Evolutie van het leven tijdens het Paleozoïcum (primair)
Het Paleozoïcum is een periode uit de geologische tijdschaal die een tijdsspanne overlapt van ongeveer 570 miljoen jaar geleden tot ongeveer 248 miljoen jaar geleden. Het Paleozoïcum is op zijn beurt onderverdeeld in de geologische tijdperken het Cambrium, Ordovicium, Siluur, Devoon, Carboon en Perm. Het Paleozoïcum is een eon dat bijgevolg bestaat uit era.
Het Paleozoïcum (primair)
Cambrium – 570 tot 510 miljoen jaar geleden
Betekenis tijdperk
Genoemd naar de eerste vindplaats van fossielen uit deze periode, in Cambria te Engeland. Dit gebied is bij ons de dag van vandaag bekend als Wales.
Zeeleven
Aan het einde van het Proterozoïcum leefden er al meercelligen in de oceanen. In deze periode vond er een explosie van leven plaats onder water. Een resem van nooit geziene levensvormen noemde de oceaan haar thuis: trilobieten, sponzen, wormen, slakken, algen, … Trilobieten zijn de oudste geleedpotigen. Zij waren zeer talrijk aanwezig tijdens het Paleozoïcum. Zij leefden onder water.
Trilobiet kan je letterlijk vertalen als: 'drie lobben'. Zij hebben deze naam gekregen omdat het lichaam aan de rugzijde meestal in drieën verdeeld is door twee groeven die van kop tot staart lopen. De grootte van trilobieten varieerde van enkele mm tot ca. 30 cm. De meeste hebben goed ontwikkelde ogen.
Ordovocium – 510 tot 439 miljoen jaar geleden
Betekenis tijdperk
De naam is gebaseerd op de naam van een Keltische stam, namelijk de Ordovieken. Deze stam leefde in het zuiden van Engeland voor de Romeinse invasie. Aangezien hier de eerste fossielen daterend uit deze periode zijn gevonden, zijn ze genoemd naar de vroegere bewoners.
Zeeleven
Aan het einde van het Cambrium stierven een aantal soorten uit, maar deze werden meteen vervangen door nieuwe, experimentele levensvormen. De families van de zeedieren breidden zich tijdens deze periode (mede dankzij het zachte klimaat) dan ook enorm uit. Een wijde variatie binnen elke familie was het resultaat hiervan.
Dit uitsterven is te wijten aan het feit dat tijdens deze periode de zeeën warmer waren dan voordien. De soorten die hier niet aan aangepast waren of hiertegen niet bestendig, stierven uit. Andere soorten ontwikkelden zich tot nieuwe vormen en waren hiertegen dan wel bestendig.
Naast de al bestaande trilobieten kwamen er nu talrijke nieuwe groepen organismen voor: bijvoorbeeld mosdiertjes, zeelelies, zeeschorpioenen,… en naar het einde van het tijdperk toe kwamen hierbij ook nog de eerste vissen. De eerste vissen hadden geen kaken en zogen op de zeebodem met hun bek voedsel op. Een deel van deze vissen had een pantser rond de kop, ter bescherming.
Aangezien de continenten sinds hun ontstaan 'ronddreven', zorgde ook dit voor een variatie (bijvoorbeeld van zeestroming of temperatuur onder water) die door de oceaanbewoners benut kon worden.
Siluur – 439 tot 409 miljoen jaar geleden
Betekenis tijdperk
Net zoals het Ordovium genoemd naar een Keltische stam die leefde in een deel van Engeland waar de eerste fossielen uit deze periode gevonden zijn. De Keltische stam was die van de Siluren.
Zeeleven
Nog steeds was alles te doen in de oceanen. Op het land konden rivieren, gevormd door de regen, wel bezet zijn met algen, maar daar bleef het dan ook bij. Het land was kaal, droog en dor.
Tot het midden van het siluur was dit zo totdat de eerste landplanten verschenen. Ze waren niet groter dan enkele centimeters, bevatten geen zaden, geen bloemen en geen bladeren. Het ging hier om een poging tot overschakeling van oceaan naar land door de algen. De meest voorkomende organismen in de oceanen waren de zeeschorpioen, zeelelies, kaakloze vissen en zeeslakken.
