Gepast onderwijs voor iedereen?
Kinderen hebben recht op volledige deelname aan de samenleving. Toch? Het is vreemd, dat dit gedachtegoed in het onderwijs niet gerealiseerd is. Je zou verwachten dat het kind centraal staat in het onderwijs. Maar kijk eens in de praktijk. Slechts bij een aantal is er sprake van uitsluiting. Als we deze trend van uitsluiting willen keren, dan zullen we nadrukkelijk moeten kiezen voor passend onderwijs. Passend onderwijs is een onderwijsvisie en geen onderwijsconcept. Het kan dus op elke school worden gerealiseerd, ongeacht hun concept of onderwijsprofiel. Zijn wij klaar voor deze visie van onderwijs?
Passend onderwijs
Er zijn vele omschrijvingen van passend onderwijs in omloop. Hier een omschrijving van passend onderwijs, die ondubbelzinnig duidelijk maakt wat het inhoudt. Passend onderwijs is een onderwijsvisie en geen onderwijsconcept. Verschillende onderwijsconcepten kunnen passend onderwijs realiseren. Het betekent dat ‘alle leerlingen, ongeacht hun achtergrond, dezelfde scholen bezoeken, in heterogene groepen functioneren en het curriculum volgen, dat afgestemd is op hun eigen mogelijkheden. Leerlingen leren van en met elkaar als ze samen leren en samen worden onderwezen in dezelfde leer- en leefgemeenschap. Ze ontwikkelen zich zo tot volwaardige burgers met een actieve deelname in de maatschappij’. Bij dit passend onderwijs is het de bedoeling dat een zeer klein percentage van de leerlingen nog speciaal onderwijs volgt in speciale scholen.
Doel
Het doel van passend onderwijs is met alle betrokkenen, leerkrachten, leerlingen en ouders samen te werken aan een goede leerervaring voor de leerlingen. Het onderwijs bereidt de leerlingen voor op de toekomst. Er is plaats voor prestaties die persoonlijk zijn, maar ook voor dingen als respect, tolerantie, eerlijkheid en verantwoordelijkheid. Als er bijvoorbeeld een kind met een handicap in de klas komt, leer je veel van dat soort waarden bijna automatisch al aan de leerlingen. Tolerantie voor het kind met de handicap, verantwoordelijkheid voor dat kind. Respect voor de verschillen tussen de leerlingen. Zo wordt het allemaal op een praktische manier onder de aandacht gebracht. Zo'n klas leert dat er niemand wordt buitengesloten, en dat bereidt de leerlingen voor op een toekomst waar ook niemand wordt buitengesloten.
Waarom passend onderwijs
Er zijn veel argumenten waarom passend onderwijs ingevoerd zou moeten worden. Als eerste realiseren de kinderen zich dat er kinderen zijn die anders zijn dan zij, maar er wel bij horen. Verder kunnen kinderen met en zonder beperking in de eigen omgeving met eigen vrienden op eigen niveau onderwijs volgen. Een voordeel hiervan is dat de ouders van deze kinderen geen keuze meer hoeven te maken over een school. De school in de buurt is de beste keuze. Een ander voordeel is dat de kinderen hun eigen vriendjes en vriendinnetjes uit buurt blijven zien binnen en buiten de school. Voor de leerkrachten uit het regulier en het speciaal onderwijs betekent dus dat ze intensief met elkaar samen werken. Ze leren van en met elkaar.
Uit onderzoeken naar de effecten van passend onderwijs blijkt dat leerlingen met en zonder beperkingen onderwezen in passend onderwijs, beter presteren dan leerlingen die gescheiden worden onderwezen in reguliere- en speciale onderwijssituaties. Waar je bij passend onderwijs vooral aan moet denken is dat het vooral een zaak van het hart is en daarna pas een zaak van het hoofd en de portemonnee.
Veel voordelen dus wat betreft passend onderwijs. Maar heeft het alleen maar voordelen? Zoals Johan Cruijff zo treffend zegt: "ieder nadeel heb zijn voordeel". Niet voor elk kind is passend onderwijs geschikt.
