Woordvolgorde in het Nederlands: werkwoorden in de bijzin
De meest gemaakte fouten door mensen die Nederlands niet als moedertaal hebben zijn misschien wel fouten in de woordvolgorde in bijzinnen. In een bijzin staan in het Nederlands alle werkwoorden achteraan, terwijl dat in een hoofdzin niet zo is. In dit artikel wordt uitgelegd hoe je een bijzin kan herkennen, en wat het verschil is in woordvolgorde met een hoofdzin.
- Persoonsvorm: Het werkwoord dat vervoegd wordt. De persoonsvorm verandert als het onderwerp verandert.
- Onderwerp (subject): Het onderwerp vind je door te vragen: wie of wat + persoonsvorm?
In het Nederlands bestaan er hoofdzinnen en bijzinnen. Een bijzin hoeft niet minder belangrijk te zijn dan een hoofdzin, maar kan bijna nooit zonder hoofdzin voorkomen.
Hoe herken je een bijzin
Een bijzin is een deel van een zin dat je vaak kunt vervangen door één woord.
Voorbeelden: |
Hij zei dat hij naar huis ging | Hij zei dat |
Ik leg het je uit zodat je het snapt | Ik leg het je daarom uit |
Zij zijn boos omdat ze niets gekregen hebben | zij zijn daarom boos |
|
|
Ik weet niet wie dat tegen hem heeft gezegd | Ik weet niet wie |
Hij wil niet zeggen hoe hij heet | Hij wil dat niet zeggen |
Waarom ze boos is begrijpt niemand | Dat begrijpt niemand |
|
|
Dit is de man die mij dat verteld heeft | Dit is die man |
Ik woon in het huis dat al jaren leeg stond | Ik woon in dat huis |
Ik zie een jongen die ik ken | Ik zie die jongen |
Bijzinnen kan je vaak herkennen aan het woord waarmee ze beginnen.
De volgende woorden worden gevolgd door een bijzin: |
als/wanneer | voor(dat) | dat | naarmate |
toen | alvorens | of | voorzover |
als/nadat | eer | omdat | zoals |
telkens als | terwijl | aangezien | even…als |
steeds als | zodra | doordat | evenals |
tenzij | zolang | hoewel | (als)of |
eer | tot(dat) | nu | hoe…hoe |
sinds | alhoewel | zodat | hoe…des te |
Voorbeelden:
- Hij heeft een slecht humeur sinds hij terug is gekomen.
- Hij werd boos toen ik dat zei.
- Steeds als ik daar aan denk moet ik lachen.
- Ik ging naar huis zodra het twaalf uur was.
Ook kan een bijzin beginnen met een vraagwoord.
Vraagwoord: wanneer, wat, waar, hoe, hoeveel, hoelang, waarom, welk, enzovoort.
Voorbeelden:
- Ik vroeg haar hoe het met haar ging.
- Hij wil weten wat jullie hier doen.
- Mag ik vragen waar jullie vandaan komen?
Verder kan een bijzin beginnen met woorden als ‘die’, ‘dat’ of met ‘aan wie’, ‘van wie’, ‘door wie’ enzovoort. Dit is zo als de bijzin iets zegt over een substantief dat ervoor staat.
Substantief (zelfstandig naamwoord): een ding, mens of dier. Je kunt er ‘de’, ‘ het’ of ‘een’ voor zetten.
Voorbeelden: |
Dat is een jongen die nooit op tijd komt | ‘Die nooit op tijd komt’ zegt iets over de jongen |
Ik zag een huisje dat afgebroken werd | 'Dat afgebroken werd' zegt iets over het huisje |
Jullie zijn de cursisten aan wie ik les geef | ‘Aan wie ik les geef’ zegt iets over de cursisten |
Bijzinnen herkennen
De reden waarom het belangrijk is om bijzinnen te herkennen is dat de woordvolgorde in een bijzin anders is dan in een hoofdzin.
- Het verschil in woordvolgorde tussen een hoofdzin en een bijzin is dat alle werkwoorden achter in de zin staan.
- De volgorde van alle andere woorden in een bijzin is hetzelfde als in een hoofdzin.
Voorbeelden: |
| Ik ga naar huis | (hoofdzin) |
Ik zeg dat | ik naar huis ga | (bijzin) |
| Hij wil gelijk hebben | (hoofdzin) |
Ik denk | dat hij gelijk wil hebben | (bijzin) |
| Je hebt hem gezien | (hoofdzin) |
Ik hoor | dat je hem gezien hebt | (bijzin) |