Tips eindexamen Latijn
Het eindexamen Latijn kan moeilijk zijn, maar dat hangt er ook van af of je het huiswerk gedurende het jaar bijgehouden hebt. Het bestaat uit meerdere teksten: teksten waar je vragen over krijgt en een tekst die je moet vertalen. Hier wat tips voor degenen die er tegenop zien.
Het centraal examen Latijn
Het centraal examen Latijn heeft elk jaar een ander onderwerp. Er moet steeds een bepaalde tekst gelezen worden van een schrijver uit de Oudheid. In 2011 was dit bijvoorbeeld Vergilius, in 2012 Livius en in 2013 Seneca. Het hele laatste schooljaar wordt besteed aan het vertalen en lezen van de examenteksten. Ook andere examentraining zal aan bod komen. Op het centraal examen krijg je een aantal teksten die je al eerder vertaald hebt. De vragen die hierover gesteld worden gaan bijvoorbeeld over grammatica, over de inhoud van de tekst of er moet een stukje geciteerd worden. Ook wordt er vaak een vertaling gegeven van een stukje tekst die dan vergeleken moet worden met het Latijn. Verder zijn er vragen over de achtergrond van het verhaal, stijlmiddelen en het metrum. De laatste tekst is een tekst die de leerlingen nog niet eerder gezien hebben, maar die wel van dezelfde schrijver is. Deze tekst moet zo goed mogelijk vertaald worden. Gebruik van een woordenboek Latijn is toegestaan.
Tips voor de vragen bij de teksten
- Leer de opgegeven teksten uit je hoofd. Als je het echt goed wilt doen, moet je het zo leren dat je aan de Latijnse zin precies kunt zien wat er staat. Leer dus niet alleen de vertaalde, Nederlandse teksten, maar leer het met het Latijn erbij. Zo hoef je de tekst waar vragen over gesteld worden niet ook nog te vertalen. Het is natuurlijk niet erg als je van één woord de vertaling niet weet, als je maar weet wat er in de zin staat of waar de tekst over gaat.
- Leer de teksten niet aan de hand van tussenkopjes en titels, want die staan er niet bij op het examen!
- Zorg dat je alles weet over de schrijver en over de tekst. Je zult namelijk ook vragen moeten beantwoorden over bijvoorbeeld de historische achtergrond of de personages uit de tekst.
- Zorg dat je alles weet over het metrum. Je zult namelijk ook een regel moeten scanderen.
- Leer welke stijlmiddelen er zijn. Soms moet je stijlmiddelen uit een stukje halen, dus dan moet je weten waar je uit kunt kiezen.
- Neem ook het woordenboek Nederlands mee. Soms krijg je een vraag over een specifiek stijlmiddel. Als je bent vergeten wat dat stijlmiddel betekent, kun je het vaak ook vinden in het woordenboek Nederlands. Ook voor andere woorden kan het handig zijn.
- Kijk in de syllabus van Latijn voor het jaar dat jij examen doet. Dat is een overzicht van alles wat je moet weten.
Tips voor de vertaling
- Zorg dat je de grammatica goed kent! De meeste rijtjes hoef je niet uit je hoofd te kennen, want die staan in het woordenboek. Maar zorg dat je de regels wel goed kent.
- Begin met vertalen bij de persoonsvorm!
- Zoek woorden die je niet weet op in het woordenboek. Begin de vertaling pas op te schrijven als je van elk woord weet wat het betekent.
- Oefen met vertalen en laat het nakijken!
- Leer de schrijfstijl van de auteur kennen. Elke auteur schrijft op zijn eigen manier, en vertalen wordt makkelijker als je die manier door hebt. Staan de woorden die bij elkaar horen ver uit elkaar of juist dicht bij elkaar? Welke grammaticale constructies gebruikt de schrijver vaak? (bijvoorbeeld ablativus absolutus, gerundium enz.)
- Kijk bij de aantekeningen onder de tekst. Dit zijn woorden die al voor je vertaald zijn. Soms zijn het hele zinsgedeelten. Onderstreep in de tekst de gegeven woorden om het niet te vergeten.