Onderwijsbehoefte (meer)begaafde leerling/plusleerling
Geen enkel kind is precies hetzelfde als een ander kind en ieder kind heeft recht op goed onderwijs, aldus passend onderwijs. Wanneer een kind passend onderwijs krijgt, wordt er voldaan aan de behoefte aan relatie, autonomie en competentie en is er welbevinden, motivatie, inzet en zin in school bij de leerling. Dit geldt voor elk kind in de klas en dus ook voor de (meer)begaafde leerlingen of plusleerlingen. Passend onderwijs of ook wel adaptief onderwijs is er dus op gericht dat je onderwijs past bij al je leerlingen. Hiertoe is het nodig dat je de verschillen die er tussen de leerlingen bestaan, meeneemt in de organisatie van de school, van je klas en in je manier van lesgeven.
Goed klassenmanagement en juiste lesstof
Allereerst is het voor een (meer)begaafde leerling van belang dat de leerkracht een goed klassenmanagement heeft. Hij moet er namelijk voor zorgen dat niet alleen de (meer)begaafde leerlingen, maar ook de andere leerlingen in de klas genoeg ondersteuning, uitdaging en interactie krijgen. Een aantal eigenschappen van een (meer)begaafde leerling kunnen van grote invloed zijn, op het functioneren van de leerkracht binnen het onderwijs. Een (meer)begaafde leerling heeft namelijk:
- Meestal een zeer hoog werktempo.
- Minder tijd nodig om zich nieuwe dingen aan te leren. De leerling heeft dus baat bij weinig herhaling en wil het liefst in grotere stappen de stof toegereikt krijgen.
- Weinig behoefte aan instructie en wil het liefst de instructie op papier krijgen.
De lesstof
Door de eigenschappen van een (meer)begaafde leerling kan hij/zij zich moeilijk uiten in de normale lessen. Er wordt voor hem te veel instructie gegeven en de instructie duurt hem ook te lang. Daarnaast wordt er in het basisonderwijs veel herhaald. Dit is goed voor de zwakkere leerlingen, maar het demotiveert juist de (meer)begaafde leerlingen. De (meer)begaafde leerlingen hebben weinig moeite met het begrijpen en onthouden van de lesstof. Voor hen is het herhalen alleen maar saai en totaal niet motiverend. De lesstof van een (meer)begaafde leerling moet er dus eigenlijk heel anders uitzien dan de lesstof voor de reguliere leerling. Om de (meer)begaafde leerlingen ook de juiste lesstof toe te reiken, is het goed om de lesstof aan de volgende eisen te laten voldoen:
- Het moet abstracter zijn, waarbij de details worden weggelaten.
- Het bevat gecompliceerde vraagstukken.
- Het bevat verschillende problemen die worden gecombineerd tot één probleem.
- Het aanbod moet gevarieerd zijn.
- Het heeft een instructiewijze die anders is dan bij de reguliere lesstof.
- Leerlingen moeten zich er langere tijd in kunnen verdiepen.
- Het vraagstuk bevat een open einde.
- Er moet veel op gereflecteerd kunnen worden.
- Het zorgt ervoor dat de kinderen een onderzoekende houding aannemen.
Leerkrachtgedrag
Naast de punten waaraan de lesstof zou moeten voldoen, zijn er ook eisen voor het gedrag van de leerkracht tegenover de (meer)begaafde leerlingen. Veel leerkrachten denken tijdens hun les wel aan de zwakkere leerlingen. Ze leggen iets extra duidelijk uit, geven veel voorbeelden en zorgen ervoor dat er extra wordt gecontroleerd of het is begrepen. Er wordt tijdens een les echter minder vaak gedacht aan het gewenste gedrag dat leerkrachten moeten tonen ten opzichte van de (meer)begaafde leerlingen. Dit terwijl het voor het functioneren en het stimuleren van de (meer)begaafde leerlingen wel erg belangrijk is. Om het juiste leerkrachtgedrag te vertonen moet een leerkracht:
- Veel open vragen stellen.
- De leerling helpen met het zoeken naar de juiste informatiebronnen.
- Gepaste studievaardigheden en structuur aanbieden, zodat de leerling leert hoe hij zich in een onderwerp kan verdiepen.
- De leerling aanspreken op een hoog verbaal niveau.
- De leerling zowel abstracte als concrete vraagstukken aanbieden.
- Probleemoplossende strategieën aanbieden, waarbij de leerling zelf kan kiezen welke strategie hij/zij fijn vindt.
- Creatief denken en aan het begin van de les terugpakken op hetgeen wat al geleerd is.
- Presentaties en voorstellingen met de leerlingen ontwikkelen.
Verandering leerkrachtgedrag
Tijdens het leerproces verandert de rol van de leerkracht. In het begin zal de leerkracht nog veel sturen en zal de leerkracht aangeven wat de leerling moet doen. Naar mate het leerproces vordert, zal de leerling steeds zelfstandiger worden. Daarnaast verandert de rol van de leerkracht van een productgerichte benadering naar een procesgerichte benadering. Het wordt dan dus steeds belangrijker dat de leerkracht reflecteert met het kind over het proces en dus niet over het eindproduct. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de leerkracht vooral ondersteunt en begeleidt. Hij reflecteert met het kind en laat daarbij het kind nadenken over de stappen die hij/zij heeft ondernomen. Het gaat er dan dus om dat het kind zo goed mogelijk analyseert wat hij/zij heeft gedaan.