Zeven misverstanden over hoogbegaafde kinderen weerlegd
Als ouder van een hoogbegaafd kind loop je nogal eens tegen vooroordelen aan. Familieleden die het allemaal maar een beetje overdreven gedoe vinden. Kennissen die hun oordeel al klaar hebben als je je kind een klas over laat slaan. Of een docent die weigert extra uitdaging te geven want: 'een beetje verveling maakt juist creatief'. Veel vooroordelen komen voort uit een gebrek aan kennis. Tijd om daar wat aan te veranderen! Hier zeven veel voorkomende misvattingen over hoogbegaafdheid, plús de feiten.
Misvatting 1: Al die heisa om hoogbegaafde kinderen is maar onzin. Wees gewoon blij dat je een kind hebt dat zo slim is, want die zal het later vast ver schoppen!
Of toch niet? Een kind is hoogbegaafd als het bij de slimste 2,5% van de bevolking hoort. Deze kinderen zouden het vwo dus ruim aan moeten kunnen (20% van alle leerlingen gaat naar het vwo). Toch wijst onderzoek uit 2005 uit dat maar 40% van de hoogbegaafden een vwo advies krijgt. De meerderheid van de hoogbegaafden krijgt dus een lager advies! Deze kinderen zijn erg intelligent, maar kennelijk is hun intelligentie alleen niet genoeg om op een passend schooltype terecht te komen. Uiteraard valt hier iets tegenin te brengen: Wat is een 'passend' schooltype? Moeten alle hoogbegaafde kinderen per se naar het vwo? Wat als een kind bijvoorbeeld imker wil worden? Hier zit uiteraard wat in, maar het is onwaarschijnlijk dat 60% van alle hoogbegaafde kinderen zeer bewust tevreden is met een lagere opleiding. De meesten weten nog niet wat ze willen. Zij zouden zich op het vwo, tussen andere kinderen met vergelijkbare interesses, het meest op hun plekje voelen. Ook past het vwo het best bij hun grote leermogelijkheden. Maar daar komen veel kinderen dus niet vanzelf..
Misvatting 2: Veel van die die zogenaamd hoogbegaafde kinderen vallen later genadeloos door de mand. Nul doorzettingsvermogen. Zo hoogbegaafd waren ze dus kennelijk tóch niet
Dat deze kinderen er niet altijd vanzelf komen, leidt óók weer tot een misvatting. Kennelijk waren deze kinderen toch niet zo hoogbegaafd. En waarom extra uitdaging, als die kinderen tóch niet hoogbegaafd zijn? Dit klinkt op zich logisch, totdat je beseft dat deze redenering zaken omdraait. De
gevolgen van een gebrek aan uitdaging worden gebruikt om datzelfde gebrek aan uitdaging goed te praten. Omdat deze kinderen hoogbegaafd zijn én nooit werden aangesproken op hun eigen niveau, hebben ze nooit hun best leren doen. Zodra de stof dan wel moeilijker wordt vallen ze inderdaad door de mand. Dat is dus een reden om ze wél extra uit te dagen, in plaats van een rechtvaardiging om het niet te doen. Door extra uitdaging leren ze zich in te spannen, en zullen ze later moeilijker stof ook aankunnen. Zo kunnen ze hun potentieel waar maken.
Misvatting 3: Je moet een hoogbegaafd kind geen extra uitdaging geven. Een kind moet óók met verveling om kunnen leren gaan. Sterker nog: een beetje verveling maakt juist creatief!
Hier zit een kern van waarheid in. Soms komen de beste ideeën bovendrijven tijdens momenten van verveling, bijvoorbeeld tijdens een regenachtige vakantiedag. Dus, waarom zou je extra uitdaging willen voor een hoogbegaafd kind? Laat het maar lekker in zijn sop gaarkoken, dan komen er vanzelf de mooiste ideeën uit! Maar er is nogal een verschil tussen het een of het ander. Die paar verloren uurtjes in de vakantie, dat is wel eventjes iets anders dan jarenlang, dag in dag uit, vijf dagen per week, gedwongen voor je uit staren. Dat laatste is helemaal niet goed voor je! Werknemers die een baan hebben waarbij ze weinig hoeven te doen, krijgen dezelfde klachten als overspannen werknemers: vermoeidheid, lusteloosheid, een laag zelfbeeld, een verstoorde eetlust en ontevredenheid met het werk. Maar dat is nog niet alles. Onderzoek uit 2007 ontdekte dat werknemers die onder hun niveau werkten, cognitief achteruit gingen. Ze gingen steeds slechter presteren op cognitieve tests. In 1947 was al ontdekt dat ratjes die in een 'saaie' kooi opgroeiden, een slechtere hersenontwikkeling hadden dan ratjes die in een kooi vol uitdagend speelgoed opgroeiden. Langdurige, chronische verveling maakt lusteloos en depressief, en is ook nog eens slecht voor de ontwikkeling van het brein. Alles behalve een goede voedingsbodem voor creativiteit dus!