Hoogbegaafdheid
Neem bijvoorbeeld een hoogbegaafd kind. Vaak is het zo dat zo’n kind zich niet thuis voelt op een reguliere basisschool, omdat het heel anders in elkaar zit dan een ‘normaal’ kind. Hoogbegaafde kinderen denken anders dan hun leeftijdsgenoten, en in hun geestelijke ontwikkeling zijn ze ook verder. Ze kunnen al reflecteren op zaken waar hun leeftijdsgenoten zich nog helemaal niet mee bezig houden. Ze stellen hele diepe vragen, wat niet normaal is voor kinderen van hun leeftijd. Daardoor zien hun leeftijdsgenoten hen wel eens als 'raar', omdat ze op een heel ander niveau denken. Emotioneel gezien zijn het wel gewone kinderen, die graag met andere kinderen willen spelen. Zoals thuis als op school en in de buurt. Soms komen hoogbegaafde kinderen hierdoor in een lastige situatie terecht. Intellectueel zijn zij hun leeftijdsgenoten al ver vooruit, en ze kunnen vaak beter opschieten met oudere kinderen. Maar emotioneel gezien hebben ze ook behoefte aan contact met leeftijdsgenoten. De meeste hoogbegaafde kinderen presteren niet goed op school. Dit wordt ook wel onderpresteren genoemd, en dit zorgt vaak voor onwenselijke situaties. Ten eerste worden hoogbegaafde kinderen die onderpresteren vaak niet herkend. Dit kan het begin zijn van een hele reeks problemen; het kind kan zich ongelukkig gaan voelen en fysieke en/of psychische klachten ontwikkelen. De hele motivatie en werkhouding van het kind veranderen hierdoor. Deze problemen leiden wellicht naar een bezoek aan de psycholoog, dokter of schoolbegeleidingsdienst, die meestal de hoogbegaafdheid niet herkennen, en een verkeerde diagnose stellen; ADHD, of zelfs zwakbegaafd. Is passend onderwijs bij hoogbegaafde kinderen dan wel toepasbaar? Kunnen deze kinderen niet beter naar een speciale school? Ze zullen zich herkennen in elkaar, en de ander niet als vreemd of raar zien, maar juist hetzelfde. Ook zullen ze hierdoor contact hebben met leeftijdsgenootjes. Deze leeftijdgenootjes begrijpen je, en denken op hetzelfde niveau.
Extra belasting leerkracht
Er is onderzocht wat de gevolgen zijn als leerlingen met een handicap, stoornis of andere beperking, die normaal gesproken naar het speciaal onderwijs zouden gaan, zouden integreren op een reguliere basisschool. De leerkrachten die hieraan meededen is gevraagd naar de consequenties voor henzelf, als de leerlingen met een beperking integreren. Daarbij werd onder andere gekeken naar de gevolgen voor hun eigen ontwikkeling en naar de consequenties voor de taakbelasting en werkdruk. Over het eerste onderdeel, de eigen ontwikkeling zijn de leerkrachten positief, de integratie van deze groep leerlingen heeft bijgedragen aan hun professionele ontwikkeling. Maar over dat tweede, de taakbelasting en werkdruk zijn leerkrachten negatief, ze vinden dat adequate begeleiding van de leerlingen en activiteiten buiten het lesgeven om te veel tijd kosten. Maar een aantal punten zijn opmerkelijk in deze resultaten;
- Ten eerste staan de leerkrachten met minder onderwijservaring positiever tegenover de invloed van de integratie van leerlingen met een beperking op hun eigen ontwikkeling. Misschien hebben deze leerkrachten meer ‘ruimte’ om te ontwikkelen.
- Ten tweede is er een relatie met de groep waaraan de leerkrachten lesgeven; leerkrachten uit de kleuterbouw zijn het minst negatief over de gevolgen voor taakbelasting/werkdruk. Het lijkt alsof integratie in de laagste groepen het meest probleemloos verloopt.
- En als laatste lijkt er een verband te zijn tussen ‘type leerlingen’ en de taakbelasting/werkdruk; leerkrachten die ‘zeer moeilijk opvoedbare’ leerlingen in de groep hebben, zijn negatiever over de ervaren belasting.
Hieruit blijkt dus wel dat het voor de leerkrachten een extra grote opgave is om les te geven aan een klas met daarin ‘normale’ leerlingen, en leerlingen met een beperking. Er is aan de leerkrachten gevraagd welke maatregelen er volgens hen genomen moeten worden om een goed aanbod voor leerlingen met een beperking te kunnen garanderen. De maatregelen die het meest genoemd werden zijn;
- Investeren in ‘extra handen’ in de groep.
- Een maximum stellen aan het aantal leerlingen met een beperking dat in één groep kan worden opgevangen.
- Leerkrachten moeten kunnen beschikken over leermiddelen/leermaterialen die nodig zijn voor leerlingen met een beperking.
- Leerkrachten moeten de tijd krijgen om zichzelf te professionaliseren in de omgang met leerlingen met een beperking.
Het doel van passend onderwijs is dus om met alle betrokkenen, leerkrachten, leerlingen en ouders samen te werken aan een goede leerervaring voor de leerlingen. Er zijn dus veel nadelen, maar ook voordelen te noemen. Als je dit naast elkaar legt dan zie je dat of de kinderen met een handicap er beter vanaf komen als ze meegaan in het passend onderwijs, en dat de hoogbegaafde kinderen er beter vanaf komen als ze naar speciaal onderwijs gaan. De conclusie is dus dat er sowieso nooit sprake kan zijn van geheel passend onderwijs. Maar tot in welke mate is het haalbaar bij u in de klas?