Lesgeven: iemand een vreemde taal aanleren van nul
Als taaltrainer kan het je overkomen: je moet lesgeven aan iemand die geen enkele voorkennis heeft van een taal. Deze persoon heeft taalniveau 0. Een Fransman die naar België komt, een Chinees die in Nederland is komen wonen. Een Japanner die Frans nodig heeft voor zijn werk. Een gepensioneerd koppel dat verhuist naar Spanje. Een Belg die in Duitsland moet gaan werken en moet kunnen onderhandelen. En dan moeten die mensen snel en efficiënt de taal leren. Hoe begin je er in godsnaam aan? Een aantal tips.
Het alfabet en de uitspraak
Een eerste, al dan niet vervelende klus, is om het alfabet en de uitspraak aan te leren. Vervelend omdat het een beetje is als in het eerste leerjaar, het nabootsen van klanken en het nazeggen van woordjes. Papegaaienwerk dus, maar wel noodzakelijk, want zonder goede uitspraak kom je nergens. Je spreekt de woorden verkeerd uit en kan de woorden niet lezen zoals het hoort. Mensen begrijpen dus niet wat je zegt, zelfs al is het het juiste woord. Dus moet je even door die zure appel heen bijten. Je kan oefenen met woordenrijtjes. In deze fase is het niet nodig om te begrijpen wat men leest.
Begin met algemeenheden
Om een taal aan te leren aan mensen zonder voorkennis moet je beginnen met algemeenheden en met woorden en zinnen die invariabel zijn.
Algemeenheden
Je kan beginnen met een kennismakingsronde. Je kan dus beginnen met de naam en de voornaam. "Mijn naam is ... ", "mijn voornaam is ...", "mijn achternaam is ...". Het standaardzinnetje blijft hetzelfde, alleen de naam verandert. "Ik ben geboren in ... (naam van een stad)." Ook dat is makkelijk in te vullen. "Ik woon in ... (naam stad)." Ook dat is een standaard zinnetje. Zo kan je er nog wel een paar verzinnen.
Variabele elementen
Wanneer de standaardzinnetjes gepasseerd zijn, kan je variabele elementen gaan invoegen. Je kan bijvoorbeeld spreken over de nationaliteit. Hiervoor zal je een lijstje moeten maken met nationaliteiten. Daarna kunnen zinnetjes gemaakt worden. "Ik ben Engelsman, Duitser, Chinees, etc". Wanneer je de getallen leert tot tien kan je ook al meer zinnetjes toevoegen. Het aantal kinderen bijvoorbeeld. "Ik heb 5 kinderen, 2 jongens en 3 meisjes". Of je kan zeggen in welke straat je woont. "Ik woon in Parelstraat 9". Voor getallen boven de 10 kan je in het begin cijfer per cijfer werken. 325 wordt dan 3 - 2 - 5. Of je kan je telefoonnummer geven. Uiteraard ook cijfer per cijfer. Wanneer je later de cijfers tot 100 leert, kan je dan grotere cijfers zeggen en je telefoonnummer en huisnummer correct leren zeggen.
Eenvoudige zinnetjes om jezelf voor te stellen
Op deze manier kom je tot een aantal eenvoudige zinnetjes waarmee je jezelf kan voorstellen. Mensen vinden dit leuk en zijn super fier dat ze zelfstandig iets kunnen zeggen. De eerste stap is gezet. Nu kan je gaan spelen met de aangeleerde woorden en nieuwe zinnen bouwen.
Probeer zo veel mogelijk te praten in de taal die je aanleert
Je hebt al snel de neiging om over te schakelen op Frans of Engels wanneer je Nederlands geeft, op Nederlands wanneer je een andere taal onderwijst. Probeer dit zo veel mogelijk te vermijden. Mensen leren door te horen en door te doen. Laat ze dus zo veel mogelijk in contact komen met de aan te leren taal. Praat zo traag en duidelijk mogelijk. Maak gebruik van foto's en tekeningen. Mensen associëren dan de tekening met het woord en zullen het sneller onthouden. Voor abstracte woorden kan je wel op een andere taal terugvallen, omdat mensen anders misschien een verkeerde link maken en het woord verkeerd aanleren. Gebruik omschrijvingen met eenvoudige woorden en laat de mensen ook zoveel mogelijk in de doeltaal uitleggen. Indien nodig met handen en voeten. En met de nodige fouten. Plezier gegarandeerd en het ijs is gebroken!