Misvatting 4: Ouders die hun kind een klas willen laten overslaan zijn verkeerd bezig. Een jong kind tussen oudere leerlingen zetten is een recept voor een eenzame jeugd
Deze hoor je best vaak, en op het eerste gezicht klinkt het ook erg aannemelijk. Toch blijkt onderzoek heel wat anders. Een artikel van Lynn Pollins uit 1983 beschrijft een aantal onderzoeken naar de effecten van een klas overslaan (ook wel versnellen genoemd). Deze onderzoeken rapporteren geen negatieve effecten op sociaal vlak. Sommige studies vinden zelfs positieve effecten: Begaafde kinderen die een klas overslaan blijken sociaal actiever dan begaafde kinderen die geen klas oversloegen. Ook buiten school waren zij meer ondernemend. Dit is in lijn met de resultaten gerapporteerd in het boek
A Nation Deceived: How Schools Hold Back America's Brightest Students (2004). Ook dit boek verzamelde een aantal onderzoeken naar de effecten van versnellen. Hieruit blijkt onder andere dat versnelling geen negatieve effecten heeft op de sociale ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen. Bepaalde groepen hoogbegaafde kinderen gaan er juist sociaal op vooruit. Zo blijkt dat voor zeer hoogbegaafde kinderen twee jaar versnellen op sociaal (en cognitief) vlak juist goed is. Ook 'te jonge' universiteitsstudenten doen het goed op de universiteit. Zij ervaren zelden sociale of emotionele moeilijkheden. Als ze die al ervaren, zijn ze meestal van korte duur, en niet anders dan het aanpassingsproces dat een 'gewone' student doormaakt. Waar komen al die spookverhalen over versnellen dan vandaan? Pollins wijst op het werk van twee andere onderzoekers. Zij zeggen dat bepaalde onderzoekers zich wel negatief uitspreken over versnelling. Echter zijn dit soort uitspraken meestal gebaseerd op de persoonlijke intuïtie van onderzoekers, of op anekdotisch bewijs. In
A Nation Decieved wordt opgemerkt dat de angst voor versnelling mogelijk voortkomt uit ervaringen met vroege leerlingen. Deze kinderen ondervinden wél aanpassingsproblemen in een klas met oudere kinderen. Maar deze twee situaties zijn niet met elkaar te vergelijken. Een vroege leerling komt min of meer door toeval tussen oudere kinderen terecht. Bij een versnelling is bewust voor de situatie gekozen (omdat er kennelijk een mismatch tussen het niveau van de klas en het kind was). Het boek raadt daarom aan om alleen te versnellen als het kind dat ook wil.
Misvatting 5: Stuur je kind niet naar een speciale klas voor slimme kinderen, want dan gaat het naast zijn schoenen lopen
Ook deze klinkt in principe logisch. Een kind dat in een speciale klas voor slimme kinderen geplaatst wordt krijgt een duidelijke boodschap: Jij bent te slim voor de normale school. Daar krijgt het vast een enorm ego van... Of toch niet? Onderzoek wijst uit dat juist het tegendeel het geval is. Op een normale school heten deze kinderen 'vaak de professor' of 'die slimme'. Op een school voor hoogbegaafde kinderen zijn ze echter een gewone leerling. Niets bijzonders aan. Het feit dat je op een school voor slimme kinderen zit, maakt dan minder uit. Dit effect wordt ook wel het Big Fish Little Pond Effect (BFLPE) genoemd. Het BFLPE effect is herhaaldelijk onderzocht, en steeds weer blijkt: kinderen die op een school met andere slimme kinderen komen, vinden zichzelf minder slim dan kinderen op een 'gewone' school. Een studie uit 2003 vergeleek 103558 kinderen in 26 verschillende landen. In alle landen vond men hetzelfde BLFPE effect. Ook Nederland kent scholen voor hoogbegaafde kinderen, de zogenaamde Leonardoscholen. Het effect van deze scholen op het zelfvertrouwen werd in 2008 onderzocht door Barbara Van der Waarde. Van der Waarde testte het zelfbeeld van deze leerlingen op twee verschillende momenten: toen ze net op de Leonardoschool begonnen, en een halfjaar later. Ook hier bleek dat de kinderen zich na een half jaar Leonardoschool minder slim voelden dan voorheen. Overigens was de daling niet heel groot of zorgwekkend te noemen. Een Leonardoschool maakt je niet arrogant, maar je krijgt er gelukkig ook geen minderwaardigheidscomplex van!
