Teksten lezen: het analyseren van gedichten
Gedichten en prozateksten verschillen van elkaar. Een gedicht bestaat doorgaans uit een beperkt aantal regels. De regellengte wordt niet bepaald door de de breedte van het papier, maar door de dichter. Het gedicht is onderverdeeld over een aantal strofen, die gescheiden worden door een witruimte. Wie een gedicht wil analyseren moet op de hoogte zijn van de belangrijkste verschillen tussen een prozatekst en een poëzietekst (gedicht). Bovendien moet hij weten wat de voornaamste kenmerken zijn van gedichten. Die basiskennis kan gebruikt worden bij het analyseren van een gedicht.
Versregels en strofen
Een gedicht bestaat uit een aantal versregels die vaak, maar niet altijd, zijn gegroepeerd in strofen. De strofen hebben een naam: een
distichon is een strofe van twee regels, een
terzet is een drieregelige strofe, en een strofe van vier regels is een
kwatrijn.
De strofen van een gedicht vertonen vaak, maar niet altijd, een systeem. Een dichter kan regelmaat brengen in zijn gedicht door het gedicht in te delen in strofen van gelijke lengte en bouw. Zo bestaat een sonnet uit twee strofen van vier regels en twee strofen van drie regels. Afwijkingen, bijvoorbeeld een regel meer, komen overigens niet zelden voor.
Regelmatige strofenbouw is voor een gedicht overigens niet noodzakelijk. Bij moderne poëzie is doorgaans geen sprake van strofen die overeenkomsten wat betreft lengte en bouw vertonen. Ook een gedicht met een heel onregelmatige strofenbouw kan als gedicht positief gewaardeerd worden.
Verschillen tussen proza en poëzie
Zinnen of regels
Een prozaschrijver (schrijver van romans en verhalen) schrijft zinnen die sterk in lengte kunnen variëren, van één tot meer dan honderd woorden. De regellengte wordt een prozatekst wordt bepaald door de breedte van het papier. Een lange zin neemt dus meerdere regels in beslag.
Een dichter (schrijver van poëzie) schrijft niet in zinnen maar in regels. Hij bepaalt hoe lang de regels zijn. De lengte van een regel wordt dus niet bepaald door de breedte van het papier. Ter illustratie de eerste strofe van een gedicht van Paul Rodenko uit 1951:
Bommen
De stad is stil.
De straten
hebben zich verbreed.
Kangeroes kijken door de venstergaten.
Een vrouw passeert.
De echo roept gehaast
haar stappen op.
Alinea's of strofen
Een prozaschrijver verdeelt zijn tekst doorgaans in alinea's die korter of langer kunnen zijn. Zo kan hij zijn gedachten ordelijk aan het papier toevertrouwen. Een dichter kiest vaak, maar niet altijd, voor een indeling in strofen. Vaak zijn de strofen van een gedicht qua lengte aan elkaar gewaagd. Een strofe is niet alleen een gedachteneenheid, zoals een alinea in een prozatekst, maar ook een ritmische eenheid, vaak versterkt door rijm.
De aanwezigheid van rijm
In prozateksten komt doorgaans geen rijm voor. Een prozaschrijver werkt immers met zinnen, niet met regels. In een gedicht komt vaak, maar niet altijd, rijm voor. Een gedicht hoeft dus niet te rijmen! Rijm is een opvallende overeenkomst van klank in beklemtoonde lettergrepen. Het rijm komt vaak voor aan het eind van de versregel (eindrijm), zoals in:
Het is guur
en het is drie uur.
Metriek
In poëzie komt vaak metriek voor. Metrum (maat) is de afwisseling van sterker en zwakker beklemtoonde lettergrepen, bijvoorbeeld: Een nieuwe lente, een nieuw geluid. In proza komt metriek vrijwel nooit voor.
Omvang en mate van concentratie
Een zichtbaar verschil tussen een prozatekst en een gedicht is de omvang. Een gedicht is vaak niet langer dan 150 woorden, terwijl een roman vaak meer dan 40.000 woorden telt. Daarom is poëzie veel meer geconcentreerd dan proza. In weinig woorden wordt er door de dichter vaak heel veel gezegd. De door de dichter gebruikte woorden hebben bovendien vaak meerdere betekenissen. Voor een toelichting, als de dichter dat zou willen, is geen ruimte. Dat maakt dat gedichten vaak moeilijk te begrijpen zijn.
Een schrijver van een prozatekst kan zijn gedachten of door hem beschreven gebeurtenissen toelichten, vaak vele bladzijden lang.Ook kan hij woorden met meerdere betekenissen toelichten. Bovendien kan de lezer de bedoeling van een prozatekst vaak afleiden uit de context. Een prozatekst is dus meer expliciet dan een gedicht.
De analyse van een gedicht
Bij de analyse van een gedicht kan gelet worden op de volgende aspecten: vertelsituatie, stijl, tijd, ruimte, klank, rijm, inhoud en betekenis.
