Onderwijs en basisactiviteit spel: de theorie en praktijk
Basisactiviteiten vormen bouwstenen voor het onderwijs. Bekende basisactiviteiten zijn gesprek, spel, werk en viering en zijn de grondleggers voor een evenwichtige basis op de weekplanning binnen het basisonderwijs. In dit artikel wordt de sociale grondvorm ‘spel’ behandeld. Allereerst wordt er gekeken naar het begrip spel. De grondlegger van het Jenaplanonderwijs Peter Petersen zal een uitleg geven over zijn visie op spel. Vervolgens wordt uitgelegd hoe de basisactiviteit spel er in de school en groep uitziet. Als afsluiting is een lijst opgesteld met efficiënte spelvormen samen met een uitleg van het beoogde leereffect.
Basisactiviteit spel in het onderwijs
Wat houdt het begrip spel in?
Voor we het kunnen hebben over spelvormen moeten we eerst weten wat het begrip spel inhoudt. Spel is namelijk een breed onderwerp dat je overal in de wereld tegenkomt. Wikipedia zegt het volgende hierover: ‘Een spel is een activiteit, buiten de gewone dagelijkse bezigheden, waaraan één of meer mensen deelnemen en waarin wordt geprobeerd één of meer vaardigheden of talenten ten volle te benutten of te vergroten’.
De filosoof David Kelly zegt op zijn beurt dat spel als ‘een vorm van recreatie is die bestaat uit een verzameling regels die een doel aangeven dat moet worden bereikt met alle toegestane middelen om het doel te bereiken’. Filosoof Ludwig Wittgenstein is het hier absoluut niet mee eens omdat hij vindt dat de term spel niet gedefinieerd kan worden. Nog en ander standpunt is wat filosoof Stephen Linhart inneemt namelijk: ‘Mensen zeggen dat je moet kiezen tussen spelen of het echte leven. Ik denk dat de
claim dat er een scheiding tussen die twee is erg gevaarlijk is’.
Deze filosofen zijn allemaal gespecialiseerd in spel en nemen allemaal een ander standpunt in. Dat laat zien hoe moeilijk de term spel onder te brengen is in enkele bewoordingen. Voor het gemak wordt er vanuit uitgegaan dat dé definitie van spel die van wikipedia.nl is.
Op grond van deze definitie zijn er vijf kenmerken waaraan een spel zoveel mogelijk moet voldoen om als zodanig te kunnen worden aangemerkt:
- Vrijheid van doel: Als het kind niet doorheeft dat het de bedoeling is om een bepaalde vaardigheid te leren, is de activiteit het spel. Het spel is doel in zichzelf.
- Ongedwongenheid: Niemand kan gedwongen worden om mee te doen met een spel, er is geen sprake van moeten variatiemogelijkheid: Regels kunnen worden aangepast of aangevuld.
- Innerlijk spanning: Tijdens het spel komen bij kinderen verschillende gevoelens naar boven zoals blijdschap, woede, angst, opluchting, geluk etc. Deze gevoelens kunnen intens ervaren worden maar kinderen leren ook dat het maar een spel is. Zo leren kinderen positief om te gaan met spanningen.
- Experimenteren: In een echt spel kun je verschillende technieken, toepassingen en tactieken inbrengen om een spel een andere wending te geven. Het is belangrijk om kinderen daarmee in aanraking te laten komen.
Jenaplan en het spel
De theorie op basisactiviteit spel
Als we specifiek gaan kijken naar spel binnen het Jenaplanonderwijs wordt door Peter Petersen (1997) in Jenaplan 21 het volgende gezegd:
‘In het spel van de mens speelt deze zichzelf, ook daar waar hij nabootst. Steeds beeldt hij zichzelf uit. Zo spelen kleine kinderen bij het ritmische spel niet de boom die zich in de storm heen en weer beweegt, meer zichzelf. Zo zijn viering en spel, beide, uitingsvormen van het innerlijk van de mens, waarbij hij zelf ontwikkeld, gevormd en in de hoogte en beste gevallen vergeestelijkt wordt’.