Misvatting 6: Hoogbegaafde kinderen lopen misschien op verstandelijk gebied voor, maar emotioneel lopen ze juist achter. Laat ze daarom eerst maar eens leren omgaan met hun leeftijdgenootjes, voor je zelfs ook maar denkt aan extra uitdaging!
Soms zie je dat hoogbegaafde kinderen weinig aansluiting bij hun klas vinden. Kennelijk lopen ze dan op sociaal gebied juist achter, ondanks hun hoge intelligentie. Dus zou je eerst die achterstand weg willen werken, vóór je gaat denken aan extra uitdaging. Anders zou de kloof tussen gevoel en verstand alleen maar groter worden. Toch, hoe verstandig deze redenering ook lijkt, hij is gebaseerd op een misvatting. Onderzoek wijst uit dat ook op sociaal gebied hoogbegaafde kinderen voorlopen. Een onderzoek uit 2006 vergeleek een groep hoogbegaafde kinderen met een groep 'gewone' kinderen. De kinderen vulden vragenlijsten in, en ook de docenten gaven een beoordeling van het gedrag van de kinderen. Tevens werd gekeken hoe de kinderen in de groep lagen. Gemiddeld gezien waren de hoogbegaafde kinderen op sociaal gebied volwassener dan de gewone kinderen. Maar als deze kinderen ook sociaal voor lopen, hoe verklaar je dan dat sommigen weinig aansluiting bij de groep hebben? Dit komt
juist doordat het hoogbegaafde kind sociaal en emotioneel wat verder is. Daardoor heeft het vriendschapsverwachtingen die eerder passen bij oudere kinderen. Die verwachtingen worden niet altijd beantwoord door zijn leeftijdsgenootjes. Een kind kan daardoor wat teleurgesteld raken. Er wordt aangeraden om hoogbegaafde kinderen met leeftijdsgenootjes te laten spelen, maar ook af en toe met andere hoogbegaafde kinderen. Spelen met leeftijdsgenootjes is belangrijk om zich te leren verplaatsen in de denkwereld van minder intelligente kinderen. Spelen met andere hoogbegaafde kinderen is belangrijk om vriendschappen te leren opbouwen en onderhouden. Dus: een hoogbegaafd kind loopt sociaal niet achter. Het is dan ook niet nodig om te wachten met extra uitdaging tot die niet-bestaande 'kloof' is gedicht. Integendeel. In 2008 vergeleek Lianne Hoogeveen een aantal studies naar de sociale effecten van extra uitdaging. Vrijwel alle studies vonden een positief effect op de sociale ontwikkeling.
Misvatting 7: Al dat gehamer op leerprestaties, worden deze kinderen daar niet ongelukkig van? Laat deze kinderen gewoon kind zijn!
Een hoogbegaafd kind kan twee keer zo snel door de lesstof als een gewoon kind. Het zit dus de helft van zijn tijd niets te doen. Met extra uitdaging moet het wel aan de slag, net zoals met gewone kinderen het geval is. Vinden we van gewone kinderen dat hun jeugd wordt afgepakt? Nee! Dus is het voor hoogbegaafde kinderen net zomin zielig dat ze hun tijd op school nuttig besteden. Eerder zagen we al dat verveling en niks doen wél tot frustratie en depressie kan leiden. Een studie uit 1993 volgde een aantal hoogbegaafde kinderen na het stop zetten van een speciaal project voor hoogbegaafden. Het gebrek aan extra uitdaging leidde bij de kinderen tot een gebrek aan energie en nieuwsgierigheid. Ook verloren veel kinderen hun belangstelling voor school. Een studie uit 2001 vergeleek een aantal enquêtes onder hoogbegaafde volwassenen. De meeste volwassenen hadden niet het gevoel dat hun jeugd was afgepakt. Hun enige spijt? Dat ze niet nog meer uitdaging hadden gekregen...
Lees verder