Franse literatuur in de middeleeuwen en de 17e eeuw
Het Frans is ontstaan uit het Latijn (le latin), maar het heeft ook invloeden uit het Keltisch (la langue celtique). Deze taal werd gesproken in Gallië (la gaule) door Galliërs (les gaulois). Gallië was het westelijke gebied van Europa, waarin onder andere Frankrijk ligt. Het Latijn was de taal van de Romeinen. Uit het Latijn ontstond le roman (het Romeins). Daar is de moderne Franse taal (le français modern) uit voortgekomen.
Verschillende Franse talen
Er werden in Frankrijk twee verschillende talen gesproken, in het noorden (la langue d’oïl) en in het zuiden (la langue d’oc). Alleen monniken konden schrijven. Het eerste geschreven stuk in het Frans (le premier document en français) was Serments de Strasbourg (de eed van Straatsburg). Dit is geschreven in de 9e eeuw.
Karel de Grote
Charlemagne (Franse naam voor Karel de Grote) leefde in de 8e en 9e eeuw. Karel de Grote was koning van het Frankische Rijk, dat hij later uitbreidde. Het voornaamste streven van Karel de Grote was de christelijke godsdienst (katholiek) diep in het hart van zijn onderdanen te planten en deze tot grondslag van staat en maatschappij te maken.
Chansons de geste
De chansons de geste waren heldenverhalen, voorgedragen door rondtrekkende zangers (jongleurs). Het beroemdste voorbeeld is La chanson de Roland (anoniem, 11e eeuw), over de strijd van de achterhoede van het leger van Karel de Grote tegen een overmacht van Moren, die het christenrijk bedreigden. Dit was ook een van de oudste chansons de geste. Jongleurs zingen de chansons op een eentonige melodie en begeleiden zichzelf hierbij op de luit.
De chansons de geste worden in drie groepen onderverdeeld: de geste du Roi, waarin Karel de Grote centraal staat, met als hoogtepunt La chanson de Roland, in de geste de Monglane staat Guillaume d’Orange centraal, hertog van Toulouse en beschermer van Lodewijk, de erfgenaam van Karel. De geste de Doon de Mayence bevat verhalen over vazallen die tegen Karel in opstand komen. Bekend is onder andere De vier heemskinderen.
Thema’s die in bijna alle chansons voorkomen zijn het duel, gevechten, voorspellende dromen en de ridderslag. In de 13e eeuw verschijnen de vrouw en de liefde in het genre.
La chanson de Roland (ridderverhaal, 11e eeuw) gaat over een ridder (Roland) die in de achterhoede van het leger van Karel de Grote vocht. Hij stierf met de hoorn van Olifant en zijn zwaard onder hem. Het laatste wat hij deed was om vergeving vragen van God.
Middeleeuwen
In de Middeleeuwen (le moyen age, rond het jaar 1000) waren er vijf verhaalgenres: De chansons de geste (ridderverhalen), la poésie (de poëzie), le théatre (klucht), romans courtois (van het hof, romantiek) en le fabliaux (ordinaire verhalen).
Eerst kwam het toneel in de kerk, daarna kwam er steeds meer buiten, dat veel vrolijker was.
“Momento mori” La mort (de dood) staat centraal in de middeleeuwen.
17e eeuw
De 17e eeuw (le 17e siècle) staat voor le siècle classique (de klassieke eeuw) en le siècle d’or (de gouden eeuw), waarin Louis 14 leefde en er veel sprake was van ‘imiter les anciens (het oude nadoen)’ en ‘l’ordre (de orde)’. In deze eeuw waren er twee soorten literatuur. Tragédies, van onder anderen Racine en Corneille. Deze hadden strenge regels (les règles strictes). Ze hadden als kenmerken dat het minder dan 1 dag duurde (unité de temps), de plaats (unité de lieu) en de actie (unité d’action). Een rol speelde vaak les nobles, les princes, la mort en du héros. Daarnaast waren er de comédies.
Corneille schreef le Cid. Dit was een Spaanse titel en daarom werd het verboden en verbrand. Racine schreef Esther, Andromaque. Dit was een Griekse naam. Molière schreef Don Juan, L’Quane. Hierin werden karaktertrekken bespot en het moraal was God straft onmiddellijk. L’Académie Française par Richelieu (eerste minister, veel macht, Frans toptaal) had 40 leden (membres). Hij beschermde de Franse taal en keurde Le Cid af op bijvoorbeeld het missen van een dode held. Richelieu maakte een dictionaire (woordenboek) ter behoud van het goede Frans. In de 17e eeuw werd de Franse taal geweldig gevonden.
Jean de la Fontaine
De fabels van Jean de la Fontaine (17e eeuw) zijn gedeeltelijk ontleend aan de Griekse fabeldichter Aesopus. Het zijn dierenverhaaltjes met moraal. Ze zitten vol levenswijsheid en zijn vaak pessimistisch van toon. Hij heeft onder anderen La cigale et la fourmi (de krekel en de mier), le coq et le renard (de haan en de vos), la rat de ville et le rat des champs (de rat van de stad en de rat van het platteland), le corbeau et le renard (de raaf en de vos) en le loup et l’Agneau (de wolf en het lam).
Le cigale et la fourmi gaat over een luie krekel die dom is en geen eten verzameld voor de winter, maar de hele dag zit te zingen. De mier is een harde werker, hij is ijverig en slim, maar ook streng. De mier werkt in de zomer hard om eten te verzamelen voor de winter. Als het winter wordt heeft de krekel niets te eten en gaat naar de mier. Daar leent hij wat eten, maar de mier is wel streng tegen hem. Het moraal is wees voorbereid op slechtere tijden, spaar en eigen schuld, dikke bult.
Le coq et le renard gaat over een haan en een vos. De vos wil de haan opeten, maar deze zit hoog in een boom en vertrouwt de vos niet. Daarom komt hij niet naar beneden. De vos bedriegt de haan door te zeggen dat ze goede vrienden zijn en broeders. Zo probeert de vos de haan naar beneden te praten, maar de haan heeft hem door en maakt de vos wijs dat er jagers aankomen. De vos is nu zo bang dat hij vlucht. Het moraal is dat het een dubbel plezier is om de bedrieger te bedriegen.
Le rat de ville et le rat des champs gaat over twee ratten, de een van de stad en de ander van het platteland. De rat van de stad nodigt de rat van het platteland uit voor een chique diner, maar dan wordt het eten verstoord door herrie aan de deur. De ratten zijn zo bang dat ze niet verder durven eten. Het moraal is de lol is weg als angst om de hoek komt kijken.
Le corbeau et le renard gaat over een raaf die hoog in een boom zit en een heerlijk stuk kaas in zijn bek heeft. De vos wil dit graag hebben en hij vleit met de raaf. Hij zegt dat als zijn stem net zo mooi is als zijn veren, dan is het een vuurvogel (feniks). De raaf doet zijn mond open en laat de kaas vallen. Het moraal is dat dat iedere vleier eigen belang heeft.
Le loup et l’agneau gaat over een wolf en een lam. Het lam is aan het drinken bij een beekje en de wolf komt er ook drinken. De wol beschuldigt het lammetje dat hij zijn water vervuilt. Dit is natuurlijk niet zo en de wolf beschuldigt hem van meerdere dingen die het lammetje nooit gedaan zou kunnen hebben, omdat het nog maar net is geboren. Ook beschuldigt hij zijn broertje, maar hij heeft geen broertje. Uiteindelijk wordt het lammetje toch opgegeten door de wolf. Het moraal is dat een sterk iemand altijd wint van minder sterken. Het recht van de geldt.