Wat Petersen hiermee uitdrukt is dat spel van de kinderen zelf is. Volgens verschillende wetenschappers is spel onze eerste en misschien wel beste manier van communiceren, van leren. Volwassenen gaan bijna automatisch met hen spelen als ze kinderen tegenkomen. Volwassenen herinneren zich al spelend hun eigen kind zijn.
Een aantal facetten die uit het leven zijn gegrepen zijn hierbij van belang namelijk:
- Het spel is hun manier van leren. Het is een vorm van wereldoriëntatie waarbij een niet geringe nadruk wordt gelegd op het sociaal-emotionele, het leren kennen van zichzelf en de ander.
- In het spel drukt het kind zich uit. Het heet ook wel ‘luidop dromen’ Hierin moeten we terughoudend zijn met correcties en oordelen
- Het spel vormt een onderdeel van de mondelinge taalcultuur van de kinderen. Wanneer de school het spel recht wil doen zal ze ook oog moeten hebben voor deze specifieke cultuur waarin andere accenten liggen ten aanzien van de onderlinge communicatie dan we doorgaans gewend zijn. De school is in de regel meer schriftelijk georiënteerd.
- In spel is er sprake van een dubbele betrokkenheid op de werkelijkheid. Er zijn als het ware twee werelden; de echte en die van het spel. In zijn spel kan het kind de meest gruwelijke ellende doorstaan en tegelijk genieten van het spelen. Karakteristiek aan spel is dat er geen dwang is, er is ruimte om te groeien.
Spel is zo breed op te vatten, dat het aansluit bij alle integrale doelen namelijk:
- Denken: Spel als vorm van onderzoek van de dingen
- Voelen: Spel als expressie van gevoelens
- Willen: Spel als middel persoonlijke tegenstellingen aan het licht te brengen
- Kunnen: Spel als middel om lichamelijke competentie te ontwikkeling en om sociale en communicatieve vaardigheden te ontwikkelen
- Levensbeschouwing: Spel om existentiële vragen te onderzoeken, om verhalen anders te beleven.
- Verbeelding: Spel om de werkelijkheid te manipuleren, om een beroep te doen op de creativiteit van het kind.
- Ruimte en tijd: Spel om de oriëntatie van ruimte en tijd te ontwikkelen
Omdat spel aansluit bij alle integrale doelen, sluit het ook perfect aan bij de wereldoriëntatie van een Jenaplanschool. Spel is zo breed door te trekken dat alle kwaliteitskenmerken hier ook aan te koppelen zijn.
Spel in de praktijk
Als het spel van de kinderen is, wat heeft de school er dan mee te maken? De cultuur van de straat en de maatschappij bieden vaak niet genoeg veiligheid en structuur om het spel te laten opbloeien. En dat zijn nu juist zaken waar de school in uitblinkt.
De school bekijkt de waarde van het spel en formuleert doelstellingen. Deze worden gemaakt op basis van de in de school heersende waarden en normen. De school creëert speelruimte en begeleidt de ontwikkeling. De groepsleider analyseert het spel en stimuleert waar nodig. kortom: De school organiseert, genereert en reflecteert.
Spel binnen de groep
In een groep waarin een goede sfeer heerst, heeft spel een motivatie en concentratieverhogend effect. Goed voorbeeld hiervan is het domino. Veel kinderen vinden dit geweldig terwijl zij wel continu dezelfde handeling verrichten. Ondanks dat het doel van het spel altijd hetzelfde is hebben kinderen bij de opbouw een grote keuzevrijheid. Dit werkt motiverend. Verder is er nog een groot voordeel aan een spel in een heterogene groep namelijk dat uiteenlopend kennis, ervaringen en standpunten van de verschillende kinderen voor nieuwe kennis en ervaringen zorgen. Kinderen spreken namelijk altijd vanuit een bepaald referentiekader. Het spel in de groep vergemakkelijkt het leren en denken en zorgt voor ervaringen. De groep doet het namelijk samen dus zelfs kinderen met een leerstoornis merken dat ze wel degelijks iets kunnen en dat leren wel degelijk leuk is. Want door het speelse karakter kan iedereen meedoen en wordt het gevoel van eigenwaarde bij iedereen bevestigd.
