Verpleegkundig rekenen: oefenen en tips
Rekenen is een onmisbare eigenschap die een gediplomeerd verpleegkundige moet hebben. Bij het berekenen van bijvoorbeeld een juiste dosering medicatie of correcte druppelsnelheid van een infuus kan er door een foute berekening schade worden gedaan aan de patiënt. Tijdens de opleiding verpleegkunde krijgt de student les in het verpleegkundig rekenen.
Inhoud
Verpleegkundig rekenen
Sommige verpleegkundigen haten het en velen zijn er niet goed in. En eerlijk is eerlijk. Anno 2017 kan in veel gevallen de rekenmachine of het kant-en-klare handboek op de computer worden geraadpleegd voor de juiste oplossing van een rekensom in het beroep van de verpleegkundige. Voor een acute situatie of wanneer er geen rekenmachine voorhanden is, is het echter belangrijk dat de verpleegkundige adequaat om kan gaan met een berekening.
Soorten rekenen in verpleging
Het verpleegkundig rekenen bestaat uit verschillende modules:
- Oplossen - Bijvoorbeeld: De opdracht van de arts is dat de patiënt 80 mmol KCL per 24 uur per dag moet hebben in een 2 liter continue NaCl 0,9% infuus. Hoe los ik de medicatie op?
- Druppelsnelheden - Bijvoorbeeld: De infuuspomp is defect. Hoe weet ik dat de patiënt nu 1 liter vloeistof per 24 uur krijgt?
- Toedienen - Bijvoorbeeld: De patiënt moet 2 mg medicatie intraveneus krijgen. De medicatie is geleverd in een 5 mg per 1 mL ampul. Hoeveel moet je nu optrekken?
- Verdunnen - Bijvoorbeeld: Hoeveel mL medicatie gebruik je en hoeveel mL oplosvloeistof gebruik je nu om de juiste concentratie te verkrijgen?
- Infusie - Bijvoorbeeld: Op welke stand moet de infuuspomp ingesteld worden om de patiënt een halve liter vloeistof in een half uur te geven?
- Gassen - Bijvoorbeeld: Kan de zuurstoffles van de patiënt nog lang genoeg mee?
- Vochtbalans - Bijvoorbeeld: Is de vochtbalans van mevrouw Jansen positief of negatief en hoeveel dan?
Tips bij het verpleegkundig rekenen
Lees goed
Lees de vraag goed door! Dit is de belangrijkste tip. Soms wordt het verhaal van de vraag zo lang gemaakt, dat je de daadwerkelijke vraag over het hoofd ziet. Je denkt simpelweg te moeilijk. Is omrekenen echt nodig? Welke eenheid moet je uiteindelijk hebben bij het antwoord?
Bouw het rekenen op
Wanneer je niet veel ervaring hebt met (medisch of verpleegkundig) rekenen, kun je niet in één keer moeilijke sommen maken. Het beste bouw je dit op door domweg te oefenen. Voor het oefenen met rekenen moet je geconcentreerd bezig zijn. Dat lukt beter wanneer je dit af en toe een half uurtje doet in plaats van direct een halve dag.
Maak gebruik van een verhoudingstabel
De meeste sommen zijn op te lossen met behulp van een verhoudingstabel. Verhoudingstabellen worden in het algemeen gebruikt voor allerlei sommen en berekeningen. Het basisprincipe bij een verhoudingstabel is dat je eerst terug naar 1 rekent en vervolgens bij het juiste antwoord komt. Met een verhoudingstabel kun je ook met behulp van kruislings vermenigvuldigen bij het juiste antwoord komen.
Let goed op met punten en komma's
Op de rekenmachine gebruik je geen punten of komma's om 1 miljoen in te voeren.
1 miljoen typ je op de rekenmachine dus uit als
1000000 en niet met punten of komma's, zoals
1.000.000 of
1,000,000. Op de rekenmachine betekent
1,000,000 gewoon
1.
Oefenen met voorbeelden
1. De arts schrijft voor een onrustige patiënt 2,5 mg Haloperidol i.m. injectie voor. Het medicijn wordt geleverd in ampullen van 10 mg per 2 mL. Hoeveel moet je optrekken in de injectienaald voor de juiste dosering?
2. Dhr. Timmers moet 5 keer per dag het medicijn Levodopa krijgen, waarvan vier keer 375 mg en voor de nacht naast de gewone dosering nog eens 250 mg extra. Tabletten worden geleverd in doseringen van 125 mg. Hoeveel tabletten moet dhr. Timmers iedere dag nemen?
3. Is onderstaande vochtbalans positief of negatief en hoeveel?
Drinken | Infusie | Urineproductie | Wonddrain |
125mL | 120mL | 275mL | 100mL |
150mL | 120mL | 150mL | 25mL |
300mL | 120mL | 175mL | |
150mL | | | 150mL |
175mL | | | 210mL |
300mL | | | |
75mL | | | |
4. Dhr. ten Brink heeft een te hoge bloeddruk en krijgt daarvoor Metoprolol. De dosering is 100 mg over 24 uur. Dit moet verdeeld over 2 gelijke doses gegeven worden. In de voorraad heb je tabletten van 0,1g. Hoeveel tabletten moet meneer ten Brink per keer nemen?
Antwoorden van de voorbeeldoefeningen
1. Je hebt een ampul van 10 mg in 2 mL.
10 mg / 10 = 1 mg. Dus dan geldt ook: 2 mL / 10 = 0,2 mL.
Je wilt uiteindelijk naar 2,5mg.
1 mg x 2,5 = 2,5 mg. Dus dan geldt ook: 0,2 x 2,5 = 0,5 mL.
Je trekt dus 0,5 mL op uit de ampul voor de juiste dosering.
2. Dhr. Timmers krijgt dus 5 x 375 mg = 1875 mg Levodopa. Daarnaast krijgt dhr. nog extra 250 mg voor de nacht. In totaal is dat 1875 + 250 = 2125 mg. De tabletten worden geleverd in doseringen van 125 mg. per tablet. De som wordt dan 2125 / 125 = 17 tabletten per dag.
3. Voor de vochtbalans tel je alles wat de patiënt binnen krijgt op. De kolom 'drinken' en 'infusie' krijgt de patiënt binnen; de vochtintake. Dat is in totaal voor het drinken: 125+150+300+150+175+300+75 = 1275 mL. Daar komt de infusie bij: 120+120+120 = 360 mL. In totaal is de vochtintake dus 1275 + 360 = 1635 mL.
De kolommen 'urineproductie' en 'wonddrain' heeft de patiënt als vochtverlies. We tellen dit bij elkaar op. Urineproductie: 275+150+175+150+210 = 960 mL. De wonddrain heeft 100 + 25 = 125 mL geproduceerd. In totaal dus 960 + 125 = 1085 mL.
De totale vochtbalans bereken je door het vochtverlies van de vochtintake af te trekken. In dit geval is dat 1635 - 1085 = 550 mL.
De patiënt heeft meer gedronken dan dat hij of zij heeft gedronken. Dat betekent dat er een positieve vochtbalans is van 550 mL.
4. Over de dag verdeeld krijgt meneer ten Brink 100 mg verdeeld in 2 doses. Dat betekent dat hij per keer 100 mg / 2 = 50 mg moet krijgen. De tabletten zijn er in 0,1 g. Dat is omgerekend naar mg (milligram) 100 mg (want 1 gram = 1000 milligram). Dat betekent dat meneer ten Brink per keer 50 / 100 = 0,5 tablet, oftewel een halve tablet moet nemen.