Tips examen geschiedenis Havo/Vwo
Het examen geschiedenis is een examen waar veel voor geleerd moet worden. Verder komt er veel inzicht kijken bij het beantwoorden van de vragen. Gelukkig kun je door goed voor te bereiden een goed cijfer halen. Hier een paar tips.
Het centraal examen geschiedenis heeft elk jaar twee onderwerpen. Meestal komt een onderwerp het volgende jaar weer terug. In 2011 waren de onderwerpen bijvoorbeeld ‘Dynamiek en Stagnatie in de Republiek’ (over de Republiek in de Gouden en Zilveren eeuw) en ‘Dekolonisatie en Koude Oorlog in Vietnam’ (over de oorlog in Vietnam in de twintigste eeuw). In 2012 is een van de onderwerpen weer ‘Dekolonisatie en Koude Oorlog in Vietnam’ en het andere onderwerp is ‘De Republiek in een tijd van vorsten’ (dit vervangt dynamiek en stagnatie).
Opdrachten met bronnen
Bronnen zijn erg belangrijk voor het vak geschiedenis. Het is het enige dat we nog hebben uit het verleden. Ook bij het examen van geschiedenis spelen bronnen dus een grote rol. Een bron kan een stuk tekst zijn, bijvoorbeeld uit een krant, een reisverslag, een dagboek of oude geschriften. Maar ook foto’s, tekeningen, schilderijen en spotprenten zijn bronnen.
Begin altijd met het goed doorlezen van de toelichting bij de bron. Vaak staat hier belangrijke informatie in. Dan bekijk je de bron zelf. Als het een tekst is, zorg je dat je goed snapt wat er staat en dat je weet wat het onderwerp is. Als het een afbeelding is, probeer je ook te bepalen wat er precies is afgebeeld. Daarna lees je de vraag die bij de bron hoort. Bedenk welke informatie je uit de bron moet halen. Vervolgens lees/bekijk je de bron opnieuw. Bij veel bronnen wordt er om een uitleg of toelichting gevraagd. Verwijs hierbij zorgvuldig naar de gebruikte bron. Maak onderscheid tussen een parafrase en een citaat. Een parafrase is het omschrijven van een stuk tekst in eigen woorden. Hier kun je nog enkele verduidelijkende zinnen aan toe voegen. Afhankelijk van de vraag kun je als laatste het stuk tekst citeren dat je gebruikt hebt. Hierbij is het voldoende om de twee eerste en laatste woorden op te schrijven. Vooral bij een lange bron is dit handig. Je laat dan zien welk deel van de bron relevant is voor de vraag. Bij een afbeelding kun je vaak niet citeren, maar je kunt wel verwijzen naar bepaalde elementen uit de bron.
Let op: vraag je altijd af of de bron betrouwbaar is! Door wie is het geschreven of getekend? Laat diegene een objectief beeld zien of is deze persoon partijdig? Voor wie is de bron gemaakt? Is de bron gemaakt in de tijd waarover het gaat of is de bron later geschreven (is het dus een primaire of secundaire bron)?
Tijdlijn
Zorg dat je goed weet hoe de tijdlijn van het examenonderwerp in elkaar zit. Allereerst moet je de historische achtergrond kennen. Historische gebeurtenissen zijn altijd veroorzaakt door of beïnvloed door andere gebeurtenissen. Het is dus van belang om ook de context van het examenonderwerp goed te kennen.
Voor het examen moet je vaak heel veel gebeurtenissen kennen en in de juiste tijd weten te plaatsen. Zorg dat je daarbij overzicht houdt. Meestal staat er al een tijdlijn in de examenmethode; leer deze dan goed uit je hoofd. Als dat niet het geval is, kun je het beste zelf een tijdlijn maken. Er zit altijd een vraag in het examen waarbij je een aantal gebeurtenissen in de goede volgorde moet zetten. Dit zijn niet altijd de grote lijnen, maar ook kleinere gebeurtenissen. Deze vraag kun je dus alleen maken als je de tijdlijn goed in je hoofd hebt zitten. Maar ook voor andere vragen is dit van groot belang.
Spotprent
Bij het examen zul je ook vragen moeten beantwoorden over een spotprent. Dit wordt vaak moeilijk gevonden, maar je kunt het wel oefenen. Je begint weer met het lezen van de toelichting. Kijk of er informatie staat over de tekenaar. Bij spotprenten speelt de standplaatsgebondenheid namelijk een grote rol. Het is een tekening die iemand bespot en daarom moet je weten aan welke kant de tekenaar staat. Let ook op de datum. Een spotprent moet actueel zijn, dus de gebeurtenis op de prent heeft waarschijnlijk plaatsgevonden rond de datum die boven de prent staat. Dan ga je de prent voor jezelf beschrijven. Herken je personen op de prent? Hoe zijn deze personen afgebeeld? Let ook op bepaalde voorwerpen of symbolen. Soms worden er landen of volken afgebeeld, waar bijvoorbeeld vlaggen of symbolen voor gebruikt worden. Vervolgens ga je de prent interpreteren. Bedenk eerst wat het onderwerp is, welke historische gebeurtenis er wordt afgebeeld. Zoek dan naar de mening van de tekenaar. Kijk of bepaalde personen belachelijk worden gemaakt of juist heldhaftig worden afgebeeld. Het kan ook zijn dat alle personages negatief zijn afgebeeld. Dan vindt de tekenaar waarschijnlijk de hele situatie belachelijk. Bedenk wel dat de tekenaar een grap wil maken met de prent. Hij kan dus iets overdrijven of anders weergeven dan het in werkelijkheid was. Probeer als laatste te bedenken welke concrete boodschap de tekenaar wil overbrengen met de spotprent.
Overige tips
- Beantwoord alle vragen! Schrijf altijd iets op, ook al weet je het niet zeker. Het kan zijn dat je wel punten krijgt voor een deel van het antwoord.
- Bij elke vraag staat hoeveel punten je ermee kunt verdienen. Vragen die je niet meteen weet en waar je maar 1 of 2 punten mee kunt verdienen, kun je beter overslaan en nog beantwoorden als je tijd over hebt.
- Je mag op de opgave schrijven. Dit betekent ook dat je belangrijke gedeeltes uit bronnen mag onderstrepen. Zo hou je het duidelijk voor jezelf.
- Als er naar twee elementen gevraagd wordt, bijvoorbeeld twee oorzaken ergens van, schrijf er dan ook niet meer dan twee op. Alleen de eerste twee worden nagekeken.
- Dit geldt voor alle examens: veel oefenen met oude examens!