Spel vraagt dus om ruimte. De hal, het speellokaal, de gymzaal en de buitenruimte kunnen daarvoor gebruikt worden en ingericht worden. Denk hierbij ook aan de inrichting van de spelletjeskast of een aparte hoek waar kinderen rustig tot spel kunnen komen. Spel vraagt ook om tijd. Kinderen verliezen zich vaak in het spel en waar dat mogelijk is moet er flexibel met de tijd worden omgegaan. Spel biedt mogelijkheden voor oriëntatie in ruimte en tijd en verder ook voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden. Wanneer spel gestimuleerd en ondersteund wordt, zal het zijn vruchten afwerpen en positieve effecten hebben op andere vakgebieden zoals taal, begrijpend lezen en rekenen.
Spelenderwijs leren in de praktijk: verschillende efficiënte spelvormen
Er zijn veel verschillende spelvormen. Om een overzichtelijk beeld te krijgen van de verschillende spelvormen staan hieronder de meest voorkomende spelvormen met daarbij de leeropbrengsten van het kind. Alkema (1995) heeft de verschillende spelvormen uitgediept:
1. Oefenspel (senso-motorische spel)
Komt het meest voor in de eerste levensjaren. Het kind speelt met zijn eigen lichaam. Op de basisschool zien we deze vorm van spel terug tijdens bijvoorbeeld het touwtje springen op het schoolplein. Bij aanvankelijk schrijven wordt vaak ook ingespeeld op de behoefte aan het oefenspel. Dit spel wordt ook wel senso-motorisch genoemd omdat kinderen hun eigen bewegingen leren kennen en beheersen. Hierbij worden ook de zintuigen aangescherpt.
Wat leert een kind hiervan: Zijn eigen lichaam leren kennen, zintuigen oefenen, motoriek beheersen, coördinaties ontwikkeling (oog-hand oog-voet) ruimte en tijd ervaren.
2. Experimenteerspel
Dit spel kenmerkt zich heel duidelijk door “het ervaringen opdoen”. Het ligt soms dicht bij het oefenspel en is daar ook niet altijd van te onderscheiden. Bij het oefenspel ligt het accent op het herhaald uitvoeren van bewegingen, terwijl het bij het experimenteerspel gaat om het ontdekken van eigenschappen. Het belang van spelend ontdekken is niet in een paar woorden te omschrijven. Tussen het kind en het dingen om hem heen vindt interactie plaats. Het kind ontdekt eigenschappen door eraan te voelen, horen, ruiken. Dit concreet met de wereld omgaan in de vorm van dingen manipuleren,is een belangrijke voorwaarde voor andere leervormen. Kleuters in de basisschool hebben deze spelvorm hard nodig. Alle basisschoolkinderen (en ook volwassenen) hebben een periode van vrij experimenteren nodig wanneer zij met een nieuwe activiteit geconfronteerd worden.Op die manier worden de eigenschappen van nieuwe materialen ontdekt. Zodra deze basis goed gelegd is, zal het verdere leerproces beter verlopen.
Wat leer een kind hiervan: Ervaringen opdoen, mogelijkheden en eigenschappen van jezelf, dieren, dingen en anderen leren kennen, zintuigen en motoriek ontwikkeling, ruimte-ervaringen opdoen etc.
3. Het constructiespel
Er zijn verschillende vormen van constructiespel. Zo heb je vervormend constructiespel wat betekend dat er met bijvoorbeeld klei gewerkt wordt. Er is het samenvoegende constructiespel waarbij onder andere met blokken wordt gespeeld.En als laatste is er het hergroeperende constructiespel. Verkleint spel waarbij kinderen een wereld scheppen op een kleinere schaal. Spontaan maakt het kind bij alle vormen van constructie een ontwikkeling door waarin het aanvankelijk een experimenterende fase doormaakt, vervolgens dingen samen gaat voegen en tenslotte bewust betekenis geeft aan de ontworpen constructie en deze hergroepeert.
