Havo/vwo: Hoe schrijf je een goed opstel?
Onder een opstel verstaan we een beschouwing of betoog. Het is belangrijk om een goed opstel te kunnen schrijven, en de vaardigheid die je ermee traint is voor het hele leven een handigheid. Op veel studies komt een opstel of een essay veel van toepassing, en ook op de middelbare school is het een examenonderdeel. Veel leerlingen en studenten hebben een grote angst voor het schrijven van een opstel: strenge leraren die beoordelen naar hun eigen mening, de subjectiviteit er van en de kans op black-outs. Gelukkig gaat het bij het schrijven van een opstel niet alleen maar om ‘talent’; er zijn een aantal dingen waaraan een opstel moet voldoen waarmee je gegarandeerd een voldoende haalt.
Het doel van een opstel
Er zijn verschillende soorten opstellen die je kunt schrijven. Bij een opdracht of toets krijg je dan ook bijna altijd de keuze om zelf te bepalen wat voor soort opstel je schrijft. Onafhankelijk van welk type opstel dan ook, moet een opstel altijd een geschreven stuk zijn over één bepaald onderwerp, dat zo veel mogelijk informatie over het onderwerp bevat. Het opstel moet vlot lezen en boeiend zijn. Een goede tip is om je voor te stellen dat je een stuk voor een krant schrijft: je wilt een lezer informeren over een bepaalde kwestie, maar hem ook uitnodigen om verder te lezen. In elk soort opstel stel je dan ook een hoofdvraag, probleem of hoofdstelling op. Deze werk je verder uit in de rest van het opstel. De overige aspecten van een opstel, hangen af van het type dat je kiest om te schrijven:
Een betoog
In een betoog verwerk je je eigen mening over een bepaald onderwerp. Ben je voor of tegen een bepaalde stelling? Wat is je kijk op een bepaald probleem? Vergeet echter niet om alsnog genoeg algemene, objectieve informatie op te schrijven. Het moet in een opstel, hoe subjectief dan ook, altijd blijken dat je veel van een bepaald onderwerp af weet.
De inleiding
In de inleiding van het betoog stel je een duidelijk probleem of een duidelijke hoofdstelling op. Nodig de lezer uit door het hoofdonderwerp alvast een beetje uit te werken met een aantal voorbeelden. Hou altijd in het achterhoofd dat de inleiding bedoeld is om de tekst in te leiden; geef een klein voorwoord van wat er verder in de tekst zal staan én nodig lezers uit om verder te lezen. Ook geef je in de inleiding alvast kort aan wat jouw mening is (probeer het in niet meer dan twee zinnen te doen).
Het middenstuk
Het middenstuk bestaat uit verschillende alinea's. Elke alinea moet één argument of onderbouwing van jouw mening over de hoofdstelling of het probleem bevatten. Ben je tegen de uitbreiding van Schiphol, geef dan tegenargumenten. Geef echter ook één of twee mogelijke argumenten vóór de uitbreiding van Schiphol, en weerleg deze vervolgens. Een argument voor zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat de economie verbetert als Schiphol uitgebreid zal worden, schrijf dat op en weerleg deze vervolgens door bijvoorbeeld te zeggen dat de economie er niet op vooruit gaat als de overheid alsnog meer geld kwijt is aan milieukwesties door de uitbreiding van het vliegveld.
Het slot of de conclusie
In het slot van het stuk zou je eventueel de hoofdstelling of het probleem kunnen herhalen. Geef een conclusie en bevestig je mening over het onderwerp. Belangrijk is dat er in het slot geen nieuwe informatie of argumenten gegeven worden.
Overig
Bij een betoog mag je het meest (van alle soorten opstellen) 'naar het publiek toe schrijven'. Gaat het betoog bijvoorbeeld over te korte lunchpauzes op middelbare scholen, dan kun je stellen dat als jouw opstel gepubliceerd zal worden, vooral scholieren het zullen lezen. Gebruik in dit voorbeeld dan ook niet te dure woorden en hou de tekst levendig.
Om de lezer goed bij de tekst te houden, is het belangrijk om 'grote en kleine argumenten' af te wisselen. Geef bijvoorbeeld niet als eerste al jouw belangrijkste en best onderbouwde argumenten, en vervolgens een paar kleine redenen.
Blijf bij een betoog altijd respectvol, ook al mag je de lezer prikkelen, en gaat het om je eigen mening, noem de minister president geen 'klootzak' en wakker de lezer niet aan tot discriminatie. Er moet altijd enigszins formaliteit in het stuk blijven.
Een beschouwing
Bron: 422737, Pixabay
De beschouwing is het omgekeerde van het betoog. In een beschouwing geef je puur objectieve informatie over een bepaald onderwerp. De manier waarop je schrijft moet dan ook onbevooroordeeld zijn. Probeer de lezer niet van iets te overtuigen, maar wees een betrouwbare, objectieve bron van informatie.
