Vijf spreektaalfouten die je nooit meer hoeft te maken
Is het nou “Ik ben groter als hem” of “Ik ben groter dan hij”? Het is een veel gemaakte fout in de Nederlandse spreektaal. Maar met enkele simpele vuistregels is dit soort fouten makkelijk te vermijden. In het begin vergt het nog een beetje aandacht en oefening, maar na verloop van tijd wordt het toepassen van de regels een automatisme en kun je zonder moeite pronken met je correcte grammatica!
“Groter als” of “groter dan”?
De grootste bron van missers in de Nederlandse taal zou wel eens het gebruik van “als” en “dan” in vergelijkingen kunnen zijn. Als de twee dingen die vergeleken worden gelijk zijn, is het niet zo moeilijk. De meeste mensen voelen wel aan dat je dan “als” moet gebruiken, bijvoorbeeld “ik ben even groot als Piet”. Maar als de vergelijking ongelijk is, dus als de twee dingen die vergeleken worden van elkaar verschillen, wordt het moeilijker. De neiging bestaat om dan ook “als” te zeggen, maar dat is niet juist. Bij ongelijke vergelijkingen moet altijd “dan” gebruikt worden, dus “ik ben groter dan Piet”. Nog lastiger wordt het als de zin geen duidelijke vergelijking tussen twee dingen maakt, maar in wezen wel een vergelijking is: “diefstal komt meer voor dan vroeger”. Ook dan moet de vuistregel gewoon toegepast worden!
Vuistregel: Bij gelijke vergelijkingen gebruik je “als”, bij ongelijke vergelijkingen gebruik je “dan”.
“Even groot als hem” of “even groot als hij”?
Een andere moeilijkheid bij vergelijkende zinnen is wat je achter “als” of “dan” moet zetten. Als het een naam betreft, zoals Piet hierboven, wijst het zich vanzelf. Maar als je naar jezelf wilt verwijzen, moet je voor een voornaamwoord kiezen. Is het “even groot als mij” of “even groot als ik”? De tweede constructie is correct. Eigenlijk begint er achter het woordje “als” een nieuwe zin met een eigen onderwerp (“ik”). Je zou dus ook kunnen zeggen “even groot als ik ben”. Vaak laten we “ben” weg en blijft alleen “als ik” over. Deze redenering geldt voor alle vergelijkende zinnen, of ze nou “als” of “dan” bevatten. Dus ook “ik ben groter dan hij (is)”.
Vuistregel: Bij vergelijkingen gebruik je altijd een voornaamwoord uit het rijtje: ik, jij/u, hij/zij, wij, jullie/u, zij (en nooit mij, jou, hem, haar, ons of hen!).
“Hun” of “hen”?
Het klinkt bijna hetzelfde en is dus makkelijk te verwisselen: "hun" en "hen". Over het algemeen wordt er teveel “hun” gezegd en te weinig “hen”. Je kunt “hun” eigenlijk alleen gebruiken voor een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld “hun boeken” of “hun huis”. In alle andere gevallen moet je “hen” gebruiken, zoals in “de boeken zijn van hen” of “dat moet ik even aan hen vragen”. Als je twijfelt, helpt het om “hun/hen” te vervangen door “zijn/hem”. Vaak hoor je dan wel welk woord van toepassing is en kun je op basis daarvan terug redeneren welke keuze je moet maken. Als je “zijn” kunt gebruiken, kun je ook “hun” gebruiken. En als je “hem” kunt gebruiken, kun je ook “hen” gebruiken.
Vuistregel: “Hun” kan alleen voor een zelfstandig naamwoord staan.
“Hun” of “zij”?
Er is nog een andere constructie waarin “hun” ten onrechte vaak wordt toegepast. Zoals bijvoorbeeld in “hun deden dat ook”. In dat geval is “hun” het onderwerp van de zin en moet je eigenlijk “zij” zeggen: “zij deden dat ook”. Aangezien het onderwerp in een zin vaak voor het werkwoord staat, kom je al een heel eind als je “hun” nooit laat volgen door een werkwoord. Merkwaardig genoeg hoor je deze constructie meestal niet voor andere persoonsaanduidingen. Dus ook hier kan het helpen om te checken of je “hun” kunt vervangen door “hem”. Zo niet, dan moet je waarschijnlijk “zij” zeggen in plaats van “hun”.
Vuistregel: “Hun” staat (bijna) nooit net voor een werkwoord, gebruik in plaats daarvan “zij”.
“Langs” of “naast”?
Het gebruik van “langs” en “naast” gaat ook nog wel eens mis. Het is niet “ik zit langs jou” maar “ik zit naast jou”. Met “naast” geef je dus een plaatsaanduiding aan, terwijl “langs” gebruikt wordt om een beweging aan te geven. Je kunt bijvoorbeeld zeggen “de bal vloog langs mijn oor” of “ik liep langs de oever”. Er zijn zinnen waarin zowel “langs” als “naast” kunnen worden gebruikt, zoals in “ik loop langs jou” en “ik loop naast jou”. Maar de betekenis van beide zinnen is wel verschillend. In het eerste geval loop je voorbij iemand die stil staat, in het tweede geval ben je samen met iemand aan het wandelen!
Vuistregel: “Langs” wordt gebruikt om een beweging aan te geven, “naast” wordt gebruikt om een statische situatie te beschrijven.
© 2015 - 2024 Liesbos, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Frans grammatica: het bijwoordIn dit artikel leg ik precies uit hoe het bijwoord in het Frans wordt gevormd. Je zult zien dat het bijwoord in veel gev…