Wat leert een kind hiervan: Materialen en hun specifieke eigenschappen leren kennen, zelf een plan maken, problemen oplossen, begrippen als lang, kort, dik, dun, evenwicht, zwaartekracht verwerven.
4. Rollenspel
In een rollenspel ervaart een kind hoe het is om zich in een bepaalde situatie op een bepaalde manier te gedragen. Het kind “ doet alsof”. Piaget spreekt hierbij ook wel van symbolisch spel. Hij bedoelt daarmee dat kinderen een bepaald denkschema wat hen eigen is, projecteren op nieuwe objecten. Doet een kind een volwassenen na dan spreekt Piaget van het imitatiespel. Hierbij zijn 2 termen van belang namelijk accommodatie (een denkschema van een ander overnemen) en assimilatie (een denkschema toepassen op jezelf of iets anders). In deze spelvorm leert het kind hoe het is om moeder te zijn, om boodschappen te doen,of om bijvoorbeeld met de auto naar het werk te gaan. Tussen vijf en zeven jaar wordt het rollenspel steeds bewuster gespeeld; het kind is zich meer bewust van het “alsof” karakter van het spel. Vanaf zeven jaar neemt het rollenspel geleidelijk af. In de gehele basisschool blijven rollenspelen een duidelijke plaats innemen.
Wat leert een kind hiervan: Situatie leren kennen, gedrag van mensen leren kennen, denkschema’s in nieuwe situaties toepassen, voelen hoe het is om ziek/bang/boos/blij te zijn, compenseren van angsten en gevoelens, vooruitlopen op gebeurtenissen, waardering voor anderen krijgen
5. Regelspelen
Vanaf ongeveer zeven jaar worden regels in bijvoorbeeld het rollenspel steeds belangrijker.In allerlei vormen kan het regelspel voorkomen; een afgesproken rollenspel, gezelschapsspelen, groepssporten. Vanaf ongeveer 10 jaar is het mogelijk groepsspelen in een eenvoudige vorm te spelen. We bedoelen hiermee teamspelen waarbij samenwerking noodzakelijk is. In deze spelen wordt “regelbesef” namelijk aangeleerd.
Wat leert een kind hiervan: Regelbesef ontwikkelen, samenwerken
6. Receptief spel
Het kind neemt bij deze spelvorm informatie vanuit de buitenwereld op en verwerkt deze. We denken hierbij aan het luisteren van muziek, het bekijken van films, televisie, het lezen van boeken. Sommige mensen vragen zich af of dit nog wel onder spel valt. Hoe men hierover ook denkt, een duidelijk kenmerk is dat de opname van informatie op een speelse wijze plaats vindt; het kind kiest er zelf voor en staat open voor de indrukken die op hem afkomen.Receptief spel wordt vaak gebruikt binnen de BB van de basisschool. Het is belangrijk dat het kind na de opname van de informatie de gelegenheid krijgt tot verwerking van deze informatie in de vorm van praten, bewegen, beeldend bezig zijn.
Wat leert een kind hiervan: Opnemen van informatie
7. Dramatische expressie
Dramatische expressie lijkt erg veel op rollenspel. Toch valt het hier niet onder. Het is namelijk een wisselwerking tussen taal en beweging. Dramatisch expressie is dus meer dan een werkvorm; het gaat hier om ordening en uiting van ervaringen en belevingen op een communicatieve manier. Via drama leer je andermans gevoelens al spelend kennen en ze ook te uiten. Het kind leert open te staan voor het eigen innerlijk en voor signalen uit de omgeving. Daarom is het de moeite waard deze spelvorm in de school te stimuleren.
Wat leert een kind hiervan: Zich vrij te uiten door middel van taal, mimiek en beweging, gevoelens en gedachtes te verwerken, zich te verplaatsen in een ander of iets anders.’
Lees verder