Uitleg over vaardigheidsscore en grafiek in leerlingrapport
Kinderen op de basisschool maken vele verschillende toetsen, bijvoorbeeld de methodetoetsen; dat zijn de toetsen die bij de methodes zijn bedacht. Niet iedere school gebruikt dezelfde methodes, hierdoor zijn deze toetsuitslagen lastig te vergelijken met andere kinderen uit Nederland. Scholen maken daarom gebruik van landelijke toetsen zoals de Cito of de IEP. De scores die een kind behaalt op de Cito kunnen worden vergeleken met alle andere kinderen die de Cito hebben gemaakt. Deze score wordt de vaardigheidsscore genoemd. De vaardigheidsscore wordt in een overzichtelijke grafiek gezet, waardoor er in één oogopslag een duidelijk beeld wordt gecreëerd van de vaardigheid van het kind op een bepaald gebied. Deze grafiek wordt vaak toegevoegd bij het rapport en besproken op tien-minutengesprekken.
Vaardigheidsscores
De vaardigheidsscores geven de kans om kinderen door het hele land met elkaar te vergelijken. Het aantal goed/fout op een toets wordt omgezet in een score die te vergelijken is met die van andere kinderen. Daarnaast geeft het de mogelijkheid om de kinderen te vergelijken met zichzelf, bijvoorbeeld vergeleken met het jaar ervoor. Hoe hoger het kind scoort, des te groter de vaardigheidsscore. Een kind in groep 3 zal gemiddeld lager scoren dan een kind in groep 4. Maakt een kind in groep 3 alles goed op de toets, dan heeft hij/zij nog steeds niet de allerhoogste vaardigheidsscore. Dit omdat de toets in groep 3 makkelijker is dan bijvoorbeeld een toets in groep 8. De score zegt dus vooral wat over het niveau van het kind, het is namelijk niet logisch dat een kind in groep 3 alle stof al zo goed kent dat hij/zij dezelfde vaardigheidsscore heeft als een kind in groep 8.
Leerlingrapport - wat staat er in de grafiek
Op de gemiddelde basisschool krijgen de kinderen zo'n één tot drie keer een rapport mee naar huis. In dat rapport staat aangegeven hoe een kind zich heeft ontwikkeld, waar zijn sterke punten liggen en waar het kind zich nog in moet verbeteren. De basisscholen die gebruikmaken van de Cito, voegen aan hun rapport vaak ook een grafiek met de vaardigheidsscore toe. In die grafiek kun je van de verschillende jaren de Cito-uitslagen zien. Die Cito-uitslagen zijn daarbij omgezet in vaardigheidsscores.
Onder de grafiek, de x-as, zie je de verschillende toetsmomenten. Dit begint bij M3, wat midden groep 3 betekent, dat draait om de toets die is afgenomen rond januari in groep 3. Vervolgens komt E3, wat neerkomt op eind groep 3. Daarna weer M4, E4 en M5. Telkens zal er een score staan van de Cito in het midden van het jaar en een Cito aan het einde van het jaar.
Aan de linkerkant, de y-as, zie je de vaardigheidsscores. Of eigenlijk de speciale meetlat van Cito. Een hogere score betekent een hogere vaardigheid.
Ieder kind heeft zijn eigen lijn
In de grafiek is een zwarte lijn te zien, dit is de vaardigheidsscore en dus de vaardigheid van het kind. Wanneer die lijn stijgend is, geeft het aan dat het desbetreffende kind vooruit is gegaan. Het groene vlak in de grafiek geeft het landelijke gemiddelde aan. Komt de zwarte lijn boven het groene vlak, dan scoort het kind beter dan de gemiddelde leerling. Is de lijn onder het groene vlak dan scoort het kind minder goed dan de gemiddelde leerling. Bij kind dat onder het groene vlak/gemiddelde scoort, hoeft niet meteen aan de bel te worden getrokken. Niet ieder kind behaalt het gemiddelde niveau, dit is ook zeker niet erg. Het is echter wel belangrijk dat het kind zich blijft ontwikkelen. Daalt de zwarte lijn (de vaardigheidsscore van uw kind), dan is het belangrijk om het kind in de gaten te houden en eventueel te ondersteunen om weer op het oude niveau te komen. Wanneer de zwarte lijn horizontaal/vlak gaat, geeft dit eigenlijk aan dat het kind niet vooruit is gegaan, maar ook niet achteruit. Echter heeft het kind wel minimaal 6 maanden onderwijs gehad en zou het dus sowieso moeten groeien. Een horizontale/vlakke lijn wordt daarom ook gezien als achteruitgang.
Het belangrijkste aan de grafiek is dus eigenlijk dat ieder kind zijn eigen niveau heeft, maar wel vooruitgang moet laten zien. Een kind hoort vooruit te gaan; groeit het kind niet, dan moet er beter worden onderzocht hoe dit zou kunnen. Echter is het wel van belang om dit over een langere periode te zien. De eerste 2 à 3 schooljaren zullen nog niet geheel gelijkmatig verlopen en soms laat de vaardigheidsscore een grote schommeling zien.
Cito-scores A t/m E of I t/m V
Zoals in het vorige kopje al is aangegeven, wordt er in het grafiekje ook al vergeleken met de andere kinderen in Nederland, oftewel het landelijk gemiddelde niveau. Dit is aangegeven met verschillende vlakken in verschillende kleuren. De Cito laat bij de verschillende vlakken verschillende indicaties zien die verschillen van A t/m E of I t/m V. Bij een tabel waar van I tot en met V wordt aangegeven, wordt het grafiekje verdeeld in vijf vlakken. Bij een score binnen het groene vlak (III) wordt er gesproken over een niveau dat behoort tot het gemiddelde niveau van Nederland. Ook wel de 20% van de leerlingen die gemiddeld scoren. Van het vlak met III tot II wordt er gesproken over de 20% van de leerlingen dat boven het gemiddelde scoort. Bij een score van II tot I wordt er gesproken over de beste 20% van Nederland.
Wanneer de score tussen de III en de IV ligt, spreken we van een score die onder het gemiddelde ligt. Het kind behoort dan tot de 20% leerlingen on het gemiddelde. Bij een score van IV tot V spreken we van de zwakste 20% van Nederland. Deze scores liggen onder het groene vlak op de grafiek.
Om het wat lastiger te maken, wordt er ook gebruiktgemaakt van een normering van A tot E. Hierbij is een A-score, de hoogste score. Bij gebruik van A tot E, maken ze echter geen gebruik van stappen in 20%. Ze verdelen het daarbij in verschillende percentages, uiteenlopend van 25% tot 15%. Het is daarom belangrijk om per grafiek te bekijken welke normering wordt gehanteerd. Zie de tabellen hieronder.
I-V | |
20% hoogst scorende leerlingen | I 20% |
20% boven het landelijk gemiddelde | II 20% |
20% landelijk gemiddelde | III 20% |
20% onder het landelijk gemiddelde | IV 20% |
20% laagst scorende leerlingen | V 20% |
A-E | |
25% hoogst scorende leerlingen | A 25% |
25% ruim boven tot net boven het landelijk gemiddelde | B 25% |
25% net tot ruim onder het landelijk gemiddelde | C 25% |
15% ruim onder het landelijk gemiddelde | D 15% |
10% laagst scorende leerlingen | E 10% |