Woordenschat aanleren per thema
Je kan mensen ook woordenschat aanleren per thema. Zo zijn de woorden aan elkaar gelinkt. Je kan beginnen met eenvoudige thema's als voeding, het huis, ziekte, werkomgeving, winkel, seizoenen, etc. Naarmate de mensen meer woorden kennen, kan je andere woorden en zinnen toevoegen.
Vermijd passief taalgebruik, lange zinnen en moeilijke woorden
Vermijd vooral passieve zinnen. Deze zijn te moeilijk. Vergelijk "Dit werd beweerd door een journalist" met "dit beweerde een journalist". In de passieve zin worden een hele hoop woorden gebruikt die je eigenlijk niet nodig hebt om de essentie van de zin te begrijpen. Hak ook een lange zin in stukjes. Maak er verschillende korte zinnen van met makkelijke woorden. Voegwoorden en bindwoorden is een erg moeilijk onderdeel in elke taal. In het begin laat je ze dus best achterwege.
Vergeet de voegwoorden in een later stadium niet
Zoals hierboven reeds aangehaald, moeilijk maar onontbeerlijk om juist te communiceren: de voegwoorden. Een voegwoord kan heel de betekenis van je zin veranderen. "Maar", "en", "of", "dus", "omdat", etc. Het is een zure appel om door heen te bijten, maar het is heel belangrijk om deze kleine woordjes goed te kennen en correct te kunnen gebruiken.
Herhaal regelmatig
De kunst om een taal goed te leren, is het aangeleerde regelmatig te herhalen. Oefen met de tekeningen, laat mensen nog eens een rollenspel doen met de aangeleerde woordenschat, laat ze nog eens oefenen op onregelmatige werkwoordsvormen. Laat mensen een tekst nog eens vertellen, laat ze vertellen wat ze tijdens het weekend hebben gedaan, vraag hen hoe hun dag verlopen is. Op die manier gaan mensen kunnen terugvallen op woorden en zinnen die ze al kennen en gaan ze telkens weer nieuwe woorden willen toevoegen. Zo bouw je langzamerhand de woordenschat op.
Laat mensen kennismaken met de cultuur
Eens mensen een aantal woorden en zinnen beheersen, kan je hen in contact brengen met de cultuur van het land waar ze de taal van leren. Een (stukje uit een) liedje, een stuk uit een film, een fragment uit een boek. Leer ze meer over gebruiken en feesten. Zo leren ze nieuwe woorden en zinsstructuren gelinkt aan concrete situaties. En misschien is dit ook een impuls voor de mensen om zelf eens naar een liedje te luisteren of om zelfs eens een tijdschrift te kopen. Of om naar die leuke film in originele versie te kijken, eventueel met onderschriften.
Spreken met mensen die de taal beheersen
Oefenen, oefenen, oefenen
Moedig de mensen aan om te spreken met mensen die de taal goed kennen. Ze zullen wel wat drempelvrees hebben, maar dat is helemaal niet nodig. Een taal leer je met vallen en opstaan. Dus ook met het maken van fouten. En als je ietsverkeerd zegt, ga je alleen maar verbeterd worden. En zo leer je nu eenmaal het best. Bovendien appreciëren mensen het wanneer iemand moeite doet om hun taal te spreken. En zullen ze geduld opbrengen om te luisteren en eenvoudig te antwoorden.
Sites op internet om te oefenen
Raad ze ook een aantal
sites op het internet aan. Zo'n site is bijvoorbeeld www.Interpals.net. Hier kan je korte berichtjes posten naar mensen die je zelf uitkiest in het land dat je zelf kiest. Je kan specifiek vragen om een bepaalde taal te oefenen. Wil je je Engels oefenen, dan kan je ook postkaarten sturen via
www.postcrossing.com. De meeste sites zijn gratis.
Aanmoedigen, prijzen en geruststellen
Mensen die een nieuwe taal aanleren, zijn vaak erg onzeker. Zelf praten zorgt dikwijls voor drempelvrees. Mensen zijn bang om fouten te maken, om iets verkeerd uit te spreken, om het juiste woord niet te vinden. Geen nood! Taal is communiceren. Hier horen fouten maken bij. Als je een woord echt niet weet of vindt, kan je het nog altijd omschrijven met woorden die je wel kent. Dat overkomt ons toch ook wel eens in onze eigen moedertaal of niet soms? In het slechtste geval kan je het nog altijd met handen en voeten uitleggen. Ook dat is communiceren. Soms worden er grappige versprekingen gemaakt. Dan wordt er eens goed gelachen. En lachen is gezond en breekt het ijs!