Hoe kleintjes leren spreken
Enkele uren oude baby's kunnen de moedertaal al van andere talen onderscheiden. Al in de baarmoeder zijn ze gewend geraakt aan de klankeigenschappen van hun eigen taal. En al tijdens het eerste levensjaar bezitten kinderen in potentie een uitstekende taalvaardigheid terwijl ze helaas in die beginfase onvoldoende begeleiding bij het leren spreken krijgen. Meestal verhinderen in “babytaal” sprekende volwassenen een snellere taalontwikkeling.
De spraakontwikkeling van baby's en peuters kent 4 fasen
In Europa bezit een kind van 6 jaar al een woordenschat van gemiddeld 14.000 woorden! Dat is omgerekend ongeveer negen nieuwe woorden per dag en één nieuw woord per uur dat het kind wakker is! Die snelle progressie in spraak wordt door wetenschappers wel eens opgedeeld in vier fasen:
- het “brabbelstadium”;
- het éénwoordstadium;
- het tweewoordenstadium;
- de telegramstijlfase.
Het “brabbelstadium”: nog steeds babytaal
Nog vóór de stem volledig is ontwikkeld, brengen baby’s geluiden voort. Vanaf de tweede maand proberen ze met kreetjes als gu, gr gr etc. om zich verstaanbaar maken en vanaf de vierde, vijfde maand produceren ze de eerste lettergreepachtige geluiden zoals dadada of gagaga. Men gaat er echter vanuit dat dit brabbelen nog geen directe voorloper van spreken is. Het is aannemelijker dat het de baby in staat stelt om met die verschillende geluiden het vocale vermogen te oefenen, op zich zelf staande geluiden aan mekaar te rijgen en daaraan melodieën te geven. Ze oefenen in dit stadium geluidspatronen en toonhoogten.
Geluidjes van een Engelse baby klinken Engels
Na ongeveer tien maanden beginnen ze bepaalde kenmerken in de taal van hun ouders te imiteren, terugkerende melodieën, tonen en lettergrepen. Hoewel er nog steeds geen echte woorden worden gesproken, klinkt in de geluidjes van een Engelse baby Engels door en de geluiden van een Japanse baby begint Japans te klinken.
Het éénwoordstadium: begin van de spraakontwikkeling
Tegen het einde van het eerste levensjaar komt het tot de eerste begrijpelijk uitgesproken woorden. Dat is het begin van het echte spreken. In het algemeen zijn het korte woordjes die worden gebruikt voor het benoemen van dingen. Baby’s vinger wijst nu naar een "bal" op een "auto" of "mama".
Die eerste woorden kunnen mogelijk een nog ruimere betekenis hebben. Met "bal" bedoelt de baby aanvankelijk een rond ding. Ongetwijfeld zal hij bij het noemen van dat woord ook eens op een klok, een soepbord of een bloempot wijzen. Het kost enige tijd voordat hij heeft geleerd om de verschillende voorwerpen met specifieke eigenschappen te associëren. Bijvoorbeeld dat een bal rolt en stuitert en een bloempot niet. Pas dan zal het kind het woord "bal" alleen voor een bal gebruiken.
Woordjes met elkaar in verband brengen
In de eerste helft van het tweede jaar worden voor het eerst woordjes gebruikt om aandacht te trekken of om uitdrukkelijke wensen kenbaar te maken. Als ze de bal op de grond willen hebben, uiten ze dat nu door met de vinger te wijzen, bij een tweede poging waarschijnlijk gevolgd door een zeurderig uitgesproken woord "bal".
Ook worden nu afzonderlijke woorden voor het eerst met elkaar verbonden om te communiceren. Ter illustratie:
- de dreumes hoort een vliegtuig: "Vietui";
- papa: wat?
- kind: rijden;
- papa: wat?
- kind: auto.
Op dat moment is papa vol verwondering (en ook béwondering) over het feit dat de peuter het heeft over het uitstapje de dag ervoor naar het nabijgelegen vliegveld. Kinderen beginnen er nu over na te denken hoe ze bepaalde woorden kunnen groeperen om zich naar volwassenen beter te uiten.
De tweewoordenfase: leren spreken
Vanaf pakweg anderhalf jaar worden twee woorden samen gebruikt om een boodschap te onderbouwen, waardoor mama en papa voor nóg grotere raadsels worden gesteld. Zo kan "Anne auto!" betekenen dat Anna een auto gezien of gehoord heeft. Maar het is ook mogelijk dat ze zich het laatste ritje naar de winkel herinnert... of dat ze er een wil hebben.
In dit stadium van de spraakontwikkeling, beperkt zich de betekenis van het genoemde meestal tot twee categorieën:
- iets wat beweegt, respectievelijk iets wat door iemand anders bewogen of verplaatst moet worden;
- of de combinatie van twee woorden wordt gebruikt om een plek aan te duiden. "Is tuin ..." is een voorbeeld van hoe het kind spreekt over iets waarvan het weet dat het zich in de tuin bevindt.
Tijdens deze tweewoordenfase neemt het spraakrepertoire snel toe. Een driewoordenfase kent men in de spraakontwikkeling niet. Tot de eerste bewust uitgesproken zinnetjes is het nu niet ver meer.
De telegramstijl: de taalontwikkeling krijgt vaart
Bij het begin van deze ontwikkelingsfase worden eenvoudige korte zinnetjes geproduceerd die zowel werkwoorden en zelfstandige naamwoorden bevatten. De werkwoorden zijn nog beperkt tot de tegenwoordige tijd, zelfstandige naamwoorden nog tot het enkelvoud. Ook is er nog sprake van voorzetsels en woorden als “van”, “naar”, “tot”, en een onderscheid in “die”en “dat”. Ook de volgorde van de woorden nog tamelijk willekeurig gekozen.