Lichaamstaal bij een presentatie: de ogen
Heel veel van wat je communiceert zeg je niet met woorden, maar met lichaamstaal. Wat houdt lichaamstaal allemaal in? Dat is onder andere je mimiek, hoe je kijkt, je stemgebruik en je lichaamshouding, maar ook hoe je kijkt. Het juiste gebruik van de ogen is van groot belang. Als je niet kijkt naar je publiek, dan heb je geen aandachtige luisteraars. Toch worden er heel wat fouten gemaakt tegen deze elementaire regel.
De ogen zijn het allerbelangrijkste instrument dat de spreker heeft. Ogen hebben heel veel macht. Denk maar terug aan je schooltijd: de dwingende blik van een leerkracht die, zonder dat hij ook maar een woord zei, gewoon door naar jou te kijken, ervoor zorgde dat je stil werd en je bovendien ook nog schaamde dat je een praatje maakte met een medeleerling.
Hij keek recht naar mij!
Een goede spreker kijkt naar zijn publiek, naar iedereen in zijn publiek. Dit betekent niet dat je staart, want dat kan bedreigend overkomen (denk maar aan bovengenoemde leerkracht). Je kijkt kort van links naar rechts, van voren naar achteren, op een rustige manier. Sprekers voor een groter publiek delen hun toehoorders in in vakken en maken diagonalen met hun ogen. Dit trucje wordt ook toegepast door zangers en zangeressen. Tienermeisjes weten het heel zeker: “Hij keek recht naar mij, recht in mijn ogen.” Neen, hij keek volgens diagonalen, zodat iedereen het gevoel had dat hij of zij werd aangekeken.
Mocht je last hebben met kijken naar een kleiner publiek, omdat je dat bedreigend vindt, kijk dan naar de voorhoofden van mensen. Ze hebben nog steeds de indruk dat je naar hen kijkt, maar voor jou is het niet zo beangstigend.
Een vluchtweg zoeken
Mensen die naar buiten kijken terwijl ze een presentatie geven (niet de hele tijd, maar af en toe naar het raam kijken), kijken vaak ook naar de deur. Ze hebben stress en zoeken daarom onbewust naar een vluchtweg. Ons lichaam kent immers maar enkele reacties op stress: vechten, vluchten of stokstijf blijven staan.
Je kunt deze ‘vluchtreflex’ natuurlijk controleren: je gaat niet door de deur, je springt niet door het raam. Als je je bewust bent van je lichaamstaal en je oogcontact, dan kun je ook je onbewuste blikken naar een vluchtweg onder controle houden. Het is een kwestie van oefenen voor de spiegel. Als je daar recht in je eigen ogen kijkt, dan zal je ook minder de neiging hebben om weg te kijken als het ‘voor echt’ is. Adolf Hitler is niet iemand die navolging verdient, maar door zijn bevlogen speeches kon hij (jammer genoeg) grote groepen mensen overtuigen om zijn ideeën te aanvaarden en mee te werken aan zijn gedachtegoed. Het is bekend (er zijn foto’s genoeg) dat Hitler uren oefende voor de spiegel, tot elk detail van zijn lichaamstaal goed zat.
Plafondstaarders
Je kent ze wel: de mensen die als het ware een religieuze verschijning hebben, de wedernederdaling van de Heilige Geest aanschouwen op het plafond. Soms, in een afgezwakte vorm, is dit de achterste muur van het lokaal. Dit zijn mensen die een volledige tekst hebben uitgeschreven. Voor een presentatie is dat een zwakte: je gaat je altijd de geschreven zinnen proberen te herinneren. En geschreven zinnen klinken nu eenmaal niet zoals gesproken zinnen. Bovendien leiden ze je af van je publiek. Door het feit dat je je de zinnen letterlijk probeert te herinneren, ga je als het ware kijken naar je hersenen, naar boven dus. Je moet er ook maar eens op letten: als je een vraag stelt aan iemand en die persoon moet nadenken, dan zal hij of zij ook vaak naar boven kijken om zich het gevraagde feit te kunnen herinneren. Vandaar dat plafondstaren, dus.
Als je een presentatie voorbereidt, moet je daarom werken met kernwoorden. De voordelen hiervan zijn talrijk. Zo zal je bijvoorbeeld minder tijd moeten steken in het schrijfproces, want je schrijft veel minder woorden op. Bovendien zal je nadien de losse woorden aan elkaar moeten praten tot een samenhangende tekst. Dit betekent dat je in de plaats van schrijftaal spreektaal zal gebruiken, wat veel beter en natuurlijker overkomt bij je publiek. De tijd die je gewonnen hebt door minder te schrijven, kan je gebruiken om meer te oefenen, eerst inhoudelijk, later ook met aandacht voor je lichaamstaal.