Devoon – 409 tot 363 miljoen jaar geleden
Betekenis tijdperk
Genoemd naar het plaatsje Devon in Engeland, waar de eerste fossielen gevonden zijn.
Zeeleven
Een tijdperk vol overgangen ... In de oceanen ontstond er een grote verscheidenheid aan vissen: kaakloze vissen werden verdrongen door vissen met kaken (deze kaken zijn ontstaan uit de voorste kieuwbogen), kraakbeenvissen (zoals haaien) en longvissen, terwijl op het land bomen en bossen voor het eerst verschenen. Deze landbegroeiing heeft waarschijnlijk te maken met de ontwikkeling van een ozonlaag in onze atmosfeer, die bescherming biedt tegen ultraviolette stralen (UV-stralen). Deze ozonlaag is ontstaan omdat het zuurstofgehalte in de ozonlaag geleidelijk is opgebouwd dankzij fotosynthese.
Insecten
De eerste vleugelloze insecten en spinachtigen begaven zich uiteraard op het vasteland. Daar waren ze niet alleen. Een longvis kon aan land komen aangezien deze zowel longen als kieuwen ontwikkeld had.
Bron: Stux, Pixabay Landdieren
Tegen het einde van het Devoon deden de eerste amfibieën hun intrede op het land (en in het water). Ze evolueerden uit de familie van de oerkwastvinnigen, dat waren vissen die botjes hadden in hun vinnen en er aldus meer kracht op konden uitoefenen.
Carboon – 363 tot 290 miljoen jaar geleden
Betekenis tijdperk
‘Carbon’, het Engelse woord voor koolstof, duidt op de steenkool die vooral tijdens deze periode gevormd is, omdat er enorme wouden en moerassen waren.
Zeeleven
In de oceanen verdwenen praktisch alle families van trilobieten en primitieve vissen, onder andere dankzij de opkomst van de haaien. Op het vasteland zorgden enorme wouden voor een gigantische aanvoer van zuurstof. Het zuurstofgehalte van onze planeet is nooit zo groot geweest als toen.
Insecten
In deze immense wouden waren vele soorten insecten en spinachtigen terug te vinden. Dankzij de enorme zuurstoftoevoer, de afwezigheid van grote landroofdieren en de onuitputtelijke voedselbron die de wouden vormden, konden de insecten en spinachtigen dan ook uitgroeien tot afmetingen die onze verbeelding te boven gaan.
De libelachtige Meganeura bijvoorbeeld had een spanwijdte van ongeveer 75 centimeter! Er liepen duizendpoten rond die bijna 2 meter lang waren en schorpioenen met een lengte van meer dan 50 centimeter.
Landdieren
De eerste amfibieën waren bescheiden qua afmeting in vergelijking met deze insecten.
Perm – 290 tot 248 miljoen jaar geleden
Betekenis tijdperk
De eerste fossielen uit deze periode werden aan de voet van het Oeralgebergte in Rusland nabij een klein dorpje, Perm genaamd, ontdekt.
Zeeleven
De oceanen waren een bonte verzameling van verschillende soorten leven. Om nog niet zo duidelijke redenen stierf zo een 95% van alle zeeleven uit op het einde van dit tijdperk. Vermoedelijk heeft een enorme afkoeling van het klimaat hier iets mee te maken.
Klimaat
Op het land veranderde de begroeiing. Tijdens het Carboon bestond die uit enorm uitgestrekte moeraswouden, maar het klimaat werd droger, dus verloren de moerasplanten hun vroegere grootte en werden teruggebracht naar kleine plantjes. Deze droogte bleef aanhouden gedurende heel het Perm.
Landdieren
Niet alleen de planten leden hieronder, ook de amfibieën. Hun poelen droogden helemaal uit. Zij moesten plaats ruimen voor een nieuwe groep die beter tegen de droogte bestand was, namelijk de reptielen.
Lees verder