Ook hier zijn er weer een paar speciale regeltjes:
wat = que of quoi
Vooraan in een zin is wat "que", achteraan in een zin is wat "quoi". Zo krijg je dus "que fais-tu?" of "qu'est-ce que tu fais?" maar "tu fais quoi?".
Welke = quel / quelle / quels / quelles
Quel (welk) mag je niet vergeten aan te passen aan het woord waar het bijstaat. Mannelijk enkelvoud is quel, vrouwelijk enkelvoud is quelle. Mannelijk meervoud is quels, vrouwelijk meervoud is quelles. Zo krijg je dus:
- un livre = quel livre?
- une chaise = quelle chaise?
- des livres (mannelijk) = quels livres?
- des chaises (vrouwelijk) = quelles chaises?
ou of où?
Où met een accent, betekent "waar", ou zonder accent is "of". Vergeet dus je accent niet wanneer je een vraag stelt!
Woordvolgorde met een vraagwoord
Vraagwoord vooraan
Wanneer je het vraagwoord vooraan zet, heb je twee mogelijkheden:
- vraagwoord vooraan + werkwoord + onderwerp (inversie): où vas-tu?
- vraagwoord + est-ce que + onderwerp + werkwoord: où est-ce que tu vas?
Vraagwoord achteraan
Hier is de constructie: onderwerp + werkwoord + vraagwoord. Voorbeeld: Tu vas où?
Stijf, stijver, stijfst of Frans, Franser, Franst
Hoewel de vorm met "est-ce que" als eerste wordt aangeleerd op school, wordt deze vorm niet zo vaak gebruikt in Frankrijk. Een Fransman zal eerder zeggen "Venez-vous ce soir?" dan "Est-ce que vous venez ce soir?", eerder "vous êtes Belge?" dan "est-ce que vous êtes Belge?". Maar de Fransen spreken dan ook op een eerder formele manier. De informele manier is die met "est-ce que?" Deze manier van vragen stellen kan je overal gebruiken. Dus zowel bij je vrienden, als bij de bakker, als bij de dokter, etc.
Een gesloten vraag, een open vraag, een deelvraag
De gesloten vraag
Op een gesloten vraag kan je enkel met ja of nee (en eventueel misschien) antwoorden. Een gesloten vraag is dus bijvoorbeeld "Tu vas au foot demain?". Het antwoord zal "oui", "non" of "peut-être" zijn.
De open vraag
Een open vraag is een vraag waar je vanalles op kan antwoorden. Het zijn de vragen met de vraagwoorden. Où vas-tu? kan als antwoord krijgen "à l'école", "au bureau", au cinéma", etc. Qui est cet homme? kan als antwoord krijgen "c'est mon père", "c'est mon frère", "c'est mon voisin", etc. Je weet op voorhand nooit met zekerheid wat het antwoord zal zijn.
Een deelvraag
Een deelvraag is een vraag waarbij je naar één antwoord zoekt in een waaier van mogelijkheden. Deze vragen worden steeds voorafgegaan door een vorm van "quel?". Quel est ta couleur préférée? (wat is je lievelingskleur?) is bijvoorbeeld zo'n vraag. Uit alle bestaande kleuren ga je er één kiezen.
Nog een paar kleine opmerkingen: "een vraag stellen" is in het Frans "poser une question" , "iets vragen" is "demander quelque chose" en een vraagteken is "un point d'interrogation". Wat zeker niet kan is "demander une question". Toch is dit een veelgemaakte fout. Even opletten dus!
Succes!