Vertelsituatie
Gedichten zijn vrijwel altijd monologen. In veel gedichten is er een ik aan het woord. Soms gaat de 'ik' schuil in het woord 'mijn' of het meervoud 'wij' of 'ons'. Soms ontbreekt een ik-verteller, zoals in
Park in de winter van Bertus Aafjes, maar verwoordt de dichter toch de impressies van een ik.
Het park ligt wijd en zijd onder de sneeuw
en rond de zwarte groeve van de takken
zweeft als een lassoworp de vlucht der sneeuw.
de kleine vijver is inktzwart en stil
als hoedde hij, een kleinode, het slijk.
De zomerboot, een dodenbark gelijk,
ligt bij het tuinhuis, even zwart en stil.
Stijl
Bij veel gedichten past de expressieve stijl. De dichter is niet uit op communicatie, maar op zelfexpressie. Het gedicht confronteert de dichter met zichzelf. Het verwoorden van zijn problemen kan voor de dichter bevrijding betekenen.
Tijd
In een gedicht is sprake van gestolde tijd. De lezer wordt niet geconfronteerd met een reeks gebeurtenissen die zich afspelen in een bepaalde tijd, zoals in een roman of in een film. Een gedicht is te vergelijken met het kijken naar een dia.
Een dichter vertelt niet over een reeks gebeurtenissen in de buitenwereld die zich afspelen gedurende een bepaalde tijd, zoals een romanschrijver doet, maar over zijn gevoelens, dromen, overpeinzingen, invallen, idealen, enzovoorts, kortom over 'gebeurtenissen' in zijn innerlijk. Gedichten worden, omdat het een momentopname betreft, doorgaans geschreven in de tegenwoordige tijd.
Overigens wordt er in gedichten regelmatig gesproken over tijdsaspecten: zomer, winter, ochtend, avond, jeugd, ouderdom, enzovoorts. In gedichten speelt de tijd doorgaans een ondergeschikte rol op de achtergrond. De tijd in gedichten kan ook een symbolische functie hebben: de winteravond als symbool voor de ouderdom.
Ruimte
In een roman worden ruimtes vaak expliciet omschreven. In gedichten kan de beschrijving van de ruimte soms geheel ontbreken. Meestal is de omschrijving van de ruimte erg oppervlakkig:
In een wereld van plezier kwam ik haar tegen
Zijn er wel concrete aanduidingen van de ruimte, dan hebben die soms een symbolische waarde: binnen kan veilig betekenen en buiten gevaar.
Klank
De dichter kan klanken gebruiken om iets vrolijks of iets droefigs te benadrukken. De
o en de
oe hebben een donkere, zware klank, zoals blijkt uit de volgende versregel van J. F. W. Werumeus Bunnig:
Vijftig klokken van Rome doen deze stad dreunen
Rijm
Rijm is de overeenkomst in klank in (niet te ver van elkaar verwijderde) beklemtoonde lettergrepen.
Er zijn verschillende soorten rijm:
- Beginrijm: ... vaatwerk, bros van de bruine breuken (J. C. Bloem).
- Eindrijm: de woorden rijmen aan het einde van de versregel. Zowel de klinkers als de medeklinkers zijn vanaf een bepaalde klank gelijk (huis-muis)
- Klinkerrijm (assonantie): alleen de beklemtoonde klinkers zijn aan elkaar gelijk (diep-niet)
- Medeklinkerrijm (alliteratie): alleen de beklemtoonde medeklinkers zijn aan elkaar gelijk (die droge dag)
- Weesrijm: als de overeenkomst niet de niet de kkinkers of de medeklinkers maar vooral de spelling betreft, zoals in dit versje van Kees Stip:
OP EEN KOE
Een koe te Moskou sprak: een koebel
kost anderhalve roebel.
En weet je wat ik heb ontdekt?
Een eigenaardig klokkenspeleffect bereikt men door met drie bellen
geweldig te gaan wiebelen.
Vaak staan de klanken bij het eindrijm in een bepaalde volgorde. Er zijn verschillende soorten rijmschema's:
- gekruisd rijm: abab
- omarmend rijm: abba
- gepaard rijm: aabbcc
het volgende gedichtje van Jan H. de Groot heeft gekruisd rijm:
Reiziger doet Berlijn (1945)
Geen week geleden kwam ik hier (a)
en zag een stad vol ijlend leven. (b)
Nu kijk ik weer uit het portier: (a)
'verrek, waar is Berlijn gebleven?' (b)
Inhoud en betekenis
Gedichten zijn, zoals al eerder opgemerkt, sterk geconcentreerd, zowel wat betreft naar de inhoud als naar de vorm. Het thema van een gedicht wordt in een beperkt aantal regels verwoord. Bovendien hebben de door de dichter gebruikte woorden vaak meerdere betekenissen. Zijn beschrijving van een natuurtafereel, zijn gevoelens of mening vormt de oppervlaktelaag van een gedicht. De tekst van een gedicht heeft dikwijls een betekenis die onder de oppervlaktelaag ligt, een betekenis die de lezer moet achterhalen.
Op de website
dichterinhetweb.nl worden de inhoud en betekenis van een aantal gedichten ontrafeld.
Lees verder