De inleiding
In de inleiding van een beschouwing moet puur een bepaalde stelling of een probleem genoemd worden. Er mogen alvast wat voorbeelden gegeven worden van het hoofdonderwerp maar probeer niet te overtuigend over te komen van bijvoorbeeld de ernst van het probleem. Laat geen mening horen en schrijf niets over jezelf.
Het middenstuk
In de alinea's van het middenstuk wordt vooral informatie gegeven over het hoofdonderwerp. Denk hierbij aan achtergrondinformatie en verschillende elementen of kenmerken. Ook mogen meningen van andere mensen (bijvoorbeeld van politieke leiders) gegeven worden.
Het slot of de conclusie
In het slot van een beschouwing wordt de laatste afweging van het probleem of de stelling gemaakt. Er wordt antwoord gegeven op de stelling. Is er bijvoorbeeld, gekeken naar alle informatie die er over te vinden is, nog steeds sprake van illegale prostitutie in Amsterdam? Soms kan het ook voorkomen dat er geen antwoord, conclusie of oplossing te geven is op een bepaald onderzoek of probleem. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat er te veel tegenstrijdige informatie is, waardoor er op het moment geen duidelijke uitkomst is. Zolang jij dit goed opschrijft en onderbouwt, is dat ook goed.
Overig
Het taalgebruik van een beschouwing moet altijd formeel zijn. Vermijd 'ik' te zeggen in de tekst, om objectief én formeel over te komen. Schrijf niet richting het publiek. Een tip hiervoor is om te bedenken dat je tegen de hele wereld spreekt, en de toon dus zo algemeen mogelijk moet zijn.
Het uiterlijk van een opstel
Elk opstel, onafhankelijk van het type opstel, moet zich officieel houden aan een bepaalde opbouw. Dit is om te voorkomen dat elke auteur er zijn eigen 'werkstuk' van maakt. Elk schoolexamen hanteert deze opbouw, bij een gewone toets kan het nog wel eens zijn dat een docent of leraar je hier vrijheid in geeft. Vraag het altijd na bij onduidelijkheid.
- Links bovenaan het blad moet de titel van het opstel gegeven worden. Wanneer aangegeven ook een bepaald opdrachtnummer of bijvoorbeeld een gebruikte bron (dit hoeft dus niet als het niet is aangegeven in de opdracht).
- Tussen de inleiding, het middenstuk en het slot mogen witregels gelaten worden. Dit hoeft echter niet.
- Tussen de verschillende alinea's van het middenstuk mogen geen witregels staan, tussen twee alinea's moet ingesprongen worden (na de eerste alinea geschreven te hebben moet je dus op de eerstvolgende regel beginnen met de tweede alinea, enz.)
De opdracht op de toets of examen
Op elke toets of examen krijg je de mogelijkheid om te kiezen tussen een betoog of beschouwing. Soms is het nog wel eens zo dat je ook een eigen geschreven verhaal mag schrijven, waar je dus alle vrijheid hebt wat betreft opbouw en taalgebruik. Zo kun je bijvoorbeeld een verhaal schrijven over een Chinese jongen die in Nederland komt studeren, en moet wennen aan onze cultuur.
Op de meeste toetsen en examens krijg je een aantal onderwerpen met achterliggende informatie gegeven in een bijlage. Je kunt dan één van die onderwerpen uitkiezen om over te schrijven. Het handige hieraan is dat je alvast een kleine bron van informatie hebt. Soms krijg je echter geen onderwerpen gegeven. Vraag bij onduidelijkheid altijd advies aan een docent of leraar.
De beoordeling
Als je een betoog hebt geschreven, en hier alle eisen van een betoog in hebt verwerkt (eigen mening, genoeg argumenten), je aan de regels van het uiterlijk van het opstel hebt gehouden en hebt laten zien dat je verstand hebt van het onderwerp (en dus geen volkomen onzin hebt opgeschreven), moet een docent of leraar jou gegarandeerd een 5,5 geven. Heb je ook nog eens een goede zin opbouw, een mooie woordenschat en weinig spelfouten, dan ga je al richting een hoger cijfer. Wat verder meetelt voor een hoog cijfer is of je de lezer goed bij de tekst houdt, je laat zien dat je op de hoogte bent van de actualiteit van een onderwerp en je een goed onderbouwde conclusie hebt.
Bron: Lecroitg, Pixabay Het resultaat
Wanneer je het niet eens bent met de beoordeling of het cijfer van je opstel, heb je altijd recht op een tweede corrector. Een andere docent of leraar zal het opstel dan nogmaals beoordelen (lees dit na in je school- of examenreglement). Let hierbij wel op, dat de tweede beoordeling telt. Wanneer het cijfer dus lager is geworden door de tweede beoordeling kan dit niet meer verhoogd worden naar wat het eerst was.